RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07/1940 WWB
uitspraak van de meervoudige kamer
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. M.A. van Hoof,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.H. Lo Fo Sang.
Op 2 augustus 2006 heeft eiser aan verweerder bijzondere bijstand gevraagd voor verhuiskosten van € 5.549,42 en duurzame gebruiksgoederen van € 3.073,00.
Verweerder heeft eisers aanvraag ten behoeve van bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen bij besluit van 22 januari 2007 afgewezen.
Bij besluit van 5 april 2007 heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2008. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij beslissing van 21 juli 2008 heeft de rechtbank het onderzoek heropend.
De rechtbank heeft de zaak verder behandeld ter zitting van 5 november 2008. Eiser heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2.1. Standpunten van partijen
2.1.1. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat, gelet op artikel 35, eerste lid, van de WWB en de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ter zake, beoordeeld dient te worden of er in het geval van eiser bijzondere omstandigheden zijn waardoor er kosten noodzakelijk werden die eiser niet kon betalen uit zijn uitkering, de langdurigheidstoeslag en de zogenaamde knipkaart. Voor (de vervanging van) duurzame gebruiksgoederen wordt volgens verweerder ingevolge het gemeentelijk beleid los van de knipkaart geen bijstand verstrekt, tenzij sprake is van een zeer bijzondere situatie. Volgens verweerder beschikte eiser in zijn vorige woning over een standaard woninginrichting die onder de gegeven omstandigheden als voldoende beschouwd moet worden. De goederen waarvoor eiser bijzonder bijstand heeft verzocht acht verweerder daarom niet noodzakelijk. Voor de aanschaf van een gasstel en een koelkast, welke goederen volgens verweerder wel noodzakelijk zijn omdat eiser ze niet mee kon verhuizen, kon eiser gebruik maken van de zogenaamde knipkaart. Het staat eiser daarbij vrij keuzes te maken in prijs en kwaliteit, maar dat maakt niet dat verweerder gehouden is om bijstand te verlenen voor de door eiser gemaakte meerkosten, aldus verweerder.
2.1.2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij ten tijde van zijn aanvraag niet de beschikking had over het tegoed van de knipkaart, omdat hij dit reeds voor andere zaken had gebruikt. Bovendien kunnen volgens eiser met de knipkaart slechts bepaalde goederen worden aangeschaft, waarbij de aanschaffer de kosten eerst zelf dient voor te schieten en deze vervolgens vergoed kan krijgen. Eiser is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Hij beschikt daardoor niet over de middelen om aanschafkosten voor te schieten en hij mag geen nieuwe schulden aangaan, waardoor hij feitelijk geen gebruik kan maken van de knipkaart. Bij de toepassing van het knipkaartbeleid wordt volgens eiser onvoldoende rekening gehouden met de individuele situatie van een betrokkene. Verder stelt eiser dat hij in zijn vorige woning slechts beschikte over een zeer minimale wooninrichting. In 2002 heeft de Belastingdienst beslag gelegd op alle luxegoederen en deze verkocht en in 2003 is er bij hem ingebroken en zijn een aantal goederen ontvreemd. Een tuinbank voldoet volgens eiser niet als bank. In de oude woning gebruikte eiser een kamer als inloopkast, zodat de aanschaf van een kledingkast noodzakelijk is. De twee bedden voor eisers dochters in de oude woning zijn wegens plaatsgebrek vervangen door een stapelbed. Verder beschikte eiser niet over een salontafel. Het gevraagde is daarom volgens eiser wel degelijk noodzakelijk.
2.2.1. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de WWB heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
2.2.2. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) worden de kosten van vervanging van duurzame gebruiksgoederen tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Die kosten dienen in beginsel bestreden te worden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat die kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
2.2.3. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn aanvraag heeft ingediend in het kader van zijn – door verweerder verplichte – verhuizing. Naar het oordeel van de rechtbank vloeien de kosten van aanschaf van een bankstel en een salontafel niet voort uit deze verhuizing, nu eiser ook in zijn oude woning over een tuinbank en niet over een salontafel beschikte. De verhuizing noopte niet tot een wijziging op deze punten. Deze kosten kunnen dan ook niet worden gezien als noodzakelijk als gevolg van de door eiser gestelde bijzondere omstandigheden.
2.2.4. De rechtbank is voorts van oordeel dat de kosten van het stapelbed met matrassen en de afzuigkap niet als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt. Mocht het namelijk al zo zijn dat de twee losse bedden waarover eiser reeds beschikte niet in de kleine slaapkamer passen, dan is in ieder geval niet gebleken dat deze niet in de grote slaapkamer zouden passen. Het is de rechtbank evenmin gebleken dat er een noodzaak bestaat voor het plaatsen van een afzuigkap.
2.2.5. Met betrekking tot het gasstel en de koelkast erkent verweerder dat de kosten hiervan dienen te worden aangemerkt als noodzakelijk als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, zijnde eisers gedwongen verhuizing, nu eiser het in zijn vorige woning ingebouwd gasstel en de ingebouwde koelkast niet kon meenemen naar zijn nieuwe woning. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat ook de kosten van aanschaf van een kledingkast als noodzakelijk en voortvloeiend uit deze omstandigheden dienen te worden aangemerkt. Een kledingkast is naar het oordeel van de rechtbank onderdeel van een minimale woninginrichting en eiser beschikte in zijn vorige woning over een inloopkast. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verweerder in de prijslijst bijzondere bijstand bij zijn werkvoorschriften ook een linnenkast heeft opgenomen.
2.2.6. Bij beantwoording van de vraag of deze kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm heeft verweerder een zekere beoordelingsvrijheid. Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder daarbij rekening houden met het feitelijk gegeven tegoed op de knipkaart. Verweerder is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende ingegaan op de vraag of de kosten voor de onder 2.2.5. genoemde goederen ook daadwerkelijk kunnen worden voldaan uit eisers knipkaart. Verweerder heeft weliswaar gesteld dat eiser de kosten van een gasstel en een koelkast kan voldoen uit zijn knipkaart, maar niet duidelijk is of het tegoed van eisers knipkaart daarvoor toereikend is. Evenmin is duidelijk of het saldo van de knipkaart toereikend is voor de aanschaf van de linnenkast.
2.2.7. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit wegens strijd met het in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde motiveringsbeginsel en het in artikel 3:2 van de Awb neergelegde zorgvuldigheidsbeginsel vernietigen.
2.2.8. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser, forfaitair begroot op € 966 (1 punt voor het beroepschrift en 2 punten voor het verschijnen op de zittingen x € 322). Ook zal verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan hem dienen te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 966 (zegge: negenhonderd zesenzestig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan de griffier van deze rechtbank;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam het door eiser betaalde griffierecht ad € 39 (zegge: negenendertig euro) aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 15 december 2008
door mr. H.J. Tijselink, voorzitter, en mrs. Y.A.A.G. de Vries en A.E.J.M. Gielen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Speksnijder, griffier,
en bekend gemaakt door toezending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B