RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 08/4556 WRO en
AWB 08/4624 WRO
uitspraak van de voorzieningenrechter
[verzoeker I],
verzoeker I,
en
[verzoekster],
verzoekster,
beide wonende te [woonplaats],
gemachtigde mr. M.E. Jendsen,
en
[verzoeker II],
verzoeker II,
wonende te [woonplaats],
gemachtigde mr. D.S. Montagne
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ouder-Amstel,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde].
Bij besluit van 8 april 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder een vrijstelling verleend als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), voor het realiseren van twee rotondes aan weerszijden van de Jan Benninghbrug.
Verzoeker I en verzoekster hebben tegen dit besluit bij brief van 16 juni 2008 beroep ingesteld. Verzoeker II heeft tegen dit besluit bij brief van 15 mei 2008 beroep ingesteld.
Bij brief van 12 november 2008 heeft verweerder aan de bewoners van het omliggende gebied kenbaar gemaakt dat er op 24 november 2008 zal worden gestart met voorbereidende werkzaamheden, welke voornamelijk bestaan uit het aanbrengen van een zandpakket en het aanbrengen van kabels en leidingen. Tevens zullen er aan de zijde van de Jan Benninghweg twee sloten worden gegraven. (…) Naar verwachting worden eind 2009, begin 2010 de rotondes zelf aangelegd.
Naar aanleiding van deze brief hebben verzoeker I en verzoekster (gezamenlijk) bij brief van 19 november 2008 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Verzoeker II heeft bij brief van 25 november 2008 een dergelijk verzoek ingediend. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter (hierna ook de rechter) verzocht om bij wege van voorlopige voorziening het bestreden besluit te schorsen.
De rechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 9 december 2008. Verzoeker I is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verzoekster is niet verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verzoeker II is in persoon verschenen en heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door de heer [vertegenwoordiger verzoeker II]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Voor zover de toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.
2.4. Met ingang van 1 juli 2008 is de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening in werking getreden (Wro). Gelet op het feit dat het betreden besluit dateert van vóór 1 juli 2008, is in het onderhavige geval de oude WRO van toepassing.
2.5. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Jan Benninghbrug (1994), het Uitwerkingsplan Benning A (1996) en het bestemmingsplan Benning (1993). De geplande rotondes vallen gedeeltelijk binnen de bestemmingen “Wegen”, “Groenvoorziening” en “Water I”. De rotondes zijn, voor zover deze gepland zijn binnen de bestemmingen “Groenvoorziening” en “Water I” in strijd met het geldende bestemmingsplan.
2.6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden die op 24 november 2008 zullen aanvangen slechts voorbereidende werkzaamheden zijn. Nu de daadwerkelijk aanleg van de rotondes op zijn vroegst pas eind 2009 zal aanvangen, is er bij verzoekers geen sprake van spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening, aldus verweerder.
2.7. De rechter is met verzoekers van oordeel dat het aanbrengen van een zandpakket van 1.20 meter hoogte op gronden met de bestemmingen “Groenvoorziening” en “Water I”, welk zandpakket gedurende ongeveer 10 maanden ter plaatse zal blijven liggen teneinde de grond te doen ‘inklinken’, niet is aan te merken als voorbereidend werk. Voorbereidende werkzaamheden dienen ondergeschikt te zijn aan de wijziging van het bestemmingsplan. Nu door middel van het aanbrengen van het zandpakket de bestemming van de grond gedurende langere tijd feitelijk wordt gewijzigd, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake meer van ondergeschikte werkzaamheden, maar maakt verweerder feitelijk reeds gebruik van de verleende vrijstelling. Als gevolg hiervan hebben verzoekers spoedeisend belang bij de door hen gevraagde voorlopige voorziening, nu verweerder kort na de uitspraak van de voorzieningenrechter wil starten met het aanbrengen van het zandpakket.
