ECLI:NL:RBAMS:2009:BH7006

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
418879 / KG ZA 09-212 Pee/RV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.A.J. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een onbebouwd onroerend goed door anonieme gebruikers

In deze zaak heeft de Gemeente Amsterdam een kort geding aangespannen tegen anonieme gebruikers van een onbebouwd terrein op het Zeeburgereiland te Amsterdam. De Gemeente vorderde ontruiming van het terrein, waar de stadsnomaden sinds 2005 verblijven zonder recht of titel. De voorzieningenrechter heeft op 5 maart 2009 uitspraak gedaan. De Gemeente Amsterdam heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat de werkzaamheden voor de stadsontwikkeling van het Zeeburgereiland niet kunnen beginnen zolang het terrein door de stadsnomaden wordt bezet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Gemeente zich heeft ingespannen om de identiteit van de anonieme gedaagden te achterhalen, maar dat dit niet mogelijk was. De rechter oordeelde dat de anonieme dagvaarding onder de gegeven omstandigheden aanvaardbaar was, omdat het belang van de Gemeente om haar aanspraken geldend te maken prevaleert boven het belang van de anonieme gedaagden om in rechte te worden gehoord. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en de gedaagden hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. De Gemeente Amsterdam heeft de mogelijkheid gekregen om met behulp van de sterke arm de ontruiming af te dwingen, indien de gedaagden niet aan het vonnis voldoen. Dit vonnis is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden schetst waaronder anonieme dagvaarding in civiele zaken kan plaatsvinden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 418879 / KG ZA 09-212 Pee/RV
Vonnis in kort geding van 5 maart 2009
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 13 februari 2009,
advocaat mr. G. Koop,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon,
2. HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ZAKEN STAANDE EN GELEGEN OP HET ZEEBURGEREILAND TE AMSTERDAM,
gedaagden,
niet verschenen.
1. De procedure
Bij brief van 20 februari 2009 heeft gedaagde sub 1, verder [gedaagde sub 1], verzocht om uitstel van de behandeling van de zaak omdat hij vanwege een verblijf in het buitenland geen bijstand van een advocaat heeft kunnen regelen. Daarop is aan [gedaagde sub 1] medegedeeld dat de reeds geplande zitting van 23 februari 2009 toch plaats zou vinden. Op die zitting heeft de voorzieningenrechter [gedaagde sub 1] in de gelegenheid gesteld direct na aanvang van de zitting contact te zoeken met een advocaat over wiens gegevens hij beschikte en toen bleek dat die advocaat en nog een andere door [gedaagde sub 1] benaderde advocaat niet in staat of bereid was op een termijn van enkele dagen [gedaagde sub 1] in rechte bij te staan heeft de voorzieningenrechter de behandeling alsnog twee dagen uitgesteld om [gedaagde sub 1] in de gelegenheid te stellen zich van rechtsbijstand te voorzien.
Ter zitting van 25 februari 2009 heeft eiseres, verder de Gemeente Amsterdam, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde sub 1] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht om vonnis te wijzen.
Ter zitting was namens de Gemeente Amsterdam ook aanwezig [medewerker], planner van de Gemeente Amsterdam. Van gedaagden sub 2 is niemand verschenen.
2. De feiten
2.1. De Gemeente Amsterdam is eigenaresse van het Zeeburgereiland te Amsterdam. Het Zeeburgereiland ligt ten noorden van het centrum en ten westen van IJburg te Amsterdam. Als onderdeel van de ontwikkeling van IJburg heeft de Gemeente Amsterdam een stadsontwikkelingsplan opgesteld voor de bouw van 5.000 tot 6.000 woningen en tussen de 195.000 en 265.000 m2 aan niet-woonfuncties op het Zeeburgereiland.
2.2. Het Zeeburgereiland is in het stadsontwikkelingsplan opgedeeld in een aantal buurten: de Oostpunt, de Bedrijvenstrook, RI-Oost en de Sluisbuurt. De werkzaamheden zijn, voor zover van belang, opgesplitst in drie fasen:
- fase 1: het functievrij maken (dat wil zeggen dat alles wat niet aan de bouwwerkzaamheden is gerelateerd dient te worden verwijderd) van de buurt en sanering van de grond;
- fase 2: het bouwrijp maken en zetten van de grond (dit laatste is het storten van zand en dit gedurende enkele jaren laten inzakken om een solide bodem te vormen voor bebouwing);
- fase 3: de daadwerkelijke bebouwing.
