ECLI:NL:RBAMS:2008:BH3589

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/837 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.A.A.G. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde aanvraag om ontheffing van arbeidsverplichtingen op grond van de WWB

In deze zaak heeft eiser, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), een aanvraag ingediend voor verlenging van zijn ontheffing van arbeidsverplichtingen. De rechtbank Amsterdam heeft op 15 december 2008 uitspraak gedaan in deze kwestie. Eiser had eerder een ontheffing gekregen die geldig was tot 22 februari 2010, maar verzocht om verlenging tot zijn 65ste levensjaar. De gemeente Amsterdam, als verweerder, heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er al een ontheffing was verleend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser moet worden gekwalificeerd als een herhaalde aanvraag, zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel vereist dat bij een nieuwe aanvraag na een afwijzing, nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld. Eiser heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een hernieuwde toetsing rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de situatie van eiser, die hij als uitzichtloos beschrijft, niet nieuw is en dat de eerdere beslissing onherroepelijk is geworden.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat er geen aanleiding is om de ontheffingstermijn te verlengen. Eiser heeft geen medische of andere stukken overgelegd die zijn verzoek zouden onderbouwen. De rechtbank ziet ook geen reden voor een vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/837 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. M.A. van Hoof,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. I. van Kesteren.
1. Procesverloop
Eiser ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Verweerder heeft bij besluit van 6 maart 2007 aan eiser ontheffing verleend van de in artikel 9, eerste lid aanhef en onder a, van de WWB neergelegde arbeidsverplichtingen. De ontheffing is geldig tot 22 februari 2010.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, omdat niet tevens ontheffing is verleend van de in artikel 9, eerste lid aanhef en onder b, van de WWB neergelegde passieve arbeidsverplichtingen.
Verweerder heeft zijn besluit bij beslissing op bezwaar gehandhaafd. Bij herziene beslissing van 28 juni 2007 heeft verweerder het bezwaar alsnog gegrond verklaard. De verleende ontheffing is daarbij uitgebreid zodat die alle verplichtingen van artikel 9, eerste lid, van de WWB bevat. De geldigheidstermijn van de ontheffing is ongewijzigd gebleven.
Tegen deze herziene beslissing op bezwaar is geen beroep ingesteld.
Op 2 oktober 2007 heeft eiser een aanvraag ingediend om verlenging van de ontheffingstermijn tot en met zijn 65ste levensjaar.
Bij besluit van 18 oktober 2007 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat er reeds een ontheffing is verleend.
Bij besluit van 25 januari 2008 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit). Verweerder heeft daarbij gesteld dat zij, gelet op artikel 9, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 18, eerste lid, van de WWB, slechts een tijdelijke ontheffing kan verlenen, waarbij op haar de wettelijke verplichting rust om periodiek te bezien in hoeverre er aanleiding bestaat om wijzigingen aan te brengen in de individuele arbeidsverplichtingen en ontheffingen daarvan. Verder wijst verweerder op het feit dat aan eiser reeds ontheffing was verleend tot 22 februari 2010. Nu eiser geen medische of andere stukken heeft overgelegd is geen twijfel ontstaan omtrent het onderliggend medisch advies. Voorts is geen sprake van andere dringende redenen voor een verlenging van de ontheffingstermijn, zodat de aanvraag volgens verweerder terecht is afgewezen.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2008. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of sprake is van een nieuwe, herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ingevolge dit artikel is de aanvrager, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld kan het bestuursorgaan de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere beschikking.
2.2. Vaste jurisprudentie is dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst.
2.3. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
2.4. Eiser heeft niet aangevoerd dat sprake zou zijn van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De grond voor het beroep heeft juist betrekking op de door eiser gestelde vastigheid en onveranderbaarheid van zijn uitzichtloze situatie, zowel in medisch opzicht als op de arbeidsmarkt. Deze situatie bestond al ten tijde van de medische keuring, en gelet op de met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat er in de toekomst niets gaat veranderen, dient de ontheffingstermijn verlengd te worden, aldus eiser. Volgens eiser komt men echter niet toe aan toepassing van artikel 4:6 van de Awb. Hij stelt dat er geen sprake is van een herhaalde aanvraag, zoals in dit artikel bedoeld, nu het oorspronkelijke besluit tot een tijdelijke ontheffing niet op aanvraag van eiser maar op grond van het medisch advies van de keuringsarts is genomen.
2.5. De rechtbank volgt niet de stelling van eiser dat er geen sprake is van een herhaalde aanvraag omdat hij is opgeroepen voor een medische keuring en mitsdien geen eerdere aanvraag heeft gedaan. Artikel 4:6, eerste lid, van de Awb heeft betrekking op de situatie dat na een eerdere beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan over dezelfde aangelegenheid. Die situatie doet zich hier voor. De rechtbank acht daarbij niet doorslaggevend of de eerste beschikking al dan niet op uitdrukkelijke aanvraag van eiser is genomen, nu eiser er zelf belang bij heeft dat hij wordt ontheven van zijn arbeidsverplichtingen voortvloeiend uit de WWB en mitsdien geacht kan worden een dergelijke aanvraag te hebben gedaan.
2.6. Vaststaat dat in het besluit van 6 maart 2007 de ontheffingstermijn beperkt is tot
22 februari 2007. Tegen deze termijn heeft eiser destijds geen bezwaar gemaakt. In het herziene besluit op bezwaar van 28 juni 2007 is deze termijn gehandhaafd, waarbij die betrekking heeft op beide onderdelen van de ontheffing. Nu tegen dit besluit geen beroep is ingesteld stelt de rechtbank vast dat dit besluit onherroepelijk is geworden.
2.7. Nu sprake is van een herhaalde aanvraag doch geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
2.9 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een vergoeding van het griffierecht of voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 10 december 2008 door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Speksnijder, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B