2.8. In artikel 19 van de WRO is bepaald dat verweerder de mogelijkheid heeft om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan en daarmee de strijdigheid met het bestemmingsplan op te heffen. Verweerder komt bij de toepassing van artikel 19 van de WRO beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat de rechtbank de besluitvorming daaromtrent terughoudend dient te toetsen.
2.9. Verzoekers hebben betwist dat de aanleg van de rotondes in verband met verbetering van de verkeersveiligheid ter plaatse noodzakelijk is, onder meer nu er zich op de bestaande kruisingen nauwelijks ongevallen voordoen.
2.10. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanleg van de rotondes – als veiligste en meest duurzame oplossing - wel noodzakelijk is. In dit verband heeft verweerder gewezen op de vele klachten van burgers over de huidige kruisingen, de toename van het autoverkeer en de (toenemende) risico’s voor ongemotoriseerd verkeer. Naar voorlopig oordeel van de rechter heeft verweerder door middel van de toelichting op dit punt in de ruimtelijke onderbouwing, voldoende aannemelijk gemaakt dat aanleg van de rotondes ter plaatse in het belang is van de verkeersveiligheid.
2.11. Door verzoekers is verder aangevoerd dat het bestreden besluit geen stand kan houden nu de aanleg van de rotondes een aanzienlijke toename van de geluidsoverlast van het passerend verkeer met zich mee zal brengen.
2.12. Ter zitting hebben partijen de tekeningen behorend bij het ontwerpbesluit tot verlening van de vrijstelling van 12 april 2007 en de tekeningen behorend bij het bestreden besluit bekeken. Gebleken is dat één van de rotondes in de tekeningen behorend bij het bestreden besluit ongeveer twee meter verschoven is ten opzichte van de situering ten tijde van het ontwerpbesluit. Bovendien zijn er ten behoeve van de fietspaden aan de buitenzijde van de rotonde aparte stroken ingetekend. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat deze laatste wijziging het resultaat is van de beoordeling van het besluit tijdens de zienswijzeprocedure. De rechter stelt vast dat het plan en de daarbij behorende tekeningen na verlening van de vrijstelling (het bestreden besluit) niet meer zijn gewijzigd.
2.13. Uit de rapportage van 6 april 2007 van het akoestisch onderzoek dat in opdracht van verweerder is uitgevoerd door Royal Haskoning B.V., blijkt dat de maximale toename van de geluidsbelasting door de rotondes onder de toegestane 2 dB zal blijven, zodat het nemen van aanvullende maatregelen aan de weg of de woningen in dit geval niet aan de orde is. In tegenstelling tot hetgeen verzoekers hebben aangevoerd, is deze rapportage naar het voorlopig oordeel van de rechter niet onzorgvuldig of gebrekkig tot stand gekomen, zodat verweerder op de resultaten van dit onderzoek mocht afgaan.
2.14. Na verlening van de vrijstelling heeft verweerder opnieuw akoestisch onderzoek laten uitvoeren door Royal Haskoning B.V. Uit de rapportage van 22 juli 2008 blijkt dat de resultaten van dat onderzoek niet wezenlijk verschillen van de resultaten van het eerste akoestische onderzoek en dat de maximale toename van geluidsbelasting onder de toegestane 2 dB zal blijven. Ten aanzien van het schrijven van ingenieursbureau AV Consulting B.V. van 14 mei 2008, waarnaar verzoekers hebben verwezen, overweegt de rechter dat niet is gebleken dat AV Consulting B.V. een eigen akoestisch onderzoek heeft uitgevoerd welke tot andere resultaten heeft geleid, zodat dit schrijven niet kan worden aangemerkt als een deskundig tegenoordeel.
2.15. Nu naar voorlopig oordeel van de rechter het bestreden besluit in beroep naar verwachting zal standhouden bestaat thans, ondanks het door verzoekers gestelde belang, geen aanleiding de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. De verzoeken daartoe zullen dan ook worden afgewezen.
2.16. De rechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of voor vergoeding van het griffierecht.
- wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 16 december 2008 door mr. Y.A.A.G. de Vries, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Heijman, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
DOC: B