ECLI:NL:RBAMS:2009:BH6940

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-2198 BESLU
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.A.A.G. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van de geluidscontour rond Schiphol en de berekeningsmethodiek van de RGV 1997

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. drs. J. Boomhouwer, een verzoek ingediend tot wijziging van de geluidscontour rond Schiphol en de berekeningsmethodiek van de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 (RGV 1997). Eiser heeft eerder een verzoek gedaan om geluidwerende voorzieningen aan zijn woning, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de woning buiten de 40 Ke-contour viel. Eiser heeft vervolgens verzocht om herziening van de RGV 1997 en om de geluidscontour voor Schiphol opnieuw te berekenen. De rechtbank heeft op 18 februari 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van eiser niet kon worden aangemerkt als een verzoek tot wijziging van Bijlage 3 van de RGV 1997, maar als een verzoek tot wijziging van de RGV 1997 zelf. De rechtbank concludeerde dat de RGV 1997 een algemeen verbindend voorschrift is en dat er geen bezwaar en beroep openstaat tegen deze regeling. De rechtbank heeft de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van der Eijk, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/2198 BESLU
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. drs. J. Boomhouwer,
en
de Minister van Verkeer en Waterstaat,
zetelend te ‘s-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde mr. dr. J.R.C. Tieman.
Tevens is ter zitting verschenen [persoon 1], wonende te [woonplaats].
1. Procesverloop
Bij brief van 25 juni 2007 heeft (wijlen) [eiser] (hierna: eiser) verweerder verzocht geluidwerende voorzieningen te treffen aan zijn woning.
Eiser heeft verweerder bij brief van 20 augustus 2007 – onder verwijzing naar voornoemde brief – verzocht de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 (hierna: RGV 1997) te herzien en de geluidscontour voor Schiphol te berekenen in overeenstemming met de Regeling berekening geluidsbelasting in Kosteneenheden (Stcrt 2004, 194).
Bij brief van 19 december 2007 heeft verweerder het verzoek van 20 augustus 2007 afgewezen.
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is bij brief van 24 april 2008 (hierna: het bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 februari 2009. De echtgenote van eiser is als rechtsopvolgster van eiser verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. G.R. van Bruggen.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan tegen een besluit bezwaar worden gemaakt en beroep worden ingesteld.
Ingevolge artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb kan tegen een besluit houdende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel geen beroep worden ingesteld.
Ingevolge artikel 8.32 van de Wet luchtvaart, kan de Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een regeling vaststellen inzake het treffen van geluidwerende voorzieningen ten aanzien van in de regeling bepaalde woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen voor zover die gebouwen vanwege het luchthavenluchtverkeer een geluidbelasting kunnen ondervinden die ligt boven de in de regeling vastgestelde maximale waarden.
Bij besluit van 6 februari 1997 hebben de Minister en de Staatssecretaris van Defensie, handelend in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de RGV 1997 vastgesteld.
Artikel 2, eerste lid, onder a, van de RGV 1997 luidde ten tijde van het bestreden besluit als volgt:
1. Tenzij in deze regeling anders is bepaald, worden op 's rijks kosten geluidwerende voorzieningen aangebracht aan geluidsgevoelige ruimten van:
a. een woning die:
1°. op het tijdstip van vaststelling van de geluidszone in Ke of van de geluidcontour Schiphol daarbinnen reeds aanwezig is, of nog niet aanwezig is maar waarvoor de bouwvergunning is verleend, en
2°. volgens de in artikel 25d van de Luchtvaartwet bedoelde voor de in die wet bedoelde luchtvaartterreinen of de geluidscontour Schiphol een geluidsbelasting van 40 Ke of hoger ondervindt.
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van de RGV 1997, bepaalt dat onder geluidscontour Schiphol wordt verstaan: desbetreffende geluidscontour van de luchthaven Schiphol, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 1, tweede lid, van de RGV 1997 bepaalt dat voor de toepassing van deze regeling, voor de luchthaven Schiphol de geluidscontouren, behorende bij de maximale waarden 40, 50, 55 en 65 Ke, zijn opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling.