2.3. [gedaagde sub 1] en gedaagden sub 2, verder gezamenlijk ook de stadsnomaden genoemd, zijn de bewoners van een aantal woonwagens, caravans en soortgelijke zaken die zij sinds 2005 hebben geplaatst op verschillende gebieden van het Zeeburgereiland. Eind 2006/begin 2007 hebben zij op verzoek van de Gemeente Amsterdam de Oostpunt verlaten en zijn zij verhuisd naar de Sluisbuurt. In de zomer van 2007 hebben zij het door hen in gebruik zijnde gebied beperkt tot het terrein aan de [adres] van het Zeeburgereiland (verder: het terrein). De Gemeente Amsterdam heeft voor de ingebruikname door de stadsnomaden het terrein opgehoogd en verhard.
2.4. De werkzaamheden in de Sluisbuurt, behalve op het terrein, bevinden zich in de eerste fase als omschreven onder 2.2.
2.5. Bij brief van 5 maart 2008 heeft de Gemeente Amsterdam aan “ [gedaagde sub 1] en anderen die verblijven aan de [adres], ter plaatse van het voormalige "Voorbij beton terrein"" bericht “(…) Eind 2008 wordt door de Gemeente Amsterdam aangevangen met de uitvoeringswerkzaamheden in het deelgebied de Sluisbuurt, zoals bodemsanering en grondwerkzaamheden. Het terrein aan de [adres] waarop u thans verblijft valt binnen dit deelgebied. (…) Ik verzoek u (…) vóór 5 januari 2009 het terrein waarop u thans verblijft, te verlaten en verlaten te houden. Volledigheidshalve merk ik op dat de gemeente alsdan geen terrein aan u ter beschikking zal stellen. Ik benadruk dat de gemeente u geen toestemming verleent om op enig moment een op het Zeeburgereiland gelegen terrein in gebruik te nemen. (…)"
2.6. De Gemeente Amsterdam heeft bij brief van 17 november 2008 "[gedaagde sub 1] en anderen die verblijven aan de [adres]" geïnformeerd dat bij saneringswerkzaamheden van de Sluisbuurt asbest is aangetroffen en dat de kans aanwezig is dat de grond van het terrein ook is vervuild. Daarbij heeft de Gemeente Amsterdam verder geschreven: "(…) Volledigheidshalve merk ik op dat de Gemeente Amsterdam geen ander terrein aan u ter beschikking zal stellen, net zomin als zij dat in het verleden heeft gedaan. (…)"
3. Het geschil
3.1. De Gemeente Amsterdam vordert samengevat - ontruiming van het terrein door de stadsnomaden en veroordeling van hen om gedurende vijf jaar geen ander gebied op het Zeeburgereiland, dat in eigendom van de Gemeente Amsterdam is, te herbezetten. Een en ander met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2. De Gemeente Amsterdam stelt daartoe - kort gezegd - dat de stadsnomaden zonder titel of recht op het terrein van de Gemeente Amsterdam verblijven. Zij hebben het terrein begin 2007 in gebruik genomen. Omdat de Gemeente Amsterdam toen in de Sluisbuurt nog niet kon beginnen met de werkzaamheden van fase 1, heeft zij gedoogd dat de stadsnomaden op het terrein verblijven. Voor de veiligheid van hun woonwagens en caravans heeft de Gemeente Amsterdam de grond opgehoogd en een verharding aangebracht. Daarmee heeft de Gemeente Amsterdam echter geen toestemming verleend voor een langer verblijf op het terrein dan tot het moment dat de werkzaamheden van de eerste fase op het terrein zouden dienen te beginnen. Voor het overige grondgebied van het Zeeburgereiland zijn de voorbereidingen klaar en de Sluisbuurt kan nu worden opgehoogd. Daarvoor is, gelet op de op elkaar afgestemde planning van werkzaamheden, ook nodig dat het terrein functievrij wordt gemaakt en vervolgens wordt gesaneerd. Daarbij moet eerst worden onderzocht of de grond van het terrein ook is vervuild met asbest. Het begin van dit onderzoek staat gepland op 16 maart 2009. De stadsnomaden kunnen daarbij uiteraard niet aanwezig zijn. Indien dit onderzoek en sanering daarvan wordt uitgesteld, zal ook de verdere voorbereiding van het terrein worden vertraagd. Dit resulteert uiteindelijk, vanwege de langere duur die noodzakelijk is voor het inzakken van het zand vanwege door de onder het terrein aanwezige oergeul, in een vertraging van de verdere bouwwerkzaamheden voor het gehele eiland, waarmee ook grote kosten gemoeid zijn.
