ECLI:NL:RBAMS:2009:BH5047

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-1472 GEMWT
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de verwijdering van een fiets door de gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel van de gemeente Amsterdam. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de verwijdering van zijn fiets op 16 januari 2008 nabij station Amsterdam Zuid, waar deze op het trottoir was gestald. De gemeente stelde dat de fiets hinderlijk was geparkeerd in strijd met artikel 10.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), dat het verbiedt om fietsen op een manier te parkeren die de doorgang hindert.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de fiets van eiser niet de doorgang hinderde of belemmerde, zoals door de gemeente werd gesteld. De rechtbank oordeelde dat de gehele situatie ter plaatse in ogenschouw moest worden genomen en niet enkel de plek waar de fiets stond. De rechtbank concludeerde dat de fiets geen belemmering vormde voor voetgangers en dat de gemeente niet bevoegd was om handhavend op te treden.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en herstelde de situatie door het primaire besluit van 16 januari 2008 te herroepen. Eiser kreeg ook een schadevergoeding van € 10,00 voor de kosten die hij had gemaakt bij het ophalen van zijn fiets. De rechtbank wees echter het verzoek om extra schadevergoeding voor reistijd af, omdat eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk schade had geleden. De uitspraak werd bekendgemaakt op 16 februari 2009.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/1472 GEMWT
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. M. van Muijen.
1. Procesverloop
De rechtbank heeft op 17 april 2008 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 3 april 2008 (hierna aangeduid als: het bestreden besluit).
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 januari 2009. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
Ontstaan en verloop van het geding
2.1. Blijkens het aan eiser uitgereikte primair besluit heeft verweerder op 16 januari 2008 de op het M. Vermeulenpad te Amsterdam nabij station Amsterdam Zuid geplaatste fiets van eiser verwijderd wegens overtreding van artikel 10.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV). Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
2.2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar, conform het advies van de bezwaarschriftencommissie, ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de fiets van eiser hinderlijk stond gestald zodat op grond van artikel 10.6 van de APV de bevoegdheid bestond tot het toepassen van bestuursdwang. In dit geval was volgens verweerder sprake van spoed bij verwijdering van de fiets van eiser waardoor van het geven van een begunstigingstermijn als bedoeld in artikel 5:24, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kon worden afgezien. Verweerder heeft ten aanzien van de door eiser betaalde € 10,- aan administratiekosten opgemerkt dat de kosten voor het verwijderen van de fiets voor rekening komen van eiser als overtreder.
2.3. In beroep heeft eiser aangevoerd dat zijn fiets geen hinder veroorzaakte. Het is eiser niet duidelijk welke objectieve norm verweerder hanteert bij het bepalen of een fiets hinderlijk staat gestald. Eiser heeft verder betwist dat sprake was van een zodanige spoed bij de verwijdering van zijn fiets dat hem geen begunstigingstermijn behoefde te worden
gegeven. Ten slotte heeft eiser gesteld dat artikel 10.6 van de APV inconsequent door verweerder wordt gehandhaafd nu hinderlijk geplaatste fietsen voor zijn woning desgevraagd niet worden verwijderd.
Wettelijk kader
2.4. Ingevolge artikel 5:21 van de Awb wordt onder bestuurdwang verstaan het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
2.5. Uit artikel 27 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens volgt dat fietsen geparkeerd moeten worden op het trottoir, op het voetpad of in de berm dan wel op andere door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen.
2.6. Ingevolge artikel 10.6 van de APV is het verboden een fiets of bromfiets:
a. op zodanige wijze voor of tegen een gebouw te parkeren, dat daardoor voor een bewoner of gebruiker van dat gebouw de toegang of het uitzicht wordt belemmerd;
b. op zodanige wijze op een voetpad of trottoir te parkeren, dat daardoor de doorgang wordt gehinderd of belemmerd.
Beoordeling van het geschil
2.7. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de fiets van eiser op
16 januari 2008 nabij het station Amsterdam Zuid op het trottoir van het M. Vermeulenpad stond gestald tussen het fietsenrek en het talud.
