ECLI:NL:RBAMS:2008:BH3380

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
400848
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Biller
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van uitspraak geschillencommissie door Recreatiecentra Nederland B.V.

In deze zaak vorderde Recreatiecentra Nederland B.V. (RCN) de vernietiging van een uitspraak van de Geschillencommissie, waarin de klacht van [A] ontvankelijk werd verklaard. De procedure begon met een dagvaarding op 10 juni 2008, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis op 23 juli 2008, waarin een comparitie van partijen werd gelast. De feiten van de zaak zijn als volgt: RCN exploiteert verschillende recreatiecentra in Nederland, waaronder RCN Zeewolde. [A] had een overeenkomst voor seizoenkamperen met RCN, maar haar zoon [B] kreeg op 19 juli 2007 de toegang tot de camping ontzegd na een incident. [A] diende een klacht in bij de Geschillencommissie, die deze op 11 april 2008 behandelde en oordeelde dat de klacht tijdig was ingediend.

RCN was het niet eens met deze uitspraak en stelde dat de Geschillencommissie [A] ten onrechte ontvankelijk had verklaard. RCN voerde aan dat de klacht niet tijdig was ingediend en dat er geen overeenkomst meer bestond op het moment van de klacht. De rechtbank oordeelde echter dat de Geschillencommissie op juiste wijze had geoordeeld en dat de vordering van RCN tot vernietiging van de uitspraak niet kon worden toegewezen. De rechtbank concludeerde dat de uitspraak van de Geschillencommissie niet onaanvaardbaar was in de gegeven omstandigheden en wees de vorderingen van RCN af. RCN werd veroordeeld in de proceskosten van [A].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 400848 / HA ZA 08-1711
Vonnis van 15 oktober 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RECREATIECENTRA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Driebergen-Rijssenburg,
eiseres,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
[A],
wonende te [-],
gedaagde,
advocaat mr. J.A.F. Stoel.
Partijen zullen hierna RCN en [A] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 juni 2008 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 23 juli 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 2 september 2008, alsmede de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. RCN exploiteert in Nederland negen recreatiecentra, waaronder het recreatiecentrum “RCN Zeewolde”.
2.2. Op 1 april 2007 is tussen RCN en [A] de “overeenkomst seizoenkamperen” tot stand gekomen (hierna: de overeenkomst), waarbij [A] het recht verkreeg gedurende een bepaalde periode in 2007 op RCN Zeewolde een tent of caravan te plaatsen. In de dertien daaraan voorafgaande jaren heeft [A] een soortgelijke overeenkomst met RCN Zeewolde gesloten.
2.3. Artikel 11 van de overeenkomst bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende:
11. Op deze overeenkomst zijn de Recron-voorwaarden van toepassing. Alle geschillen tussen RCN en kampeerder terzake van deze overeenkomst zullen bij uitsluiting worden berecht door de Recreatie Geschillencommissie […]
2.4. Artikel 14 van de “Recron-voorwaarden voor seizoenplaatsen” bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende:
Artikel 14: Geschillenregeling
[…]
3. Een geschil wordt door de Geschillencommissie slechts in behandeling genomen, indien de recreant zijn klacht binnen twee weken na het ontstaan schriftelijk aan de ondernemer heeft voorgelegd. Daarna moet de recreant het geschil, uiterlijk twee maanden nadat hij zijn klacht aan de ondernemer heeft voorgelegd, schriftelijk bij de Geschillencommissie aanhangig maken, onder vermelding van namen en adressen van de recreant en de ondernemer en een duidelijke omschrijving van het geschil en de eis. Wanneer de recreant het geschil aan de Geschillencommmissie heeft voorgelegd, is de ondernemer aan deze keuze gebonden.
2.5. Het “Reglement Geschillencommissie Recreatie per 4 juni 2004” (hierna: het reglement) houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Artikel 6
1. De commissie verklaart op verzoek van de ondernemer – gedaan bij de eerste gelegenheid – de consument in zijn klacht niet ontvankelijk:
a. […]
b. indien de ondernemer aan de consument een termijn van vijf weken heeft gegeven om het geschil bij de commissie aanhangig te maken en de consument van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt.
[…]
Artikel 26
Vernietiging van het bindend advies van de commissie kan uitsluitend plaatsvinden door het ter toetsing voor te leggen aan de gewone rechter binnen twee maanden na de verzending van de uitspraak aan partijen. De rechter zal het bindend advies vernietigen, indien de uitspraak in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. […]
2.6. Op 18 juli 2007 heeft op het terrein van RCN Zeewolde een incident plaatsgevonden tussen een medewerker van RCN Zeewolde en een aantal jongens - waaronder [B], de zoon van [A] - waarbij [B] uiteindelijk de fiets van de medewerker in de sloot heeft gegooid.
