ECLI:NL:RBAMS:2008:BH7299

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
8.32
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kinderrechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 februari 2008 uitspraak gedaan over een mondeling verzoek tot wraking van een kinderrechter, ingediend door verzoeker op 11 januari 2008. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op verschillende gronden, waaronder de afwijzing van verzoeken om zaken niet te voegen, de wijze van ondervraging door de rechter, en de weigering van de rechter om de zitting aan te houden of te schorsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden, zowel afzonderlijk als in onderling verband, geen grond vormen voor wraking. De rechtbank benadrukt dat in een wrakingsprocedure niet kan worden opgekomen tegen onwelgevallige procesbeslissingen en dat de wrakingskamer niet de taak heeft om de inhoudelijke juistheid van deze beslissingen te beoordelen. De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in het gedrang brengen. De beslissing van de rechter om het verzoek tot overleg af te wijzen, evenals de andere aangevoerde gronden, zijn niet onbegrijpelijk en getuigen niet van vooringenomenheid. De rechtbank wijst het wrakingsverzoek af en bepaalt dat de procedures met de bijbehorende parketnummers worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 11 januari 2008 gedane en onder rekestnummer 08.32 ingeschreven verzoek tot wraking van:
[ ],
wonende te [ ],
verzoeker,
raadsman: mr. M.P.M. Balemans,
advocaat gevestigd te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [X], kinderrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
? het proces-verbaal terechtzitting d.d. 11 januari 2008 met het ter zitting gedane verzoek tot wraking,
? de op 16 januari 2008 bij e-mail ontvangen nadere toelichting op het wrakingsverzoek,
? de schriftelijke reactie van de officier van justitie van 31 januari 2008.
De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 februari 2008 alwaar de rechtbank de raadsman van verzoeker en de rechter heeft gehoord. Als toehoorder is verschenen mr.[Y]. De uitspraak is bepaald op 21 februari 2008.
1. Gronden van de beslissing
Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
a) Verzoeker is verdachte in twee bij de rechtbank onder parketnummers [ ] en [ ] aanhangige zaken.
b) Bij aanvang van de zitting van 11 januari 2008 heeft de raadsman verzocht om de twee zaken niet te voegen. De rechter heeft dit verzoek afgewezen.
c) In het proces-verbaal van een vorige zitting is vermeld dat de rechter verzoeker heeft bevolen de adressen van de aangever van verzoeker en van twee getuigen aan het openbaar ministerie door te geven. De raadsman heeft dit niet gedaan. De raadsman heeft niet gereageerd op verzoeken van het openbaar ministerie om opgave van de getuigen. Hij heeft het openbaar ministerie niet geïnformeerd dat hij (nog) niet over deze adressen beschikte en dat het adres van de aangever zich reeds in het dossier bevindt en
hij er daarom van uitging dat het openbaar ministerie de aangever zou oproepen.
d) Ter zitting is hierover discussie ontstaan. De raadsman heeft verzocht om de zaak aan te houden, om de aangever alsnog door de officier van justitie te doen oproepen. De rechter heeft dit verzoek afgewezen en hij heeft het onderzoek ter terechtzitting voortgezet.
e) De raadsman heeft vervolgens verzocht de zitting voor een minuut te schorsen voor overleg met verzoeker. De rechter heeft dit verzoek afgewezen.
