ECLI:NL:RBAMS:2008:BK0957

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
297486 - HA ZA 04-2779
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkte aansprakelijkheid luchtvervoerder bij vermissing van diamanten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam diende, ging het om de beperkte aansprakelijkheid van de luchtvervoerder KLM voor de vermissing van diamanten. De eisers, bestaande uit verschillende vennootschappen en een particulier, stelden dat KLM opzettelijk of bewust roekeloos had gehandeld, wat zou leiden tot volledige aansprakelijkheid voor de vermissing. De rechtbank oordeelde dat de luchtvervoerder niet aansprakelijk kon worden gesteld voor opzet of bewuste roekeloosheid. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bewijsstukken die door KLM waren overgelegd, waaronder camerabeelden en interne richtlijnen. De rechtbank concludeerde dat KLM had voldaan aan haar verzwaarde informatieplicht en dat de stelplicht en bewijslast bij de eisers lagen. De rechtbank oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd om hun stellingen te onderbouwen. De rechtbank wees de vordering van de eisers af, met uitzondering van een beperkte schadevergoeding van 33,33 bijzondere trekkingsrechten, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 14 mei 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 297486 / HA ZA 04-2779
Vonnis van 14 mei 2008
in de zaak van
1. de vennootschap naar vreemd recht
MALCA-AMIT (THAILAND) LTD.,
gevestigd te Bangkok (Thailand),
2. de vennootschap naar vreemd recht
MALCA-AMIT LTD.,
gevestigd te Ramat Gan (Israël),
3. de vennootschap naar vreemd recht
PYRAMID DIAMOND SAWING COMPANY LTD.,
gevestigd te Bangkok (Thailand),
4. [A],
wonende te --,
5. de vennootschap naar vreemd recht
DELVAG LUFTFAHRTVERSICHERUNGS-AG.,
gevestigd te Keulen (Duitsland),
6. de vennootschap naar vreemd recht
DD INTERNATIONAL LTD.,
gevestigd te Road Town Tortola (British Virgin Island),
eisers,
procureur eerst mr. M.R. Oranje, thans mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
procureur voorheen mr. A. Volders, thans mr. F.B. Falkena.
Eisers zullen hierna gezamenlijk Malca c.s. worden genoemd en ieder afzonderlijk Malca-Amit Thailand, Malca-Amit Israël, Pyramid Diamond, [A], Delvag en DD International. Gedaagde wordt hierna KLM genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 april 2007 met de daarin genoemde stukken,
- de akte van depot van 11 juni 2007 waarbij KLM een dvd met camerabeelden heeft gedeponeerd,
- de akte van KLM van 13 juni 2007 met bewijsstukken,
- de akte uitlating producties van Malca c.s. van 7 november 2007, met bewijsstukken,
- de akte van KLM van 5 december 2007 met één bewijsstuk,
- de akte uitlating producties van Malca c.s. van 16 januari 2008,
- de akte van KLM van 27 februari 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank volhardt in hetgeen bij tussenvonnis van 18 april 2007 (hierna: het tussenvonnis) is overwogen en beslist.
2.2. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.10 van het tussenvonnis geoordeeld dat KLM, behoudens ten aanzien van het overleggen van de camerabeelden, genoegzaam inlichtingen heeft verschaft over de wijze waarop de waardezendingen in het algemeen worden, en deze in het bijzonder is, vervoerd.
Met betrekking tot de camerabeelden is KLM in de gelegenheid gesteld deze alsnog in het geding te brengen (rechtsoverweging 4.11).
Voorts heeft de rechtbank onder 4.12 van het tussenvonnis overwogen dat voor zover KLM de camerabeelden alsnog overlegt, KLM in beginsel heeft voldaan aan haar informatieverplichting door voldoende feitelijke gegevens te verstrekken ter motivering van haar betwisting dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de zijde van KLM.
2.3. Aan het slot van het tussenvonnis heeft de rechtbank nog in rechtsoverweging 4.13 overwogen dat uit de feiten als genoemd onder 2. van het tussenvonnis niet kan worden afgeleid dat de waardezending niet door anderen dan personeelsleden of hulppersonen van KLM kan zijn ontvreemd, zodat niet reeds uit de vaststaande feiten met zekerheid kan worden vastgesteld dat de zending opzettelijk door (personeel van) KLM is weggenomen.
2.4. KLM heeft daarop, zoals door de rechtbank verzocht, een dvd met de camerabeelden ter griffie gedeponeerd, onder toezending van een kopie aan de wederpartij, en daarnaast heeft zij in totaal nog drie aktes genomen. Bij akte van 13 juni 2007 heeft KLM een toelichting op de camerabeelden gegeven, en voorts heeft zij als productie K-16 bij akte van 5 december 2007 nog een kopie overgelegd van de Cargo Handling Manual, versie 6.0 en volgens KLM de destijds toepasselijke interne procedureregels van KLM terzake van waardevervoer.