3.3. [gedaagde sub 1] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Een vordering tot ontruiming van een onbebouwde onroerende zaak is in dit kort geding slechts toewijsbaar als voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter die vordering zal toewijzen en van de Gemeente Amsterdam niet kan worden gevergd een bodemprocedure af te wachten.
4.2. Anders dan [gedaagde sub 1] heeft betoogd heeft de Gemeente Amsterdam een spoedeisend belang bij haar vordering. De Gemeente Amsterdam heeft voldoende gemotiveerd betoogd dat het stadsontwikkelingplan van het Zeeburgereiland voorziet in gelijktijdige uitvoering van op elkaar afgestemde verschillende bouwwerkzaamheden in de vier buurten van het eiland. Onbetwist is dat de Sluisbuurt, op het door de stadsnomaden in gebruik zijnde terrein na, functievrij is gemaakt. De Gemeente Amsterdam heeft gesteld dat zij thans ook dat terrein functievrij wil maken en een aanvang wil maken met het ter plaatse voorbereiden van de bouwwerkzaamheden van de gehele Sluisbuurt. Alleen zo kan vertraging van het stadsontwikkelingsplan worden voorkomen, aldus de Gemeente Amsterdam. Hieruit volgt dat de Gemeente Amsterdam - de aanzienlijke kosten bij vertraging in aanmerking nemend - een spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
4.3. De stelling van [gedaagde sub 1] dat de Gemeente Amsterdam het terrein ter beschikking heeft gesteld aan de stadsnomaden wordt niet gevolgd. De stadsnomaden hebben in de loop van 2007 het door hen gebruikte gebied in de Sluisbuurt verkleind tot het huidige terrein, omdat de Gemeente Amsterdam zou beginnen met de werkzaamheden van fase 1 in de Sluisbuurt. Daarvoor hebben de stadsnomaden op verzoek van de Gemeente Amsterdam het eerder door hen in gebruik genomen gebied op de Oostpunt verlaten vanwege het begin van de daar geplande werkzaamheden. In juli 2007 heeft de Gemeente Amsterdam - onweersproken door haar gesteld voor de veiligheid van de stadsnomaden - het terrein opgehoogd en verhard. Niet aannemelijk is dat [gedaagde sub 1] daaruit redelijkerwijs heeft kunnen concluderen dat hij langer op dit terrein kon blijven staan dan tot het moment dat de Gemeente Amsterdam aan de uitvoering van fase 1 op het terrein dient te beginnen. [gedaagde sub 1] verblijft dus zonder recht of titel op het terrein van de Gemeente Amsterdam. Een belangenafweging tussen het woonbelang van de - naar zeggen van [gedaagde sub 1] - achttien stadsnomaden en het belang van de Gemeente Amsterdam bij de voortvarende uitvoering van de werkzaamheden van het stadsontwikkelingsplan voor het realiseren van duizenden woningen en een groot oppervlakte aan bedrijfsruimte op het Zeeburgereiland, is dan in beginsel niet meer aan de orde maar zou, voor zover dat wel het geval zou zijn, in het voordeel van de Gemeente Amsterdam uitvallen.
4.4. Voorshands is dan ook voldoende aannemelijk dat de bodemrechter de vordering tot ontruiming van het terrein door [gedaagde sub 1] zal toewijzen, zodat de vordering in kort geding eveneens toewijsbaar is. Op grond van artikel 140 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan deze veroordeling ook de niet verschenen gedaagden treffen, indien ten aanzien van hen de voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen.
