2.3. Met betrekking tot de in eerste instantie overeengekomen werkzaamheden geldt het volgende.
Van de 80, dan wel 80,5, overeengekomen mandagen zijn de werkzaamheden corresponderend met 64 dagen uitgevoerd. Voor deze werkzaamheden heeft A 103 dagen gefactureerd. De deskundige heeft voor deze werkzaamheden 100 dagen aannemelijk geacht.
Het verschil van drie mandagen zit in post 13, waar A c.s. voor “nieuwe verwarming Woonkamer/eetkamer/ 1 kamer 2e verdieping” zeven dagen heeft gefactureerd en waarvoor de deskundige vier dagen aannemelijk acht. Niet in geschil is dat er maar één nieuwe radiator is geplaatst, in plaats van de begrote drie.
In zijn akte na deskundigenbericht heeft A c.s. betoogd dat de deskundige er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat bij het voor post 13 gefactureerde werk is inbegrepen dat alle bestaande radiatoren op verzoek van G c.s. zijn verwijderd en later teruggeplaatst en dat voor deze werkzaamheden drie mandagen als redelijk aangemerkt moet worden, zodat uitgegaan zou moeten worden van zeven mandagen.
G c.s. heeft in zijn akte na deskundigenbericht aangevoerd dat met het kortstondig loskoppelen en weer vastmaken van de bestaande radiatoren drie uur gemoeid is geweest.
Het commentaar van de deskundige bij post 13 luidt:
“J heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat drie nieuwe radiatoren zijn aangebracht. Wel zouden alle bestaande radiatoren op later verzoek van G zijn afgekoppeld en uiteindelijk weer zijn herplaatst, volgens brief mr. J. Felperlaan d.d. 29-02-2008.”
Geoordeeld wordt als volgt. Voor zover de werkzaamheden die gemoeid waren met het loskoppelen en herplaatsen van de oude radiatoren, behoren te vallen onder post 13 – beide partijen lijken hiervan uit te gaan –, geldt dat A c.s. niet heeft onderbouwd waarom met dit werk drie dagen als redelijk dient te worden aangemerkt. Nu G c.s. dit heeft bestreden met de stelling dat het werk drie uur heeft geduurd en dit ook niet onaannemelijk voorkomt, zal de rechtbank de deskundige volgen in zijn oordeel dat voor post 13 vier mandagen reëel zijn.
Ook G c.s. heeft in zijn akte na deskundigenbericht bezwaar gemaakt tegen de vaststelling door de deskundige van het aantal reëel geachte mandagen. Dit bezwaar betreft onder meer post 1, “Electra hele huis”, waarvoor de deskundige de overschrijding van 14 dagen reëel heeft geacht en heeft geoordeeld dat een totale werktijd van 21 dagen reëel is. Dit bezwaar is evenwel niet onderbouwd. G c.s. stelt slechts “dat het onmogelijk is dat er meer dan 6 volle werkweken aan manuren aan de aanleg van elektra zijn besteed”. Nog daargelaten dat de gefactureerde werkdagen 12 uur behelsden en de gedeclareerde uren daarmee niet op zes werkweken komen, wordt geoordeeld dat dit betoog onvoldoende is om te concluderen dat het oordeel van de deskundige op dit punt onjuist is.
Hetzelfde geldt voor het bezwaar van G c.s. tegen de 14 dagen die de deskundige reëel heeft geacht voor de post “leidingwerk badkamer, toilet en keuken inclusief gasaanvoer fornuis”. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan aan het betoog dat er “onmogelijk (14 x 12=) 168 volle werkuren aan zijn besteed” niet leiden tot de conclusie dat het oordeel van de deskundige onjuist is.
De rechtbank volgt dan ook het oordeel van de deskundige dat met de werkzaamheden die corresponderen met de begrote en afgeronde 64 mandagen 100 mandagen gemoeid zijn geweest. Daarmee heeft A c.s. zijn begroting met zo’n 56 procent overschreden.
De deskundige concludeert, en dit heeft A c.s. in de akte na deskundigenbericht niet bestreden zodat de rechtbank deze conclusie overneemt, dat deze overschrijding het gevolg is van een ingrijpende onderschatting door A c.s., althans van zijn bemiddelaar J, van de tijd die met de werkzaamheden gemoeid zou zijn.