RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 09/244 WRO
uitspraak van de voorzieningenrechter
[verzoeker 1] en [verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde mr. M.L.M. Frantzen,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ouder-Amstel,
verweerder,
gemachtigde mr. A.C.J. van Gils.
Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder],
wonende te [woonplaats],
vergunninghouder,
gemachtigde mr. P. Beunk.
Bij besluit van 16 oktober 2007 heeft verweerder aan vergunninghouder een vrijstelling verleend voor het vergroten van een praktijkruimte voor fysiotherapie op het perceel [adres] te [woonplaats] (hierna: het perceel). Bij besluit van 27 november 2007 heeft verweerder aan vergunninghouder ontheffing verleend van de Bouwverordening omdat ter plaatse op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien, voorts heeft verweerder de bouwvergunning verleend. Tegen deze besluiten, bekend gemaakt op 4 december 2007, hebben verzoekers tijdig bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Bij uitspraak van 16 mei 2008 heeft de voorzieningenrechter vanwege het ontbreken van een ruimtelijke onderbouwing voor het bouwplan het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen en de beide besluiten geschorst.
Bij besluit van 10 december 2008, verzonden op 11 december 2008, heeft verweerder het door verzoekers daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: het bestreden besluit). De voorzieningenrechter heeft op 20 januari 2009 een verzoek ontvangen tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het beroepschrift van 20 januari 2009 gericht tegen het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 februari 2009, waar [verzoeker 1], in persoon en bijgestaan door mr.drs. M.L.M. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel en [architect], architect, en verweerder, vertegenwoordig door mr. A.C.J. van Gils, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord vergunninghouder, vertegenwoordig door mr. P. Beunk en mr.drs. S.A.B. Boer, advocaten te Amsterdam en [vertegenwoordiger vergunninghouder].
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank, die bevoegd wordt in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.3 Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Daarbij geldt dat een vergunninghouder op eigen risico van een bouwvergunning gebruik maakt, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, ook als een verzoek, als thans aan de orde, wordt afgewezen.
2.4 Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Ouderkerk Oost 1974”. Ook is niet in geschil dat het bouwplan niet valt onder de door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland opgestelde speerpunten van beleid en dat verweerder derhalve met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), zonder verklaring van geen bezwaar van het college van gedeputeerde staten, bevoegd is om vrijstelling te verlenen.
2.5 Verzoekers betogen dat de gevolgen van het bouwplan op de verkeersveiligheid ernstig tekort schiet. Verweerder had uitvoerig en zorgvuldig onderzoek moeten doen naar de verkeersveiligheid van alle deelnemers, in het bijzonder de deelnemers op de veel te smalle stoep voor de gevel van de geplande nieuwbouw.
2.5.1 Op 15 juli 2008 heeft de politie Amsterdam-Amstelland bij brief laten weten dat de uitzichtlijnen niet substantieel zullen worden beïnvloed door en na de realisatie van het bouwplan. Daarnaast blijft in de nieuwe situatie het trottoir aan de noordzijde van de Hendrick van Avercampweg op dezelfde plaats gesitueerd als in de huidige situatie. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat dit advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. Daarbij komt dat verzoekers geen tegenadvies van een onafhankelijke deskundige hebben overgelegd ter bestrijding van voornoemde beoordeling. Met verweerder is de voorzieningenrechter dan ook vooralsnog van oordeel dat het bouwplan geen negatieve gevolgen zal hebben voor de verkeersveiligheid.
2.6 Verzoekers betogen dat het rapport van [bureau] met betrekking tot de parkeerdruk evident tekort schiet nu dit niet op basis van representatieve gegevens tot stand is gekomen. Verweerder had dit rapport dan ook niet aan de besluitvorming ten grondslag mogen leggen.
2.6.1 Uit het bij de ruimtelijke onderbouwing gevoegde onderzoek van [bureau] naar de parkeerdruk als gevolg van het bouwplan blijkt dat in de nabije omgeving van het bouwplan voldoende parkeerruimte beschikbaar is. Het feit dat dit onderzoek is verricht in juli 2008 maakt dit vooralsnog niet anders. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat het onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen. Daarbij komt dat verzoekers geen tegenadvies van een onafhankelijke deskundige hebben overgelegd ter bestrijding van voornoemd onderzoek. De voorzieningenrechter merkt in dit verband nog op dat, blijkens de gedingstukken, dit onderzoek samen met de ruimtelijke onderbouwing op 4 september 2008 aan verzoekers is toegezonden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder in redelijkheid ontheffing kunnen verlenen van het bepaalde in artikel 2.5.30 van de Bouwverordening Ouder-Amstel.
