ECLI:NL:RBAMS:2008:BH2370

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
399469
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een boetebeding in consumentenovereenkomsten met betrekking tot creditcards

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid International Card Services B.V. (eiseres) en een gedaagde die niet verschenen was. De eiseres had een boetebeding opgenomen in haar algemene voorwaarden met betrekking tot het niet tijdig inleveren van een creditcard. De rechtbank moest ambtshalve toetsen of dit boetebeding onredelijk bezwarend was in de zin van artikel 6:233 BW, in het licht van de Richtlijn 93/13/EEG over oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

De rechtbank overwoog dat het boetebeding, dat een boete van € 22,69 per dag voor het niet retourneren van de creditcard voorschreef, in beginsel niet onredelijk was. Echter, de cumulatieve boete die de eiseres vorderde, die opliep tot meer dan € 17.000, was in verhouding tot de hoofdvordering van € 2.534,48 geheel onevenredig. De rechtbank concludeerde dat het boetebeding in de wijze waarop eiseres het toepaste onredelijk bezwarend was voor de gedaagde.

De rechtbank besloot het boetebeding niet te vernietigen, maar de inhoud ervan te beperken tot de expiratiedatum van de creditcard, met een maximum van € 5.000 aan reeds verbeurde en nog te verbeuren boetes. De eiseres werd in het gelijk gesteld voor het bedrag van de hoofdsom en de verbeurde boetes tot het vastgestelde maximum. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en tot afgifte van de creditcard aan de eiseres.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 399469 / HA ZA 08-1555
Vonnis van 10 september 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. E.L. Polak,
tegen
A,
zonder bekende woon of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
gedaagde,
niet verschenen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- het tegen gedaagde verleende verstek,
- het tussenvonnis van 2 juli 2008,
- de akte uitlating tevens vermindering van eis, met bewijsstukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
2.1. De rechtbank heeft kennis genomen van de door eiseres genomen akte.
2.2. Eiseres heeft bij akte de algemene voorwaarden overgelegd, die volgens eiseres zijn vermeld op de achterzijde van het formulier (de zogeheten “card carrier”) waarmee de creditcard destijds aan gedaagde is toegezonden. In artikel 12.3 sub c van deze algemene voorwaarden is een boetebeding opgenomen, dat luidt als volgt:
“12.3 De gevolgen van niet-nakoming door de Card-houder zijn: (…)
c. de Card-houder is verplicht op eerste verzoek daartoe de ANWB Visa Card in vier gedeelten geknipt retour te zenden aan Visa Card Services. Bij gebreke hiervan is de Card-houder een boete verschuldigd van € 22,69 voor iedere dag dat de Card-houder de ANWB Visa Card niet heeft teruggezonden.”
2.3. Eiseres voert aan dat het niet uitgesloten is dat een kaarthouder, tot een bepaald bedrag zelfs nog na blokkering van een creditcard, toch nog gebruik van een (ongeldige) creditcard kan maken. De kaarthouder kan aldus uitgaven en bestedingen doen die eiseres gehouden is aan acceptanten te voldoen. Hierdoor kan eiseres aanzienlijke schade leiden. Gezien het aanwezige schaderisico en het fysieke formaat van de kaart is (tijdrovende) terugvordering door middel van reële executie vaak problematisch. Eiseres stelt dat zij belang heeft bij het gebruik in haar algemene voorwaarden van dit boetebeding, zowel ter dekking van dit schaderisico als ter aansporing om tot nakoming over te gaan. Eiseres verwijst daarbij naar artikel 6:91 Burgerlijk Wetboek (verder: BW), waaronder ook een boete als aansporing tot nakoming valt.
2.4. Eiseres stelt voorts dat zij gedaagde verschillende keren heeft gesommeerd de creditcard terug te zenden. De expiratiedatum van de onderhavige creditcard is 1 januari 2010. Eiseres heeft bij akte haar eis verminderd en maakt thans aanspraak op een boete van EUR 23,00 voor iedere dag waarop de creditcard niet is ingeleverd tot aan de expiratiedatum van de creditcard, te weten 1 januari 2010.
2.5. Nu in de algemene voorwaarden is opgenomen dat een boete is verschuldigd van EUR 22,69 voor iedere dag waarop de credit card niet is teruggezonden, kan de gevorderde boete – wat daar verder ook van zij – in elk geval slechts tot een bedrag van EUR 22,69 per dag worden toegewezen.
2.6. Nu sprake is van een door eiseres met gedaagde als consument gesloten overeenkomst van bruikleen, in het kader waarvan zij een creditcard aan gedaagde heeft verstrekt, dient de rechtbank, zoals zij in haar tussenvonnis van 2 juli 2008 onder 2.1 reeds heeft overwogen, ambtshalve het (al dan niet oneerlijke) karakter van het door eiseres aan gedaagde tegengeworpen boetebeding te beoordelen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 terzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (verder: de Richtlijn oneerlijke bedingen) is geïmplementeerd in het Burgerlijk Wetboek, onder meer in de artikelen 6: 233, 6: 236 en 6: 237. De rechtbank stelt vervolgens vast dat het boetebeding als zodanig niet voorkomt op de zwarte of grijze lijst. Toetsing van het onderhavige boetebeding dient dan ook plaats te vinden via de open norm van artikel 6:233 sub a BW. Dat wil zeggen dat beoordeeld moet worden of het boetebeding, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