2.7. Bij brief van 19 juli 2007 aan [A] heeft RCN Zeewolde aan [B] de toegang tot de camping ontzegd.
2.8. Op 24 juni 2007 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [A] en [C], de centrumdirecteur van RCN Zeewolde. Daarbij is afgesproken dat [B] onder strikte voorwaarden gedurende de zomervakantie op de camping mocht verblijven. De afspraken zijn door [C] bij brief van 25 juli 2005 bevestigd.
2.9. [A] heeft een schriftelijke klacht ingediend bij de Geschillencommissie Recreatie (hierna: de geschillencommissie) tegen het door RCN op 19 juli 2007 opgelegde toegangsverbod voor [B]. De klacht is op 13 augustus 2007 door de geschillencommissie ontvangen.
2.10. Een brief van 31 augustus 2007 van de geschillencommissie aan [A] houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Naar aanleiding van het telefoongesprek heden sturen wij u een checklist en een vragenformulier. In eerste instantie is eenzelfde brief per abuis naar uw buurman gezonden op nummer 7. Onze excuses voor het ongemak en de ontstane vertraging.
[…]
Het klachtenformulier dient uiterlijk binnen één maand in ons bezit te zijn.
[…]
2.11. Het door [A] ingevulde “vragenformulier geschillencommissie recreatie” is op 12 september 2007 door de geschillencommissie ontvangen.
2.12. Bij brief van 30 oktober 2007 heeft de geschillencommissie RCN op de hoogte gebracht van het door [A] aanhangig gemaakte geschil en RCN verzocht haar standpunt over het geschil aan de geschillencommissie toe te sturen.
2.13. Bij brief van 5 november 2007 heeft RCN aan de geschillencommissie, onder meer, het volgende bericht:
[…]
1. Naar onze mening kan de Geschillencommissie de klacht niet in behandeling nemen omdat mevrouw L. [A] niet binnen een termijn van 5 weken na de ontzegging van de toegang van haar zoon [B] in beroep is gegaan.
De ontzegging dateert overduidelijk van 19 juli 2007. Haar klacht is bij u binnengekomen op 12 september 2007, de termijn van vijf weken is daarmee met bijna drie weken overschreden terwijl daar o.i. geen enkele grond voor is/was.
[…]
2.14. In haar op 11 april 2008 verzonden uitspraak heeft de geschillencommissie geoordeeld dat de klacht van [A] tijdig is ingediend en [A] ontvankelijk verklaard in haar klacht. De uitspraak bevat, onder andere, de volgende overweging:
[…]
De commissie stelt vast dat consument na ontvangst van de brief d.d. 19 juli 2007 waarin de toegang van haar zoon tot de camping werd ontzegd en de brief d.d. 25 juli 2007 waarin de ondernemer onder voorwaarden toestaat dat haar zoon tot uiterlijk 3 september op de camping verblijft tijdig haar klacht aanhangig heeft gemaakt bij de commissie. De klachtbrief is door de commissie gestempeld als “binnengekomen op 13 augustus 2007”, zoals de ondernemer op de brief had kunnen zien. Het heeft daarna door toedoen van het secretariaat van de commissie tot 31 augustus 2007 geduurd voordat het vragenformulier naar de consument werd gezonden. Dit formulier werd op 12 september geretourneerd. De datum die beslissend is voor de termijn is echter de datum waarop de klacht voor de eerste maal schriftelijk is aangemeld bij de commissie en dat was dus op 13 augustus 2007. Zelfs indien de termijn waarbinnen de klacht had moeten worden ingediend vier weken zou hebben bedragen, zoals de ondernemer in zijn schrijven van 19 juli 2007 vermeldt, was de klacht op tijd aanhangig gemaakt.
De klacht is tijdig ingediend en de consument is derhalve ontvankelijk is haar klacht.
[…]
3. Het geschil
3.1. RCN vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, vernietiging van het besluit van 11 april 2008 van de geschillencommissie, met veroordeling van [A] tot betaling van de proceskosten.
3.2. RCN legt aan haar vordering ten grondslag dat het besluit van de geschillencommissie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Zij stelt daartoe dat de geschillencommissie [A] in haar klacht niet ontvankelijk had moeten verklaren. Dit had primair moeten geschieden omdat [B] voor de resterende duur van de vakantie in 2007 wel degelijk op de camping mocht verblijven en de overeenkomst inmiddels is geëindigd. Mocht de klacht zien op de beslissing van RCN om [B] voor onbepaalde tijd de toegang tot het terrein van RCN Zeewolde te ontzeggen, dan geldt dat er ten tijde van het indienen van de klacht geen overeenkomst tussen partijen bestond, zodat de geschillencommissie op grond van artikel 3 van het reglement niet bevoegd was. Subsidiair had de geschillencommissie de klacht van [A] niet ontvankelijk moeten verklaren omdat de klacht niet tijdig bij de geschillencommissie aanhangig was gemaakt, aldus steeds RCN.