Malca c.s. heeft na het tussenvonnis nog een tweetal aktes genomen waarin zij commentaar geeft op de camerabeelden en ingaat op de stellingen van KLM. Voorts heeft zij bij akte van 7 november 2007, ter staving van haar stellingen, 3 producties overgelegd, als productie 1 een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 1 oktober 2003 SES 2005/22, als productie 2 een proces-verbaal van een andere, bij deze rechtbank gehouden procedure tussen Monstrey Worldwide Services BVBA, samen met 35 andere rechtspersonen, tegen KLM, en als productie 3 een kopie van het arrest van het Hof Leeuwarden van 9 april 2003 en 21 januari 2004, SES2004/99.
2.5. Nu KLM heeft voldaan aan het verzoek de camerabeelden in de procedure te overleggen, heeft zij in beginsel voldaan aan haar verzwaarde informatieplicht, een en ander conform het onder 4.12 bij tussenvonnis overwogene. Daarbij wordt nogmaals opgemerkt dat het uitsluitend aan KLM is feitelijke gegevens te verstrekken, maar dat de informatieplicht niet zover strekt dat KLM ook moet ophelderen hoe en wanneer de diefstal/vermissing concreet heeft plaatsgevonden. Niet kan verder worden gezegd dat KLM niet aan haar informatieplicht heeft voldaan door pas bij akte van 5 december 2007 een kopie van de Cargo Handling Manual in het geding te brengen. Niet is immers komen vast te staan dat de nakoming van de bepalingen uit deze manual ook tussen partijen is overeengekomen, zodat deze manual slechts de status van een interne, in beginsel niet afdwingbare richtlijn heeft. Onder deze omstandigheid kan niet worden geconcludeerd dat, door deze manual pas in een zo laat stadium van de procedure in het geding te brengen, KLM de gestelde opzet of bewuste roekeloosheid onvoldoende heeft betwist door niet aan haar informatieplicht te voldoen.
2.6. Overeenkomstig het onder 4.13 bij tussenvonnis overwogene is het vervolgens aan Malca c.s. om, aan de hand van de camerabeelden, voldoende te stellen, en zo nodig feiten en omstandigheden te bewijzen aan te bieden, waaruit concreet de gestelde opzet of het bewust roekeloos handelen van de zijde van KLM bestaat in de zin van artikel 34 WL.
2.7. Aan deze stel- en bewijsaandraagplicht heeft Malca c.s. naar het oordeel van de rechtbank met de door haar na tussenvonnis genomen aktes niet, althans onvoldoende voldaan.
2.8. Allereerst merkt de rechtbank op dat in het door Malca c.s. gestelde onvoldoende aanleiding wordt gezien van de eerder in het tussenvonnis aangegeven bewijslastverdeling af te wijken, althans om de gestelde opzet of bewuste roekeloosheid behoudens door KLM te leveren tegenbewijs geleverd te achten. Van bindende eindbeslissingen kan in beginsel in dezelfde instantie niet worden teruggekomen, behoudens indien bijzondere, door de rechter in zijn desbetreffende beslissing nauwkeurig aan te geven omstandigheden het onaanvaardbaar zouden maken dat de rechter aan de eindbeslissing in kwestie zou zijn gebonden. Van een dergelijke uitzonderingssituatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, temeer nu geen sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag van de rechter of een beslissing die blijkt te berusten op een, niet aan de belanghebbende partij toe te rekenen, onjuiste feitelijke grondslag.
2.9. Stelplicht en bewijslast blijven dan ook op Malca c.s. rusten, en aan haar stelplicht heeft Malca c.s. nu juist, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende voldaan.
Tegen de camerabeelden heeft Malca c.s. voornamelijk ingebracht dat niet, of niet altijd even duidelijk is te zien wat er binnen in de container en in/uit het zicht van de camera gebeurt, terwijl Malca c.s. ook enkele (theoretische) mogelijkheden van verduistering noemt zoals de mogelijkheid dat een van de KLM medewerkers het vermiste collo onder zijn trui heeft gestopt. Nog afgezien van het feit dat deze laatste mogelijkheid door geen enkel bewijsstuk wordt ondersteund, en ook bewijs van deze theorie niet concreet wordt aangeboden, is de enkele mogelijkheid dat het collo is zoek geraakt dan wel is gestolen terwijl het onder de hoede van KLM verkeerde, onvoldoende om uit te kunnen gaan van opzet dan wel van bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 34 WL.
Daarnaast is het, anders dan Malca c.s. stelt, niet aan KLM om aan te tonen dat het bewuste pakketje in de container is geladen c.q. na belading in de container is gebleven.
