ECLI:NL:RBAMS:2008:BG0998

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/999128-08
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.G. Bauduin
  • S.M. Koning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens gebrek aan opzet bij overtreding zwavelgehalte brandstoffen

In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 oktober 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 februari 2007 gasolie met een te hoog zwavelgehalte zou hebben gebruikt voor haar vrachtschip, varend onder de vlag van Antigua & Barbuda. De verdachte werd beschuldigd van het gebruik van gasolie met een zwavelgehalte van 0.255%, wat boven de toegestane norm van 0.20% ligt, in strijd met de Wet inzake de luchtverontreiniging en het Besluit zwavelgehalte brandstoffen. Tijdens de zitting op 10 oktober 2008 werd het bewijs besproken, waaronder een proces-verbaal van opsporingsambtenaren die monsters van de brandstof hadden genomen en geanalyseerd. De officier van justitie concludeerde tot een geldboete van € 3.000,- en stelde dat de verdachte een onderzoeksplicht had om de kwaliteit van de brandstof te controleren.

De rechter oordeelde echter dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van het verhoogde zwavelgehalte van de geleverde gasolie. De politierechter overwoog dat de verdachte, gezien de omstandigheden, niet redelijkerwijs had kunnen weten dat de brandstof niet voldeed aan de normen. De rechter concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat er geen aanwijzingen waren dat zij op de hoogte was van de overtreding. Daarom werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit vonnis is gewezen door mr. F.G. Bauduin, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Koning, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/999128-08
Datum uitspraak: 20 oktober 2008
verstek
VONNIS
van de economische politierechter in Amsterdam, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
gevestigd [adres] (Bondsrepubliek Duitsland),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
De economische politierechter heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2008.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat
zij op of omstreeks 19 februari 2007, binnen de territoriale wateren van Nederland en/of te Moerdijk opzettelijk gasolie en/of gasolie voor de zeescheepvaart heeft gebruikt voor de (hulp)motor(en) van haar onder de vlag van Antigua & Barbuda varende motorschip genaamd "[naam motorschip]", met een zwavelgehalte van 0.255 % althans meer dan 0.20 %;
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging gebezigd in de zin van de Wet inzake de luchtverontreiniging en het Besluit zwavelgehalte brandstoffen;
artikel 1 Besluit zwavelgehalte brandstoffen
artikel 92 in verband met artikel 13 en 89 van de Wet inzake de luchtveront-
reiniging
artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten
2. Voorvragen
3. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak waar het de opzet betreft. Zij acht de overtredingsvariant wettig en overtuigend bewezen en vordert daartoe een geldboete van
€ 3.000,-.
4. Waardering van het bewijs
De economische politierechter acht de opzet niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De economische politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 19 februari 2007 te Moerdijk gasolie heeft gebruikt voor de motor van haar onder de vlag van Antigua & Barbuda varende motorschip genaamd "[naam motorschip]", met een zwavelgehalte van 0.255 %.
5. Het bewijs
De politierechter grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in het navolgende bewijsmiddel.
Een proces-verbaal met nummer 2007005183-1 van 21 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 1] en [persoon 2], met de daarbij behorende bijlagen.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 19 februari 2007 zagen wij in de havens Industrieterrein Moerdijk, gelegen in de gemeente Moerdijk, het vrachtschip [naam motorschip] liggen.
Ter controle op de naleving van de bepalingen gesteld bij of krachtens de Wet inzake de luchtverontreiniging gericht op het zwavelgehalte van de aan boord gebruikte brandstof voor de scheepvaart, begaven wij ons aan boord.
Uit gegevens van het International Safety Management Certificate bleek dat het vrachtschip [naam motorschip] voer onder management van [verdachte], [adres], Bondsrepubliek Duitsland (de economische politierechter begrijpt: verdachte).
Vervolgens hebben wij monsters laten nemen van de brandstof. Onder toezicht van ons zijn door werktuigkundige van het vrachtschip [naam motorschip] vervolgens drie schone ½ liter flessen gevuld met ongeveer een ½ liter gasolie voor de scheepvaart. Door ons werden de hiervoor omschreven monsters voorzien van nummers, onder welke 2007.0219.1250.2727-A. Op 15 juli 2007 ontving ik, [persoon 1], van een gecertificeerd laboratorium het analyserapport van het monster voorzien van het nummer 2007.0219.1250.2727-A. Uit het analyserapport bleek dat het zwavelgehalte (Sulphur) van het aangeboden monster 0.275% massa bedroeg. Gezien de reproduceerbaarheid (foutmarge) in de gehanteerde analysemethode EN-ISO 14956 dient gelezen te worden dat het zwavelgehalte in het monster voorzien van het nummer 007.0219.1250.2727-A tenminste 0.255% massa bedroeg.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
De economische politierechter is echter van oordeel dat verdachte daarvoor niet strafbaar is. Hij overweegt daartoe het volgende.
Op 19 februari 2008 zijn de monsters genomen van de op dat moment in de dagtank van het vrachtschip de “[naam motorschip]” aanwezige brandstof. Blijkens de in bijlage 11 van het dossier aanwezige “Marine Bunker delivery receipt” d.d.18 februari 2007 en de Invoice van dezelfde datum heeft de [naam motorschip] op 18 februari 2007 (172 megaton) gebunkerd in Moerdijk. Op voornoemde “Marine Bunker delivery receipt” staat vermeld dat het gaat om “gasoil”, vertaald gasolie, met een “sulpher grade”, vertaald zwavelgraad, van 0,2 %. Deze graad staat ook vermeld in het e-mailbericht van 16 februari 2007 van [persoon 3] van [transportbedrijf 1], gericht aan “Dan-bunkering”, de leveraar van de gasolie. Ook de hoogte van de nota voor de geleverde olie ten bedrage van USD 86.964,20 levert geen indicatie op dat het zou kunnen gaan om olie met een te hoog zwavelgehalte.
De Officier van Justitie heeft aangevoerd dat op verdachte een onderzoeksplicht rustte ten aanzien van de aangekochte gasolie. Verdachte had gezien de strenge normen monsters moeten nemen, aldus de Officier.
Gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden is de politierechter van oordeel dat de bij verdachte aanwezige feitelijk onjuiste voorstelling van zaken, te weten dat de geleverde gasolie gasolie betrof met een zwavelgraad van maximaal 0.2 %, verontschuldigbaar is. De economische politierechter baseert dit op het feit dat in het dossier geen aanwijzingen aanwezig zijn dat verdachte bekend was met de verhoogde zwavelgraad van de geleverde gasolie, dan wel aanwijzingen die tot de conclusie zouden moeten leiden dat verdachte redelijkerwijs met de zwavelgraad bekend had moeten zijn. Onder die omstandigheden kan in het economische verkeer niet van verdachte worden gevergd dat zij zelfstandig en te allen tijde een onderzoeksplicht heeft om te onderzoeken of de geleverde olie voldeed aan de normen voor wat betreft het zwavelgehalte.
Verdachte dient op grond van het voorgaande dan ook terzake van het bewezen geachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
8. Beslissing
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en ontslaat haar van alle rechtsvervolging terzake daarvan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Bauduin, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Koning, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2008.