4.5. Artikel 45 lid 2 onder d Rv schrijft voor dat in een exploot de naam en woonplaats voor wie het is bestemd dient te zijn vermeld. Gedaagden sub 2 zijn echter anoniem gedagvaard.
Nu gedaagden niet verblijven in een bebouwd onroerende zaak kan de bevoegdheid tot anoniem dagvaarden niet berusten op artikel 61 Rv. Voor analogische toepassing is geen plaats, maar voor een goede toepassing van het recht ook niet nodig.
Tot de fundamentele rechtsbeginselen van een rechtsstaat zoals Nederland behoort dat het geweldsmonopolie bij de Staat ligt en dat het niemand geoorloofd is eigen richting te plegen.
Daarom behoort volgens een ander fundamenteel rechtsbeginsel een ieder voor het geldend maken van (gestelde) rechten gelijkelijk aan een ander toegang tot de rechter te hebben. Van fundamenteel belang is dat beide partijen een gelijkwaardige positie in het geding innemen en gelijke kansen krijgen hun belangen te verdedigen.
Dat betekent voor het civiele recht dat de wederpartij van de eisende partij deugdelijk moet zijn opgeroepen, zodat zij in haar verdediging kan voorzien.
De betekeningsvoorschriften als bepaald in de artikelen 45 tot en met 66 Rv waarborgen dit belang.
Het belang van de aansprekende partij om door tussenkomst van de rechter haar aanspraken geldend te kunnen maken is in beginsel echter gelijk, en niet ondergeschikt, aan het belang van de aangesproken partij om in rechte tot haar verdediging te kunnen worden gehoord. Onder omstandigheden is daarom sprake van twee botsende fundamentele beginselen en dient afhankelijk van de omstandigheden van het geval door de rechter te worden vastgesteld welk van die beginselen in dat geval prevaleert.
In een geval als thans ter berechting voorligt geldt het volgende. Indien, zoals uit hof Amsterdam 8 maart 2007 NJF 2007, 300 lijkt te volgen alleen degenen die in een bebouwd onroerende zaak verblijven anoniem kunnen worden gedagvaard, en indien ook niet kan worden vastgesteld dat tussen degenen die op een onbebouwd stuk land verblijven zodanige band bestaat dat zij tot degenen behoren die samen met een ander, dus tot de zijnen behorend, daar verblijven, is het gevolg dat geen mogelijkheid bestaat de personen die in anonimiteit wensen te blijven in rechte aan te spreken, zodat degene die meent dat zijn rechten worden geschonden de effectieve toegang tot de rechter onmogelijk wordt gemaakt.
Indien komt vast te staan dat de eisende partij zich heeft ingespannen om de identiteit van haar wederpartij te achterhalen en zich ook heeft ingespannen, ondanks onbekendheid met de naam en woonplaats van betrokkene, haar wederpartij te bereiken om haar in te lichten over dag, tijd en inhoud van het geding dat zij voor de rechter wil brengen, gaat haar belang om in rechte haar aanspraken geldend te maken boven het belang van degene die zich voor haar schuil houdt, hoewel niet kan worden gedagvaard volgens de hiervoor bedoelde betekeningsvoorschriften.
Dat de afweging van belangen ten nadele van de aangesproken, anonieme partij uitvalt valt vanuit een behoorlijke rechtsbedeling bezien beter te aanvaarden dan de tegenovergestelde uitkomst.
In dat laatste geval blijft een rechthebbende immers verstoken van de mogelijkheid zijn rechten geldend te maken zolang als het zijn wederpartij belieft in anonimiteit te blijven, terwijl bij de hiervoor gemaakte afweging ten nadele van de aangesproken partij deze nog voldoende rechtsmiddelen overhoudt om onnodig nadeel van de eigen houding te ontgaan. Zo heeft de anoniem veroordeelde partij de mogelijkheid in een executiegeschil of in verzet, althans, zoals in dit geval, in hoger beroep, de gelegenheid haar standpunt aan de rechter kenbaar te maken en in de verdediging van haar rechten en belangen te voorzien. Dat zij daarbij haar anonimiteit dient prijs te geven maakt dit niet anders.
