3.2. Eisers stellen daartoe het volgende.
De weigering om hun advocaat toe te laten bij de politieverhoren is onrechtmatig. In de zaak Salduz tegen Turkije heeft het EHRM geoordeeld dat een ieder die wordt verdacht van een strafbaar feit - ook gedurende de onderzoeks- of voorfase van een strafproces - het recht heeft effectief te worden verdedigd door een advocaat. Dit vormt een fundamenteel onderdeel van een eerlijk proces.
Volgens het EHRM dient op grond van artikel 6 van het EVRM de verdachte al vanaf de initiële fase van politieverhoor de gelegenheid te krijgen te profiteren van de bijstand van advocaat. Doordat dit recht wordt gekoppeld aan het recht op een 'fair hearing' kan worden geconcludeerd dat de ondervraging door de politie uitsluitend als ‘fair’ kan worden bestempeld als daarbij een advocaat aanwezig is geweest. Dit recht op fysieke aanwezigheid van de advocaat bij het politieverhoor volgt ook uit de ratio van het recht ‘to benefit from the assistance of a lawyer’
- de standaardzinsnede die het EHRM in veel zaken heeft gebruikt - te weten bescherming van de verdachte tegen ontoelaatbare druk van de autoriteiten, het voorkomen van gerechtelijke dwalingen en ‘equility of arms’ tussen de onderzoekende danwel vervolgende autoriteiten en de verdachte.
Het recht op fysieke aanwezigheid van de advocaat bij politieverhoren kan ook worden afgeleid uit de opvatting van het EHRM dat de positie van de verdachte met betrekking tot de regels inzake het bewijs slechts behoorlijk kan worden gewaarborgd met behulp van de assistentie van een advocaat. De advocaat kan er immers voor waken dat het recht van de verdachte om zichzelf niet te incrimineren, wordt gerespecteerd. De fysieke aanwezigheid van de advocaat is daarvoor een vereiste.
Tot slot kan het recht op fysieke aanwezigheid worden afgeleid uit de korte maar krachtige slotconclusie verwoord in overweging 55 laatste zin in de Salduz zaak, weergegeven bij de feiten onder 2.4. Volgens [hoogleraar], hoogleraar straf- en strafprocesrecht aan de universiteit Maastricht, zegt het EHRM in feite dat belastende verklaringen die worden afgelegd tijdens politieverhoren waarbij de raadsman niet is toegelaten in beginsel niet voor het bewijs mogen worden gebruikt en een onherstelbare schending van artikel 6 EVRM met zich brengen.
De in de uitspraak van het EHRM gebruikte terminologie ‘access to a lawyer should be provided as from the first interrogation of a suspect by the police’ mag niet zo worden geïnterpreteerd dat de fysieke aanwezigheid van de advocaat bij politieverhoren daar niet (perse) onder valt. Het EHRM koppelt het genoemde recht ‘access to a lawyer’ immers aan de notie dat de fundamentele verdragsrechten voldoende praktisch en effectief moeten zijn. Uit de concurring opinions van de afzonderlijke rechters bij de Salduz uitspraak volgt ook dat moet worden uitgegaan van een recht op aanwezigheid van de advocaat bij de politieverhoren.
Dit recht mag alleen worden beperkt op grond van bijzondere omstandigheden, welke van een dwingend karakter moeten zijn. Gedaagden hebben geen dwingende redenen aangevoerd. Uit het arrest van het EHRM van 11 december 2008 Panovits tegen Cyprus volgt dat het EHRM het standpunt is toegedaan dat een gebrek aan rechtskundige bijstand gedurende een verhoor een inperking van de verdedigingsrechten meebrengt. Dit volgt in het bijzonder uit paragraaf 66 van dat arrest, weergegeven bij de feiten onder 2.5.
Tot slot volgt uit de EHRM rechtspraak in het algemeen dat de advocaat gedurende de politieverhoren onbeperkt kan optreden. Overigens heeft [eiser 1] verklaard al te zijn verhoord door de politie, zonder dat hij daaraan voorafgaande zijn raadsman heeft kunnen consulteren.
Eisers hebben een spoedeisend belang. Zij bevinden zich thans in verzekering en zullen worden gehoord door de politie. De toegang van hun advocaat bij die verhoren is op geen enkel andere wijze afdwingbaar.