2.7. Bij de toetsing van het bovenstaande boetebeding via de open norm van artikel 6:233 sub a BW, dient de uitvoeringswetgeving richtlijnconform te worden uitgelegd. De doelstelling in artikel 6, eerste lid, van de Richtlijn oneerlijke bedingen is:
“De Lid- Staten bepalen dat oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument onder de in het nationaal recht geldende voorwaarden de consument niet binden en dat de overeenkomst voor de partijen bindend blijft indien de overeenkomst zonder de oneerlijke bedingen kan voortbestaan.”
Voorts is van belang artikel 3 en de bijlage van de Richtlijn oneerlijke bedingen; de zogenaamde “blauwe lijst”. Ingevolge genoemd artikel onder 1 en 3 en het bepaalde in de bijlage onder e zijn oneerlijke bedingen:
“(…) bedingen die tot doel of tot gevolg hebben: (…)
e. de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen; (…)”
2.8. De rechtbank overweegt in dat kader allereerst dat de door eiseres gestelde ‘aansporings¬doelstelling’ en een boetebedrag van € 22,69 per dag, welk bedrag niet onredelijk is, kenmerken van het onderhavige boetebeding zijn welke op zich niet in strijd zijn met het voornoemde wettelijk kader en de door de Richtlijn oneerlijke bedingen aan de consument geboden bescherming.
Daar staat echter tegenover dat het boetebeding limietloos is en dat eiseres uit hoofde van dit boetebeding vanaf 4 november 2007 tot – na vermindering van eis – 1 januari 2010 een bedrag vordert dat tot op heden EUR 7.056,59 bedraagt. Indien de creditcard ook na dit vonnis niet wordt ingeleverd, kan de boete oplopen tot een bedrag van EUR 17.902,41 per 1 januari 2010. De hoofdvordering bedraagt slechts EUR 2.534,48. De boete is dus geheel onevenredig met de hoofdvordering. Daarbij moet ook meegewogen worden het feit dat gedaagde kennelijk vanaf 4 februari 2008 de kaart niet meer heeft gebruikt en evenmin misbruikt. Voorts is van belang dat over het boetebeding niet onderhandeld kon worden.
2.9. Aldus is dit boetebeding in de wijze waarop eiseres het toegepast wenst te zien onredelijk bezwarend voor gedaagde in de zin van artikel 6:233 aanhef en sub a BW.
2.10. Gelet op onder meer de wederzijdse belangen van partijen en één van de uitgangspunten van de wetgever, inhoudende dat een vernietiging niet verder dient te gaan dan noodzakelijk is, zal de rechtbank het beding niet vernietigen doch de inhoud daarvan beperken tot de expiratiedatum van de creditcard, met een maximum van EUR 5.000,00 aan reeds verbeurde en nog te verbeuren boetes.
2.11. Gelet op het voorgaande zal ten aanzien van de credit card met kaartnummer 5100.0831.2037.9981 worden toegewezen een bedrag van EUR 2.534,48 aan hoofdsom, vermeerderd met de contractuele rente over het nog niet betaalde deel van de hoofdsom vanaf 25 februari 2008, alsmede een bedrag aan verbeurde boetes van EUR 5.000,00, nu dat maximum reeds is bereikt. In totaal zal dus een bedrag van EUR 7.534,48 worden toegewezen. Gedaagde zal tevens worden veroordeeld tot afgifte van voornoemde creditcard aan eiseres.
2.12. Eiseres vordert een bedrag aan buitengerechtelijke (incasso)kosten. De (bedongen) buitengerechtelijke kosten dienen, gelet op het bepaalde in artikel 242 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de grenzen van de redelijkheid niet te overschrijden. De rechtbank zal het bedrag aan buitengerechtelijke kosten ten aanzien van de eerste credit card daarom ambtshalve matigen tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief in eerste aanleg, met een maximum van 15% van de hoofdsom. Dat is een bedrag van EUR 913,92 in totaal (EUR 768,00 vermeerderd EUR 145,92 aan BTW).
2.13. De gevorderde veroordeling in nakosten moet op grond van art. 237 lid 4 Rv worden afgewezen.
2.14. Het gevorderde komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.15. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding EUR 88,71
- vast recht 303,00
- overige kosten 367,12
- salaris advocaat 576,00 (1,5 punt × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.334,83
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen (inzake de Visa Card met kaartnummer 5100.0831.2037.9981) een bedrag van EUR 8.448,40 (achtduizend vierhonderdachtenveertig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 17,75% per jaar over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 2.534,48 vanaf 25 februari 2008 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt gedaagde om de creditcard met kaartnummer 5100.0831.2037.9981 tegen deugdelijk bewijs van afgifte binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eiseres af te geven,
3.3. veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen (inzake de tweede Visa Card) een bedrag van EUR 3.430,36 (drieduizendvierhonderddertig euro en zesendertig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 17,75% per jaar over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 2.886,91 vanaf 22 februari 2008 tot de dag van volledige betaling,
3.4. veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op EUR 1.334,83,
3.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.N. Dalebout en in het openbaar uitgesproken op
10 september 2008.?