3.3. [A] voert verweer. Zij voert daartoe in de eerste plaats aan dat deze rechtbank onbevoegd is van de vordering van RCN kennis te nemen. [A] heeft immers het geschil aan de geschillencommissie voorgelegd, hetgeen op grond van artikel 14 lid 3 van de Recron-voorwaarden tot gevolg heeft dat de geschillencommissie, in elk geval in eerste instantie, bij uitsluiting bevoegd is, aldus [A]. Voorts voert [A] aan dat RCN niet ontvankelijk is in haar vordering. De uitspraak van de geschillencommissie is op te vatten als een tussenuitspraak met betrekking tot de ontvankelijkheid, waarbij nog geen inhoudelijke uitspraak over het geschil is gedaan. De uitspraak is volgens [A] daarom geen bindend advies als bedoeld in de artikelen 16 tot en met 23 van het reglement. Tenslotte voert [A] aan dat zij – gelet op de toepasselijke Recron-voorwaarden en het reglement – haar klacht tijdig bij de geschillencommissie aanhangig heeft gemaakt en er derhalve geen reden bestaat de uitspraak van de geschillencommissie te vernietigen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 26 van het reglement kan een uitspraak van de geschillencommissie door de gewone rechter worden vernietigd, indien de uitspraak in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.2. Gesteld noch gebleken is dat partijen de genoemde bevoegdheid tot vernietiging hebben uitgesloten. Dit heeft tot gevolg dat het RCN vrijstaat de uitspraak van de geschillencommissie aan de rechtbank ter toetsing voor te leggen en dat de rechtbank met betrekking tot deze vordering bevoegd is. Deze bevoegdheid staat los van het feit dat op grond van de overeenkomst en de toepasselijke Recron-voorwaarden de geschillencommissie bij uitsluiting bevoegd is om de klacht van [A] te behandelen. In het geval de vordering van RCN wordt afgewezen en daarmee de ontvankelijkheidsbeslissing van de geschillencommissie overeind blijft, zal de zaak dan ook door de geschillencommissie verder inhoudelijk worden behandeld.
4.3. Zoals hiervoor reeds vermeld, kan de uitspraak van de geschillencommissie worden vernietigd indien de uitspraak in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank is evenwel van oordeel dat hetgeen RCN heeft gesteld op zichzelf, noch in onderling verband en samenhang beschouwd, tot dat oordeel kan leiden.
4.4. Voor zover het verwijt van RCN ziet op de wijze van totstandkoming van de uitspraak wordt als volgt overwogen. Voorafgaand aan haar uitspraak heeft de geschillencommissie RCN verzocht haar standpunt ten aanzien van de klacht van [A] kenbaar te maken, hetgeen RCN bij brief van 5 november 2007 (zie 2.13) heeft gedaan. In haar uitspraak is de geschillencommissie vervolgens gemotiveerd ingegaan op het door RCN gevoerde ontvankelijkheidsverweer. Zonder nader toelichting zijdens RCN, die echter ontbreekt, kan dan ook niet worden geoordeeld dat de uitspraak van de geschillencommissie wat de wijze van totstandkoming betreft naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.5. Voor zover het verwijt ziet op de inhoud van de uitspraak van de geschillencommissie geldt het volgende. De uitspraak bevat een uitvoerige motivering van de beslissing dat [A] ontvankelijk is in haar klacht. Het verweer dat RCN van tevoren had aangevoerd, te weten dat [A] haar klacht te laat heeft ingediend, is door de geschillencommissie gemotiveerd verworpen. Deze verwerping is in het licht van de door de geschillencommissie aangevoerde motivering niet onbegrijpelijk. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft RCN voorts verklaard tegenover de geschillencommissie geen ander ontvankelijkheidsverweer te hebben gevoerd, zoals ten aanzien van hetgeen RCN thans primair aan haar vordering ten grondsalg legt, zodat de geschillencommissie ook niet gehouden was zich over andere ontvankelijkheidsverweren uit te laten en de uitspraak inzoverre evenmin gebrekkig is. Gelet op deze gang van zaken kan niet worden geoordeeld dat de uitspraak van de geschillencommissie in verband met de inhoud naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.6. De vordering tot vernietiging van de uitspraak van de geschillencommissie zal gelet op de voorgaande overwegingen worden afgewezen en partijen blijven aan de inhoud daarvan gebonden.
4.7. Nu de vordering van RCN zal worden afgewezen behoeft het beroep van [A] op niet-ontvankelijkheid van RCN in haar vordering geen bespreking meer.
4.8. RCN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- betaald vast recht EUR 63,50
- in debet gesteld vast recht 190,50
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.158,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt RCN in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op EUR 1.158,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.728 ten name van MVJ Arrondissement Amsterdam onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Biller en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2008.?