Dit bedrag is - aldus [verzoeker sub 2] - als volgt samengesteld:
- € 8.346.769,00 aan ontslagvergoeding gebaseerd op de SEVP-regeling
(33 gewogen dienstjaren x € 180.666 x 1,4);
- € 3.500.000,00 aan gegarandeerde bonussen voor 2008 en 2009;
- € 1.750.000,00 aan eenmalige uitkering in plaats van de welcome award;
- € 4.613.276,00 aan retentie award.
7. Volgens [verzoeker sub 2] heeft ABN AMRO daarnaast erkend per 30 december 2008 hem nog het bedrag van € 192.500,00 bruto ter zake van het zogenoemde Long Term Incentive Plan (verder: LTIP) verschuldigd te zijn, welk bedrag derhalve niet besloten zit in het door ABN AMRO voorgestane bedrag van € 2.433.000,00 bruto.
8. Ad a) De ontslagvergoeding
[verzoeker sub 2] onderbouwt zijn stellingen met betrekking tot de ontslagvergoeding door er op te wijzen dat ABN AMRO zelf het beleid heeft opgesteld met de C-factor van 1,4 voor de TEG-leden. ABN AMRO heeft in nagenoeg alle gevallen tot heden die factor ook toegepast; ook als dat resulteerde in aanzienlijke bedragen. ABN AMRO heeft [verzoeker sub 2] meerdere keren onverbloemd bevestigd dat deze regeling te zijner aanzien zou worden nagekomen, wetende dat dan de ontslagvergoeding zou resulteren in het bedrag van € 8.346.769,00. Dat andere bedrijven met een factor van C=1 werken, maakt voor deze aanspraak van [verzoeker sub 2] uiteraard geen verschil.
9. Ook de arbeidsmarktpositie van [verzoeker sub 2] is ABN AMRO al lang bekend en is eerder geen reden geweest om de ontslagvergoeding neerwaarts aan te passen. Overigens was toentertijd zijn arbeidsmarktpositie waarschijnlijk zelfs beter dan nu, gelet op de verslechtering van de arbeidsmarkt in de financiële sector.
10. Met de nieuwe kantonrechtersformule dient geen rekening te worden gehouden; die is nog niet van kracht en de regeling van ABN AMRO met betrekking tot de TEG-leden is gebaseerd op de oude Kantonrechtersformule.
11. Voor wat betreft de vertegenwoordigingbevoegdheid van de leden van de Raad van Bestuur van ABN AMRO wijst [verzoeker sub 2] er op dat hij er te goeder trouw vanuit is gegaan en ook mocht gaan dat de Raad van Commissarissen op de hoogte was en de afspraken goedkeurde. De heer [persoon 2] noch een van de bestuurders van ABN AMRO of van Fortis hebben er ooit op gewezen dat de afspraken (mogelijk) niet geldig waren.
In die tijd was de situatie van ABN AMRO en Fortis bovendien ook te onduidelijk om zulke verstrekkende gevolgen te verbinden aan de besluitvorming en de ondertekening van de brieven. Bovendien herleeft bij het einde van zijn functioneren als lid van de Raad van Bestuur het SEVP-contract van [verzoeker sub 2] en op die basis dient zijn ontslagver-goeding te worden bepaald. De afspraken zijn derhalve rechtsgeldig gemaakt.
12. Het feit dat andere bestuurders vrijwillig hun ontslagvergoeding hebben beperkt tot één jaarsalaris, houdt in dat dit niet kan worden afgedwongen. Bovendien hebben de
Minister-President en de Minister van Financiën (bij de brieven genoemd in rov 1.19 en 1.20) bevestigd dat gemaakte afspraken zullen worden gerespecteerd en nagekomen.
13. Tot slot stelt [verzoeker sub 2] dat de algemeen in Nederland levende rechtsbeginselen juist meebrengen dat gemaakte afspraken en gedane toezeggingen moeten worden nagekomen, dat gewekt vertrouwen moet worden gerespecteerd en dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld. Bestaande opvattingen over de hoogte van beloningen en ontslagvergoedingen kunnen geen grond vormen om individuele aanspraken ongedaan te maken.
14. Ad b en c) Bonus en retentie award
Fortis heeft - mede op verzoek van De Nederlandsche Bank - met [verzoeker sub 2] aanvul-lende bonus- en retentie-afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in de onder rov 1. 14 en 1.15 genoemde brieven, die ook voor ABN AMRO bindend zijn. Men was er ook van op de hoogte; de heer [persoon 2] heeft de brieven geconcipieerd en ze zijn door Fortis aan [verzoeker sub 2] verzonden. ABN AMRO heeft zulks bevestigd bij de in rov 1.17 genoemde mail van de heer [persoon 5].
15. [verzoeker sub 2] is benoemd op voordracht van Fortis; [verzoeker sub 2] (en een collega) waren in dienst voor het Fortis-deel van het Consortium. De kosten van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker sub 2] zouden aan Fortis worden doorberekend, net als de kosten van de medewerkers die voor RBS of Banco Santander bij (het ongesplitste deel van) ABN AMRO werkten. [verzoeker sub 2] werkte bij het zogeheten F-share (Fortis-deel) en mocht ervan uitgaan dat afspraken gemaakt met de Raad van Bestuur van Fortis bindend zouden zijn. In de praktijk werden destijds de arbeidsvoorwaarden van de SEVP-leden en van de Raad van Bestuur door de Raad van Bestuur van Fortis bepaald.
16. Al met al heeft [verzoeker sub 2] aldus aanspraken jegens ABN AMRO tot het bedrag van
€18.210.045,00 bruto. [verzoeker sub 2] is echter bereid met een lager bedrag genoegen te nemen en dient daarvoor een tegenverzoek in.
Tegenverzoek
17. Als tegenverzoek heeft [verzoeker sub 2] gevorderd ABN AMRO te veroordelen uiterlijk op 10 januari 2009 hem tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen het bedrag van
€8.000.000,00 bruto, met de bepaling dat de wijze van betaling door [verzoeker sub 2] zal worden bepaald, vooropgesteld dat deze zal voldoen aan de daarvoor geldende fiscale wet- en regelgeving. Daarbij verzoekt [verzoeker sub 2] uitdrukkelijk te overwegen dat hij recht heeft op het bedrag van € 18.210.045,00 bruto.