4.5. Artikel 45 lid 2 onder d Rv schrijft voor dat in een exploot de naam en woonplaats voor wie het is bestemd dient te zijn vermeld. Gedaagden sub 2 zijn echter anoniem gedagvaard.
Nu gedaagden niet verblijven in een bebouwd onroerende zaak kan de bevoegdheid tot anoniem dagvaarden niet berusten op artikel 61 Rv. Voor analogische toepassing is geen plaats, maar voor een goede toepassing van het recht ook niet nodig.
Tot de fundamentele rechtsbeginselen van een rechtsstaat zoals Nederland behoort dat het geweldsmonopolie bij de Staat ligt en dat het niemand geoorloofd is eigen richting te plegen.
Daarom behoort volgens een ander fundamenteel rechtsbeginsel een ieder voor het geldend maken van (gestelde) rechten gelijkelijk aan een ander toegang tot de rechter te hebben. Van fundamenteel belang is dat beide partijen een gelijkwaardige positie in het geding innemen en gelijke kansen krijgen hun belangen te verdedigen.
Dat betekent voor het civiele recht dat de wederpartij van de eisende partij deugdelijk moet zijn opgeroepen, zodat zij in haar verdediging kan voorzien.
De betekeningsvoorschriften als bepaald in de artikelen 45 tot en met 66 Rv waarborgen dit belang.
Het belang van de aansprekende partij om door tussenkomst van de rechter haar aanspraken geldend te kunnen maken is in beginsel echter gelijk, en niet ondergeschikt, aan het belang van de aangesproken partij om in rechte tot haar verdediging te kunnen worden gehoord. Onder omstandigheden is daarom sprake van twee botsende fundamentele beginselen en dient afhankelijk van de omstandigheden van het geval door de rechter te worden vastgesteld welk van die beginselen in dat geval prevaleert.
In een geval als thans ter berechting voorligt geldt het volgende. Indien, zoals uit hof Amsterdam 8 maart 2007 NJF 2007, 300 lijkt te volgen alleen degenen die in een bebouwd onroerende zaak verblijven anoniem kunnen worden gedagvaard, en indien ook niet kan worden vastgesteld dat tussen degenen die op een onbebouwd stuk land verblijven zodanige band bestaat dat zij tot degenen behoren die samen met een ander, dus tot de zijnen behorend, daar verblijven, is het gevolg dat geen mogelijkheid bestaat de personen die in anonimiteit wensen te blijven in rechte aan te spreken, zodat degene die meent dat zijn rechten worden geschonden de effectieve toegang tot de rechter onmogelijk wordt gemaakt.
Indien komt vast te staan dat de eisende partij zich heeft ingespannen om de identiteit van haar wederpartij te achterhalen en zich ook heeft ingespannen, ondanks onbekendheid met de naam en woonplaats van betrokkene, haar wederpartij te bereiken om haar in te lichten over dag, tijd en inhoud van het geding dat zij voor de rechter wil brengen, gaat haar belang om in rechte haar aanspraken geldend te maken boven het belang van degene die zich voor haar schuil houdt, hoewel niet kan worden gedagvaard volgens de hiervoor bedoelde betekeningsvoorschriften.
Dat de afweging van belangen ten nadele van de aangesproken, anonieme partij uitvalt valt vanuit een behoorlijke rechtsbedeling bezien beter te aanvaarden dan de tegenovergestelde uitkomst.
In dat laatste geval blijft een rechthebbende immers verstoken van de mogelijkheid zijn rechten geldend te maken zolang als het zijn wederpartij belieft in anonimiteit te blijven, terwijl bij de hiervoor gemaakte afweging ten nadele van de aangesproken partij deze nog voldoende rechtsmiddelen overhoudt om onnodig nadeel van de eigen houding te ontgaan. Zo heeft de anoniem veroordeelde partij de mogelijkheid in een executiegeschil of in verzet, althans, zoals in dit geval, in hoger beroep, de gelegenheid haar standpunt aan de rechter kenbaar te maken en in de verdediging van haar rechten en belangen te voorzien. Dat zij daarbij haar anonimiteit dient prijs te geven maakt dit niet anders.