2.7 Verzoekers betogen dat de ruimtelijke onderbouwing evident niet voldoet aan de zware eisen die gezien de aanzienlijke planologische inbreuk hieraan dienen te worden gesteld. Er is dan ook geen sprake van een goede ruimtelijke onderbouwing als bedoeld in artikel 19 van de WRO.
2.7.1 De voorzieningenrechter stelt voorop dat artikel 19 van de WRO juist voorziet in de mogelijkheid om – in afwijking van het bestemmingsplan en de toelichting daarop – vrijstelling te verlenen, mits deze vrijstelling is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing.
2.7.2 Op 4 september 2008 is namens vergunninghouder een ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan overgelegd. Uit deze ruimtelijke onderbouwing blijkt dat het bouwplan past binnen de stedenbouwkundige opzet van de wijk, gelet op het bouwvolume en het feit dat in één bouwlaag wordt gebouwd. Gelet op de hoogte en situering zijn de gevolgen voor de bezonning en/of daglichttoetreding voor de omgeving beperkt. Er is en blijft sprake van een kleine voorziening in de wijk. Er wordt voldaan aan het provinciale en rijksbeleid van concentratie van bebouwing in bestaande kernen. De gemeenteraad heeft in de Structuurvisie gemeente Ouder-Amstel 2007 vastgelegd dat het aanbod van zorg en welzijn vergroot dient te worden. In dit geval gaat het om modernisering van een bestaande voorziening, welke nodig is om de voorziening voor de wijk te behouden. Voorts blijkt uit de verklaring van de fysiotherapeut dat met de nieuwbouw niet wordt beoogd om een stijging van het aantal patiënten en fysiotherapeuten mogelijk te maken. Gezien de geringe inbreuk op het planologische regime, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter op voorhand niet staande worden gehouden dat de ruimtelijke onderbouwing niet voldoet aan de eisen die daaraan in dit geval dienen te worden gesteld.
2.8 Verzoekers betogen dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Verzoekers verwijzen naar het door hun eerder overgelegde tegenadvies van architect [architect 2] alsmede de ter zitting van de voorzieningenrechter geuite bezwaren door architect [architect].
2.8.1 De voorzieningenrechter constateert dat de Stichting Welstandszorg Noord-Holland op 22 augustus 2007 positief heeft geadviseerd over het bouwplan. Naar aanleiding van het door verzoekers overgelegde deskundig te achten tegenadvies heeft verweerder het bouwplan nogmaals voorgelegd en op 8 juli 2008 heeft de Stichting Welstandszorg Noord-Holland wederom positief geadviseerd over het bouwplan. Dat architect [architect] ter zitting heeft gesteld dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand, maakt niet op voorhand dat het bestreden besluit – voor zover het de redelijke eisen van welstand betreft – in de bodemprocedure geen stand zou houden. Voor zover er twijfel bestaat over de redelijke eisen van welstand heeft verweerder de mogelijkheid desgewenst een reactie van de Stichting Welstandszorg Noord-Holland op het tegenadvies van architect [architect] tijdig in de bodemprocedure in te brengen. Het niet onderbouwde standpunt van verweerder dat de Stichting Welstandszorg Noord-Holland wederom positief zal adviseren kan de voorzieningenrechter niet volgen; het is immers niet aan verweerder om vooruit te lopen op een nog af te geven advies door de Stichting Welstandszorg Noord-Holland.
2.9 Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat in hetgeen door verzoekers naar voren is gebracht, geen aanleiding is te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. De voorzieningenrechter zal bevorderen dat de behandeling van de bodemprocedure op 23 april 2009 zal plaatsvinden. Gelet hierop alsmede gezien de belangen van vergunninghouder, zoals deze ter zitting zijn toegelicht, bestaat geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.10 Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding. Voor een vergoeding van de kosten van de door verzoekers ingeschakelde architect [architect], als in de pleitnota verzocht, is evenmin plaats. Tevens bestaat er geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht moet worden vergoed.
Deze uitspraak is gedaan op 25 februari 2009 door mr. M. de Rooij, voorzieningenrechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.M. Behrens, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
de griffier, de voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staan geen rechtsmiddelen open.
Afschrift verzonden op:
DOC: B