De door Malca c.s. genoemde leemtes in de beelden zijn verder door KLM, naar het oordeel van de rechtbank, genoegzaam verklaard, nu KLM heeft aangegeven dat de camera uitsluitend in geval van beweging opnames maakt.
Wat betreft het argument van Malca c.s. dat het in strijd met de eigen veiligheidsvoorschriften (de manual) niet vervoeren van de waardezending in een collector bag of security box en/of het niet afdichten van de container door middel van een deur opzet of bewuste roekeloosheid van KLM in de zin van artikel 34 WL oplevert, wordt als volgt overwogen.
KLM heeft in de eerste plaats aangegeven dat vervoer via een ‘aircraft strongbox in the hands of the purser’ niet mogelijk was. Het gebruik van een collector bag of security box was verder volgens KLM destijds nog niet verplicht. Wat hier verder ook van zij, ook indien dit wel verplicht zou zijn geweest wil dat nog niet zonder meer zeggen dat het niet gebruiken van deze bag of security box, dan wel het niet gebruiken van een deur om de container af te sluiten, meebrengt dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. KLM heeft immers onvoldoende betwist toegelicht dat de feitelijk gebruikte wijze van vervoer in dit geval niet onveiliger was. Zo kan door gebruik van een deur niet elke diefstal worden voorkomen, terwijl het volledig sealen van de container en het plaatsen van vier security boxen voor de opening en het aanbrengen van zegels in dit geval niet minder veilig wordt geacht. In ieder geval heeft Malca c.s. onvoldoende gesteld waaruit kan worden afgeleid dat door de concrete wijze van vervoer er wetenschap bij (personeel van) KLM zou bestaan dat er waarschijnlijk schade uit zou voortvloeien.
Deze wetenschap van schade is evenmin gesteld bij de wijze waarop de aflevering in Tel Aviv in strijd met interne procedureregels heeft plaatsgevonden, zodat ook bij aflevering geen opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 34 WL kan worden aangenomen.
Het zelfde geldt voor het niet als één geheel behandelen van de waardezending maar het verdelen ervan over 7 colli, los van de vraag of dit wel of niet in strijd met de opdracht is gebeurd. Voorts heeft Malca c.s. onvoldoende gesteld waaruit kan worden afgeleid dat er met de veiligheidszegels door personeel of ondergeschikten van KLM zou zijn geknoeid.
2.10. Voorts zou uit de vaststaande feiten en omstandigheden volgens Malca c.s. volgen dat de diefstal niet anders dan door of met medeweten van KLM-personeel heeft plaatsgevonden. Dat is echter naar het oordeel van de rechtbank niet, althans onvoldoende komen vast te staan, waarbij nogmaals wordt verwezen naar het aan het slot van het onder 4.13 bij tussenvonnis overwogene. Diefstal of vermissing door toedoen van (afgevaardigden van) ladingbelanghebbenden zelf, of diefstal door derden dan wel door personeel of ondergeschikten van KLM die niet handelden in de uitoefening van hun werkzaamheden is immers nog altijd niet uitgesloten.
2.11. Tenslotte heeft Malca c.s. ook niet aangegeven terzake van welke concrete feiten of omstandigheden zij nader bewijs zou willen leveren.
2.12. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 34 WL niet is komen vast te staan en dat KLM voor de vermissing van het collo slechts beperkt aansprakelijk is in de zin van artikel 30 lid 2 WL, dat wil zeggen voor 250 francs per kilogram vermiste lading. De gevorderde verklaring voor recht is dan ook niet toewijsbaar. Onvoldoende betwist is voorts dat het vermiste collo een gewicht had van ongeveer 2 kg. Krachtens artikel 1 a van de Wet omrekening in goud uitgedrukte munteenheden juncto artikel 30 lid 1 WL kan één uit artikel 30 WL bedoelde franc worden gelijkgesteld met 1/15 bijzonder trekkingsrecht, zodat jegens Malca-Amit Thailand toewijsbaar is 250 x 2 kg x 1/15 = 33,33 bijzondere trekkingsrechten (special drawing rights), te vermeerderen met de onbetwist gevorderde wettelijke rente vanaf 5 mei 2002. Nu deze procedure gericht is op de vaststelling van de (mate) van aansprakelijkheid van KLM als vervoerder, kan genoemd bedrag worden toegewezen als het mindere waartoe KLM op basis van de in deze procedure ingestelde vordering kan worden veroordeeld.
2.13. Nu beide partijen op enig punt in het (on)gelijk zijn gesteld, worden de proceskosten als hierna vermeld gecompenseerd.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt KLM tot betaling aan Malca-Amit Thailand van 33,33 (drieëndertig komma drieëndertig) bijzondere trekkingsrechten (special drawing rights), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2002 tot aan de dag der voldoening;
3.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2008.?