Bijlage 3 van de RGV 1997 (hierna: Bijlage 3) bevat een topografische kaart van de luchthaven Schiphol en omgeving met daarop aangegeven de geluidscontouren behorende bij de maximale waarden van 40, 50, 55 en 65 Ke.
2.2.1 De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank verzocht om [persoon 2], wonende te [woonplaats], en [persoon 1] voornoemd (hierna: [persoon 2] en [persoon 1]) in de procedure als partij toe te laten. De rechtbank wijst dit verzoek af en overweegt daartoe als volgt.
2.2.2 Ingevolge artikel 8:26, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank tot sluiting van het onderzoek ter zitting ambtshalve, op verzoek van een partij of op hun eigen verzoek, belanghebbenden in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen. Niet gebleken is dat [persoon 2] en [persoon 1] een tegengesteld belang hebben aan het belang van eiser en in een nadeliger positie zouden komen te verkeren indien het bestreden besluit zou worden vernietigd. Derhalve bestaat geen aanleiding om [persoon 2] en [persoon 1] in de gelegenheid te stellen hun belangen uit hoofde van artikel 8:26 van de Awb in de onderhavige procedure naar voren te brengen.
2.3 Ter zitting is zijdens eiser aangegeven dat is bedoeld twee verschillende verzoeken aan verweerder te doen, allereerst een verzoek tot het treffen van geluidwerende voorzieningen aan de woning van eiser en voorts een verzoek tot wijziging van de geluidscontour rond Schiphol, zoals neergelegd in bijlage 3 van de RGV 1997.
2.4.1 Ten aanzien van het eerste verzoek overweegt de rechtbank dat eiser eerder een verzoek tot het treffen van geluidwerende voorzieningen heeft ingediend en dat dit door verweerder in 2004 is afgewezen omdat de woning buiten de 40 Ke-contour valt. Tegen dit besluit heeft eiser geen bezwaar gemaakt, zodat dit besluit onherroepelijk is geworden en in rechte vaststaat. Derhalve ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de huidige isolatieaanvraag aangemerkt dient te worden als een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Ingevolge dit artikel is de aanvrager, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld kan het bestuursorgaan de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere beschikking.
2.4.2 Ter zitting is vast komen te staan dat de RGV 1997 weliswaar in 2003 en 2006 op bepaalde onderdelen is gewijzigd, maar dat deze wijzigingen niet relevant zijn voor de woning van eiser. De woning valt immers nog steeds buiten de 40 Ke-contour. Nu ook overigens niet is gebleken van relevante nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van eiser tot het treffen van geluidswerende voorzieningen aangemerkt dient te worden als een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb, die onder verwijzing naar de eerder afwijzende beschikking kan worden afgewezen. In zoverre is het beroep van eiser ongegrond.
2.5 Ten aanzien van het verzoek om wijziging van de 40 Ke-contour rond Schiphol overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank volgt niet de stelling van eiser dat dit verzoek dient te worden aangemerkt als een verzoek om wijziging van Bijlage 3 van de RGV 1997. Eiser heeft immers tevens gesteld dat de berekening van de geluidsbelasting anders dient te geschieden, namelijk zonder toepassing van de zogenaamde afkapregeling. Een dergelijk verzoek is een verzoek tot wijziging van de berekeningsmethodiek van de geluidscontour, zoals voorgeschreven door de RGV 1997, en niet een wijziging van bijlage 3, waarin slechts de uitkomst van die berekening op een kaart is ingetekend. Naar het oordeel van de rechtbank dient het verzoek van eiser dan ook te worden aangemerkt als een verzoek tot wijziging van de RGV 1997 zelf. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de RGV 1997 dient te worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift, aangezien deze regeling naar buiten werkende voor de daarbij betrokkenen bindende regels bevat, uitgegaan van het openbaar gezag dat de bevoegdheid daartoe aan de Wet luchtvaart ontleent. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:2, aanhef en onder a van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 7:1 van de Awb, staat tegen de RGV 1997 geen bezwaar en beroep open. Verweerder heeft in het bestreden besluit de bezwaren van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.8 Het beroep van eiser zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 februari 2009 door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. van der Eijk, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ‘s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B