ECLI:NL:RBAMS:2008:BH7210

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
8.191
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 april 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van een kantonrechter, ingediend door een verzoeker die zich benadeeld voelde in een lopende procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen was, omdat deze in een eerder vonnis de door verzoeker voorgestelde vragen niet had overgenomen, terwijl de vragen van de tegenpartij wel waren meegenomen. Verzoeker stelde dat hij hierdoor niet in staat was om zijn rechten adequaat uit te oefenen en dat de houding van de rechter tijdens de comparitie getuigde van partijdigheid.

De rechtbank oordeelde dat de bezwaren van verzoeker niet aan de orde konden komen in het kader van de wrakingsprocedure. De rechtbank benadrukte dat het doel van een wrakingsverzoek is om te waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid, en niet om inhoudelijk te oordelen over eerdere procesbeslissingen. De rechtbank stelde vast dat de bezwaren van verzoeker niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. Bovendien werd opgemerkt dat verzoeker zijn bezwaren tijdig had moeten indienen, aangezien een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra alle feiten bekend zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat de zaak met het rolnummer [ ] in de stand wordt voortgezet waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van de kamer, en vond plaats in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 10 maart 2008 gedane en onder rekestnummer 08.191 ingeschreven verzoek tot wraking van:
[ ].
wonende te [ ],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [X], kantonrechter te [ ], hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
? het wrakingsverzoek,
? de schriftelijke reactie d.d. 25 maart 2008 van de rechter daarop.
De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten en niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 april 2008 alwaar de rechtbank verzoeker heeft gehoord. De uitspraak is bepaald op 23 april 2008.
1. Gronden van de beslissing
Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
a) Verzoeker is eiser in een bij de rechtbank onder rolnummer [ ] aanhangige zaak.
b) In deze zaak heeft op 23 oktober 2007 een comparitie plaatsgevonden.
c) Op 21 november 2007 heeft de rechter een vonnis gewezen. Daarbij heeft zij partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het aantal en de persoon van een te benoemen deskundige(n), alsmede over de vragen die zij aan de deskundige(n) wensten voor te leggen.
d) Bij brief van 14 januari 2008 heeft verzoeker een deskundige en een aantal vragen voorgesteld.
e) Bij vonnis van 27 februari 2008 heeft de rechter een deskundigenbericht gelast en een deskundige benoemd. De rechter heeft een andere deskundige benoemd dan door verzoeker is voorgesteld. Zij heeft geen van de door verzoeker voorgestelde vragen overgenomen.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende zakelijk weergegeven gronden:
2.1 Volgens verzoeker zijn er zwaarwegende aanwijzingen dat de rechter vooringenomen is en zich niet onafhankelijk opstelt in de procedure. In het vonnis van 27 februari 2008 zijn de door hem voorgestelde vragen niet overgenomen terwijl die van zijn tegenpartij nagenoeg geheel zijn overgenomen. Verzoeker acht zich hierdoor niet in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen aan de deskundige. Hij is ernstig benadeeld en beperkt in zijn rechten;
2.2 De opmerkingen en de houding van de rechter tijdens de comparitie getuigen van vooringenomenheid en niet van onpartijdigheid jegens hem. Verzoeker acht zich ook hierdoor benadeeld, omdat de tegenpartij minder bereid zal zijn om een schikking te treffen.
3. Het verweer van de rechter
3.1 De rechter heeft het verzoek bestreden. In de onderhavige procedure kan niet geklaagd worden over de inhoud van een vonnis.
3.2 Gezien het tijdsverloop sinds de comparitie en de omstandigheid dat in de aantekeningen van de griffier niet is opgenomen wat zij tijdens de comparitie heeft gezegd, is het voor de rechter niet meer mogelijk om op al hetgeen zij gezegd zou hebben in te gaan. Dit betekent niet dat zij de uitspraken heeft gedaan zoals gesteld. Van enige vooringenomenheid of partijdigheid aan haar kant is geen sprake.
3.3 Mede gelet op de verbale schermutselingen tussen partijen op de comparitie die de sfeer en het vervolg van de comparitie ook hebben bepaald, is het wellicht beter om de zaak verder door een andere rechter te laten behandelen. De rechter heeft het oordeel hierover aan de wrakingskamer overgelaten.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1. Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.2 In de onderhavige procedure kunnen de bezwaren van verzoeker tegen het vonnis van 21 februari 2008 niet aan de orde komen. Gelet op de achterliggende gedachte bij het wrakingsincident – te waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid of het voorkómen van de schijn van rechterlijke partijdigheid – kan in een wrakingsprocedure niet worden opgekomen tegen onwelgevallige (proces) beslissingen. Het is immers niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of deze beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende motiveringen inhoudelijk juist zijn, maar om te onderzoeken of deze beslissingen en motiveringen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dat is niet het geval alleen omdat de voorstellen van verzoeker niet in het vonnis zijn opgenomen.
4.3 De bezwaren van verzoeker tegen de gang van zaken op de comparitie van 23 oktober 2007 kunnen gelet op het tijdsverloop sindsdien niet meer worden beoordeeld. Volgens
artikel 37 lid 1 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet een wrakingsverzoek worden gedaan zodra alle feiten en omstandigheden bekend zijn geworden waarop een beroep wordt gedaan. Verzoeker had deze bezwaren tijdens dan wel direct na afloop van de comparitie naar voren moeten brengen.
4.4 De rechtbank heeft kennis genomen van de opmerking van de rechter over de voortzetting van de behandeling van de zaak door een andere kantonrechter. Het is evenwel niet aan de rechtbank om hierover te oordelen. Dat neemt niet weg dat de rechtbank het verstandig acht als de kantonrechter er zelf toe besluit om in een situatie als deze de zaak aan een andere rechter over te dragen.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
B E S L I S S I N G :
De rechtbank:
? wijst het wrakingsverzoek af;
? bepaalt dat de zaak met het rolnummer [ ] wordt voorgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mrs. C. von Meyenfeldt en
Y.A.A.G. de Vries, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.