f) Daarop heeft de raadsman namens verzoeker het wrakingsverzoek gedaan.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende zakelijk weergegeven gronden:
I. De afwijzing van het verzoek om de zaken niet te voegen. Deze beslissing is niet deugdelijk gemotiveerd en is niet gebaseerd op juridische redenen;
II. De wijze waarop de rechter verzoeker heeft ondervraagd. Bij de ondervraging heeft de rechter hem welbewust in een kwaad daglicht gesteld en de rechter heeft suggestieve vragen gesteld. De rechter heeft hem bijvoorbeeld voorgehouden dat uit het dossier blijkt dat als hij boos wordt hij niet meer te houden zou zijn en dat iedereen hem agressief vindt. Deze opmerkingen zijn niet terecht, aldus verzoeker. Vervolgens heeft de rechter de opmerking gemaakt dat hij het vreemd vindt dat verzoeker niet meer weet wat hij heeft gezegd, maar wel weet dat hij niet heeft bedreigd. Verzoeker acht dit een opzettelijk geuite strikvraag, die feitelijk onjuist is. Bovendien hebben de feiten plaatsgevonden op 3 oktober 2006 en is het dus niet vreemd dat hij niet meer weet wat hij toen heeft gezegd;
III. De weigering van de rechter om te zaak aan te houden en de officier van justitie alsnog op te dragen om de aangever op te roepen. Deze beslissingen zijn gelet op het misverstand dat door het proces-verbaal is ontstaan niet terecht en juridisch onjuist. Het duidt op vooringenomenheid dat verzoeker niet de kans kreeg om zijn verzoek te motiveren;
IV. Dit laatste betreft ook de weigering van de rechter om de zitting een minuutje te schorsen.
3. Het verweer van de rechter
De rechter heeft het verzoek bestreden. Hij heeft aangevoerd dat de raadsman bij aanvang van de zitting geagiteerd was. Naar aanleiding van het verzoek om niet te voegen, heeft hij gezegd dat het gebruikelijk is dat kinderzaken worden gevoegd, omdat dit pedagogisch gezien wenselijk is.
De afgelopen zeven maanden heeft het openbaar ministerie een aantal malen aan de raadsman verzocht om de adressen van de getuigen. Omdat de raadsman niet op deze verzoeken heeft
gereageerd, heeft de rechter aangenomen dat deze getuigen niet zo belangrijk voor hem waren,
mede gelet op de inhoud van het dossier. De bewuste opmerking over het geheugen van verzoeker, alsmede de wijze waarop de rechter de vragen heeft geformuleerd, waren niet bedoeld om verzoeker onderuit te halen maar moeten worden gezien in het licht van diens persoonlijke omstandigheden.
4. De reactie van de officier van justitie
De wijze waarop de rechter verzoeker heeft ondervraagd is toegestaan en is zeker geen grond tot wraking. De rechter heeft de discussie die op de zitting is ontstaan over het niet doorgeven van de adressen en het niet oproepen van de aangever gesloten en heeft besloten om door te gaan met de bespreking van de zaak. De rechter heeft daartoe de bevoegdheid, net als tot het passeren van de herhaalde verzoeken tot het horen van de aangever. Deze beslissingen vormen evenmin een grond tot wraking. Hiertegen kan eventueel een rechtsmiddel worden ingesteld. Gezien de stand van zaken, was de beslissing van de rechter om het verzoek tot overleg af te wijzen, niet onbegrijpelijk noch gaf deze beslissing blijkt van enige vooringenomenheid van de rechter met betrekking tot de zaak. Naar het oordeel van de officier van justitie kunnen de gronden van het verzoek noch afzonderlijk noch in onderling verband beschouwd, dit verzoek dragen.
5. De beoordeling van het verzoek
5.1. Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
5.2 Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door verzoeker genoemde omstandigheden, afzonderlijk en gezamenlijk, geen grond op voor wraking.
5.3 In een wrakingsprocedure kan niet worden opgekomen tegen onwelgevallige procesbeslissingen. Het is niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of deze beslissingen inhoudelijk juist zijn. Dat kan eventueel in hoger beroep aan de orde worden gesteld. Het is de taak van de wrakingskamer om te onderzoeken of deze beslissingen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke onpartijdigheid in het gedrang komt. Dat is niet het geval.
5.4 Daarbij is van belang dat slechts dan aanleiding kan bestaan een vooringenomenheid te vermoeden, indien de wijze waarop de rechter de zaak behandelt en de door hem genomen
beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijze daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven. Daarvan getuigen de betreffende wijze van behandeling en genomen beslissingen niet, zeker niet gelet op de onder de feiten sub c omschreven gang van zaken.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
B E S L I S S I N G :
De rechtbank:
? wijst het wrakingsverzoek af;
? bepaalt dat de procedures met de parketnummers [ ] en [ ] worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. M. van Hees, R.A.J. van der Linde en H.C. Hoogeveen leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.