2.8. Ter beoordeling staat hier de vraag of de fiets van eiser de doorgang belemmerde of hinderde als bedoeld in artikel 10.6, aanhef en onder b, van de APV.
2.9. In het bestreden besluit heeft verweerder gesteld dat de fiets de doorgang voor voetgangers - al dan niet op weg naar hun fiets - belemmerde en dat in geval van een calamiteit de doorgang vrij moet zijn.
2.10. Uit de zich in het dossier bevindende foto’s en een situatieschets blijkt dat ter plaatse aan de zijde van het WTC-gebouw zich een breed trottoir bevindt. Naast het trottoir ligt een fietspad. Naast het fietspad staan haaks op de rijrichting twee rijen fietsenrekken geplaatst. Tussen de twee rijen fietsenrekken bevindt zich een strook trottoir(rand), via welke de fietsenrekken kunnen worden bereikt. Tussen de achterste rij fietsenrekken (bezien vanaf de zijde van het WTC-gebouw) en het talud bevindt zich een strook trottoir van ongeveer 50 centimeter breed.
2.11. Gelet op deze situatie ter plaatse kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesteld dat de fiets van eiser de doorgang voor voetgangers hinderde of belemmerde. Anders dan verweerder heeft gedaan, moet bij deze beoordeling de gehele situatie ter plaatse in ogenschouw worden genomen en niet enkel de doorgang tussen het betreffende fietsenrek en het talud waar eisers fiets stond gestald. Naar het oordeel van de rechtbank werd de doorgang voor voetgangers op weg naar hun fiets in een van de fietsenrekken evenmin gehinderd, aangezien de meest geschikte route naar de fietsenrekken loopt tussen de twee rijen fietsenrekken door dan wel via het aan de zijde van het WTC-gebouw gelegen trottoir of het daarnaast gelegen fietspad. Voorts acht de rechtbank niet aannemelijk dat de smalle strook trottoir tussen het fietsenrek en het talud, waarop eiser zijn fiets had gestald, in geval van een calamiteit als doorgang of vluchtroute zal worden gebruikt.
2.12. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat de fiets van eiser het uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden onmogelijk maakte. De rechtbank is van oordeel dat het niet kunnen schoonmaken van het trottoir onder de fiets niet betekent dat de doorgang wordt gehinderd of belemmerd. Bovendien zou dit betekenen dat iedere fiets - waar dan ook - in strijd met artikel 10.6 van de APV zou staan gestald aangezien op de plaats waar een fiets staat nimmer kan worden schoongemaakt.
2.13. Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen sprake was van hinderen of belemmeren van de doorgang in de zin van artikel 10.6, aanhef en onder b, van de APV. Verweerder was dan ook niet bevoegd handhavend op te treden.
2.14. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar van eiser gegrond te verklaren en het primaire besluit van 16 januari 2008 te herroepen.
2.15. Eiser heeft verzocht om een vergoeding van de door hem betaalde € 10,00 aan administratiekosten bij het ophalen van zijn fiets. Nu deze kosten voortvloeien uit een onrechtmatig genomen besluit zal de rechtbank dit verzoek toewijzen. Verder heeft eiser verzocht om een tegemoetkoming van € 93,00 in verband met de (extra) reistijd die hij kwijt was om op zijn werk te komen en zijn fiets op te halen. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen aangezien niet is gebleken dat eiser voor het ophalen van zijn fiets en vanwege de extra reistijd vrij heeft moeten nemen van zijn werk en daardoor daadwerkelijk schade heeft geleden.
2.16. Aangezien het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding nu niet is gebleken dat eiser voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond en herroept het primaire besluit van 16 januari 2008;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt de gemeente Amsterdam tot vergoeding van door eiser geleden schade tot een bedrag van € 10,00;
- wijst het verzoek van eiser om schadevergoeding voor het overige af;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam aan eiser het griffierecht van € 145,00 (zegge: honderd vijfenveertig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 16 februari 2009 door mr. G.M. Beunk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. Horio, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B