ECLI:NL:RBAMS:2009:BH3064

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-3031 GEMWT
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennisgeving handhaving binnenhavengeld pleziervaartuigen en bestuursdwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te Amsterdam, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De zaak betreft een kennisgeving van 17 oktober 2007, gepubliceerd in diverse kranten, waarin werd aangekondigd dat pleziervaartuigen zonder geldig vignet na 31 oktober 2007 zouden worden verwijderd. De rechtbank oordeelt dat deze kennisgeving niet kan worden aangemerkt als een beschikking tot toepassing van bestuursdwang, omdat er ten tijde van de kennisgeving nog geen concrete overtreding was vastgesteld. De kennisgeving was niet gericht op rechtsgevolg en wijzigde geen bestaande verplichtingen. De rechtbank concludeert dat de kennisgeving geen rechtshandeling inhoudt en dus geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en bevestigt dat de kennisgeving niet als een besluit kan worden aangemerkt waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De rechtbank wijst erop dat de verplichtingen tot betaling van binnenhavengeld en het verbod op het gebruik van pleziervaartuigen zonder vignet al van kracht waren en niet door de kennisgeving zijn gewijzigd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. H. van Hoeven, en is bekendgemaakt aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/3031 GEMWT
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te Amsterdam,
eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. E.G. Blees.
1. Procesverloop
De rechtbank heeft op 4 augustus 2008 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 25 juni 2008 (hierna: het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2009.
Eiser is in persoon verschenen, vergezeld van [naam]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
1.1. In een kennisgeving van 17 oktober 2007 (hierna: de kennisgeving) met opschrift ‘Handhaving Binnenhavengeld pleziervaartuigen Toepassing bestuursdwang”, die is gepubliceerd in Het Parool, De Echo en het Amsterdams Stadsblad, heeft verweerder aangegeven dat pleziervaartuigen moeten zijn voorzien van een geldig en goed zichtbaar vignet voor 2007 waaruit blijkt dat binnenhavengeld is betaald, dat uit controles is gebleken dat voor ongeveer 50% van de pleziervaartuigen geen binnenhavengeld wordt betaald en dat daarom wordt overgegaan op een nieuwe strengere handhavingsmethodiek. Verder heeft verweerder onder het kopje “Besluit” bericht dat pleziervaartuigen die na 31 oktober 2007 worden aangetroffen zonder geldig en goed zichtbaar aangebracht vignet in een aantal met naam genoemde wateren binnen de gemeente Amsterdam op grond van artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden verwijderd en meegevoerd naar de bewaarhaven wegens overtreding van artikel 2.5.1 van de Verordening op de haven en het binnenwater (Vhb).
1.2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de kennisgeving van 17 oktober 2007 overeenkomstig het advies van de bezwaarschriftencommissie van 28 april 2008 niet-ontvankelijk verklaard. In genoemd advies is overwogen dat de kennisgeving is aan te merken als een beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb, waarin het handhavingsbeleid met betrekking tot een concreet gebied is vervat. Volgens het advies is de kennisgeving onvoldoende concreet en individueel bepaald om te kunnen worden aangemerkt als een beschikking tot toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:24 van de Awb en kan tegen de kennisgeving dan ook geen bezwaar worden gemaakt.
1.3. In beroep heeft eiser aangevoerd dat de kennisgeving hem persoonlijk treft en dat de kennisgeving voldoende specifiek en concreet is om als een beschikking tot toepassing van bestuursdwang te worden aangemerkt. Eiser is dan ook van mening dat verweerder inhoudelijk op zijn bezwaarschrift had moeten beslissen.
Wettelijk kader
2.1. Ingevolge artikel 2 van de Binnenhavengeldverordening 2007 wordt onder de naam binnenhavengeld een recht geheven ter zake van het gebruik met een vaartuig van voor de openbare dienst bestemd gemeentewater of van andere voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die in beheer of onderhoud zijn bij de gemeente.
Ingevolge artikel 12 van de Binnenhavengeldverordening 2007 wordt voor elk vaartuig waarvoor op aangifte is voldaan kosteloos een vignet uitgereikt.
2.2. Ingevolge artikel 2.5.1, eerste lid, van de Vhb is het verboden, pleziervaartuigen welke in openbaar water worden gehouden, af te meren dan wel te gebruiken zonder dat zij zijn voorzien van een op het vaartuig duidelijk zichtbaar aangebracht geldig en juist vignet dat voor dat vaartuig op grond van de Binnenhavengeldverordening van gemeentewege is verstrekt.
2.3. Ingevolge artikel 5:21 wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
2.4. Ingevolge artikel 5:24, eerste lid, van de Awb dient een beslissing tot toepassing van bestuursdwang op schrift te worden gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel vermeldt de beschikking welk voorschrift is of wordt overtreden.
Ingevolge het derde lid van genoemd artikel geschiedt de bekendmaking aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang zal worden toegepast en aan de aanvrager.
Ingevolge het vierde lid van genoemd artikel wordt in de beschikking een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbenden de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf maatregelen te treffen.
2.1. Ingevolge art 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel wordt onder beschikking verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
Beoordeling van het geschil
3.1. In geschil is de vraag of de kennisgeving van 17 oktober 2007 een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb is, waartegen eiser bezwaar kon maken. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
3.2. In de kennisgeving heeft verweerder aangekondigd dat pleziervaartuigen die na 31 oktober 2007 worden aangetroffen zonder geldig en goed zichtbaar aangebracht vignet in de daarbij met naam genoemde wateren direct zullen worden verwijderd en meegevoerd naar de bewaarhaven. In de kennisgeving is niet vermeld ten aanzien van welke conrete pleziervaartuigen reeds een overtreding van de Vhb is geconstateerd. Namens verweerder is ter zitting aangegeven dat het wel in de lijn der verwachtingen lag, maar ten tijde van de kennisgeving nog niet daadwerkelijk was vastgesteld dat er, en zo ja welke, pleziervaartuigen in strijd met artikel 2.5.1. van de Vhb zonder goed zichtbaar geldig vignet in de betreffende wateren werden gehouden, afgemeerd of gebruikt. De kennisgeving vormt aldus een aankondiging van (mogelijk) handhavend optreden tegen pleziervaartuigen ten aanzien waarvan op een latere datum, na 31 oktober 2007, overtreding van artikel 2.5.1 van de Vhb wordt geconstateerd.
3.3. Nu er ten tijde van de kennisgeving feitelijk nog geen concrete overtreding van een voorschrift en daarmee ook nog geen overtreder was geconstateerd, is de rechtbank van oordeel dat de kennisgeving niet kan worden aangemerkt als een beschikking tot toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:24, eerste en tweede lid, van de Awb.
Naar het oordeel van de rechtbank is de kennisgeving ook anderszins niet gericht op rechtsgevolg, nu daarmee niet is beoogd om een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel om de juridische status van een persoon of zaak vast te stellen. Immers, de verplichting tot betaling van binnenhavengeld en het verbod om pleziervaartuigen in openbaar water te houden, af te meren dan wel te gebruiken zonder duidelijk zichtbaar geldig vignet waren reeds van kracht op grond van de Binnenhavengeldverordening 2007 en respectievelijk de Vhb en zijn door de kennisgeving niet gewijzigd. Hieruit volgt dat de kennisgeving geen rechtshandeling inhoudt en mitsdien geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
3.4. Het voorgaande impliceert dat - gelet op artikel 8:1, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb - tegen de kennisgeving geen bezwaar kon worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
3.5. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
3. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 januari 2009 door mr. G.M. Beunk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H. van Hoeven, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B