4.6. De Gemeente Amsterdam heeft voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de identiteit van de personen die tot de gedaagden sub 2 behoren, niet heeft kunnen achterhalen omdat niemand op het adres van het terrein staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie. Daardoor kan de Gemeente Amsterdam niet voldoen aan het bepaalde in artikel 45 lid 2 onder d Rv. De namens de Gemeente Amsterdam betekende dagvaarding beschrijft op duidelijke en niet voor twijfel vatbare wijze de, niet bij naam genoemde, gedaagden. Verder heeft de deurwaarder de aan [gedaagde sub 1] betekende dagvaarding op het terrein ter hand gesteld aan iemand die hij bij één van de caravans op het terrein aantrof. Die persoon heeft de deurwaarder toegezegd die dagvaarding ‘zo spoedig mogelijk’ aan [gedaagde sub 1] te overhandigen. De deurwaarder heeft verder aan die persoon gemeld dat de andere gebruikers van het terrein ook zijn gedagvaard en dat hij een voor hen bedoeld exploot zal achterlaten op één van de aanwezige caravans, hetgeen hij heeft gedaan. Daarnaast heeft de deurwaarder een samenvatting van de dagvaarding in een advertentie in het Amsterdamse dagblad Het Parool geplaatst. Dit alles maakt, mede gelet op het daags voor de terechtzitting geplaatste interview met [gedaagde sub 1] in Het Parool, voorshands aannemelijk dat de niet verschenen gedaagden op de hoogte kunnen zijn geweest van deze procedure, ook al omdat [gedaagde sub 1] heeft gesteld dat de stadsnomaden, hoewel zij geen band met elkaar hebben, een hechte gemeenschap op het terrein vormen.
De conclusie is dat de Gemeente Amsterdam de niet verschenen gedaagden in ruime mate de mogelijkheid heeft geboden om kennis te nemen van deze procedure en ter zitting te verschijnen om zich te kunnen verweren. Door zo te handelen heeft de Gemeente Amsterdam op aanvaardbare wijze de anonieme dagvaarding betekend aan de niet verschenen, en bewust anoniem blijvende, gedaagden. De dagvaarding is dan ook rechtmatig en rechtsgeldig betekend aan de niet verschenen gedaagden, zodat tegen hen verstek zal worden verleend. De veroordeling van [gedaagde sub 1] tot ontruiming treft dan ook de niet verschenen gedaagden en daarmee alle op het terrein verblijvende personen (en hun zaken).
4.7. De vordering tot een verbod op herbezetting van het terrein en andere delen van het Zeeburgereiland zal worden toegewezen voor de duur van één jaar. Binnen die termijn bevinden de werkzaamheden in de Sluisbuurt zich in fase 2, en in de andere buurten in fase 3, volgens de door de Gemeente Amsterdam gehanteerde planning. Het is thans niet aannemelijk dat de stadsnomaden enig gebied waarop dergelijke werkzaamheden worden uitgevoerd in gebruik zullen nemen.
4.8. Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente Amsterdam worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,92
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.163,92
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden,
5.2. veroordeelt gedaagden om binnen acht dagen na de betekening van dit vonnis met al het hunne en al de hunnen het terrein, zoals aangeduid op de aan dit vonnis gehechte kaart I, en plaatselijk bekend als de [adres], op het Zeeburgereiland te Amsterdam te ontruimen en ontruimd te houden en ter algehele beschikking van de Gemeente Amsterdam te stellen, met machtiging van de Gemeente Amsterdam om, zo gedaagden niet aan dit vonnis voldoen, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie de nakoming van dit vonnis af te dwingen,
5.3. verbiedt gedaagden om het terrein of een ander gebied dat eigendom is van de Gemeente Amsterdam op het Zeeburgereiland te Amsterdam, zoals aangegeven op de aan dit vonnis gehechte kaart II, te (her)bezetten gedurende de periode van één jaar na de ontruiming van het onder 5.2 genoemde terrein,
5.4. veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Amsterdam tot op heden begroot op EUR 1.163,92,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.J. Peeters, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2009.?