vonnis
effectenleaseovereenkomst; hervatting; art. 1:88 BW; verjaring
Zaak- en rolnummer: 849999 DX EXPL 07-805
Vonnis van: 8 april 2009
F.no.: 642
Vonnis van de kantonrechter
[eiser],
nader te noemen eisende partij,
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
nader te noemen Dexia,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: [gerechtsdeurwaarders].
Het volgende processtuk is ingediend:
- de dagvaarding van 28 oktober 2005, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 2 januari 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft eisende partij een afschrift overgelegd van het elektronische cliëntendossier van Dexia waaruit blijkt dat hij de opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft ingediend. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens is ingediend:
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 9 april 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2008. Ter comparitie zijn verschenen eisende partij en diens echtgenote in persoon, bijgestaan door mr. K. Oosterbaan en van de zijde van Dexia [persoon 1], bijgestaan door mr. P. Brons. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door eisende partij bij brief van 7 oktober 2008 een conclusie van antwoord in reconventie tevens akte uitlating na tussenvonnis, met producties en door Dexia per fax van 6 oktober 2008 aanvullende stukken ingediend, welke thans tot de gedingstukken behoren.
Vervolgens is ingediend:
- een akte overlegging producties van 26 november 2008, met producties, van eisende partij.
Bij rolmededeling van 26 november 2008 is aan partijen medegedeeld dat de behandeling van de zaak zou worden aangehouden. Vervolgens heeft eisende partij bij akte gemotiveerd verzocht de behandeling van de zaak voort te zetten. Dexia heeft bij akte op dit verzoek gereageerd. Bij rolmededeling van 25 februari 2009 is vastgesteld dat de procedure wordt voortgezet.
Vervolgens is ingediend:
- een antwoordakte van 11 maart 2009, van Dexia.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
In conventie en in reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., mede handelend onder de naam Legio-Lease (hierna: Labouchere/Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
1.2. Eisende partij was ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomsten gehuwd met [partner van eiser] (hierna: echtgenote) en verkeerde in de volgende omstandigheden:
eisende partij echtgenote
Geboortejaar: 1957 1958
Beroep: ambtenaar IND klassenassistente
Opleiding: MBO LEAO
Netto gezinsinkomen per jaar in 1999: € [bedrag]
Vermogen (na aftrek van schulden) in 1999: € [bedrag]
1.3. Eisende partij heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Labouchere/Legio-Lease:
Nr. Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag
1 [contractnummer 1] 17-09-1999 Korting Kado € [bedrag] 120 mnd € [bedrag]
2 [contractnummer 2] 24-03-2000 Korting Kado € [bedrag] 120 mnd € [bedrag]
3 [contractnummer 3] 04-04-2000 KoersExtra € [bedrag] 240 mnd € [bedrag]
4 [contractnummer 4] 20-04-2000 WinstVerDriedubbe-laar € [bedrag]
36 mnd € [bedrag]
De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele
overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linkerkolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als ‘de lease-overeenkomsten’.
1.4. Dexia heeft eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:
Nr. Datum eindafrekening Resultaat Aan Dexia voldaan op:
1 06-06-2005 - € [bedrag] niet voldaan
2 06-06-2005 - € [bedrag] niet voldaan
3 06-06-2005 - € [bedrag] € [bedrag] verrekend,
restant € [bedrag] niet voldaan
4 20-04-2003 nvt nvt
1.5. Eisende partij heeft ervoor gekozen om aan het einde van de looptijd van lease-overeenkomst 4 de aandelen ter waarde van € [bedrag] over te nemen tegen betaling van de restant hoofdsom van € [bedrag], welk bedrag eisende partij op 3 april 2003 aan Dexia heeft voldaan. Eisende partij heeft de aandelen in de loop van 2003 in porties verkocht.
1.6. Bij brief van 25 februari 2003 heeft de echtgenote met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomsten 2, 3 en 4, althans vernietiging in rechte aangekondigd, en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 14 dagen. Bij brief van 4 november 2004 heeft de echtgenote tevens de nietigheid ingeroepen van lease-overeenkomst 1 en terugbetaling gevorderd binnen een termijn van 7 dagen.
1.7. Eisende partij heeft naast de vier lease-overeenkomsten nog de volgende overeenkomsten met Dexia gesloten:
Contractnr. Datum Naam overeenkomst Betaalde
termijnen Beëindigd Resultaat
[contractnummer 5] 18-12-1997 Beleggen met
Korting € [bedrag] 18-12-2000 + € [bedrag]
[contractnummer 6] 17-02-1998 WinstVerDrie-
dubbelaar € [bedrag] 19-02-2001 + € [bedrag]
[contractnummer 7] 05-05-1998 Triple Effect € [bedrag] 07-05-2001 + € [bedrag]
2.1. Eisende partij vordert op gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de lease-overeenkomsten zijn of worden vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, en dat eisende partij recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in het kader van de onderhavige overeenkomsten aan Dexia is betaald, zijnde een bedrag van € [bedrag], vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert eisende partij Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van eisende partij bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert eisende partij Dexia te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten.
2.2. Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van eisende partij.
3.1. In reconventie vordert Dexia eisende partij te veroordelen tot betaling van € [bedrag], zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekeningen, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat eisende partij dit bedrag opeisbaar verschuldigd is.
3.2. Eisende partij in conventie voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in reconventie.
4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie
4.1. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Daarbij zal eisende partij in conventie in alle gevallen worden aangemerkt als ‘eisende partij’. Geoordeeld wordt als volgt.
4.2. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
- Lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
4.3. Eisende partij doet er een beroep op dat zijn echtgenote door middel van de onder 1.6. genoemde brieven tijdig de vernietiging van de lease-overeenkomsten heeft ingeroepen. De echtgenote heeft de lease-overeenkomsten niet meeondertekend en zij heeft voor het aangaan van de lease-overeenkomsten geen toestemming gegeven. Eisende partij wilde bij wijze van verrassing een financiële reserve opbouwen voor een verre reis. De echtgenote is eerst bekend geraakt met de lease-overeenkomsten in februari 2003, toen eisende partij haar vertelde dat hij deze overeenkomsten had afgesloten en ten aanzien van één van deze overeenkomsten een aanzienlijke restschuld was ontstaan. Omdat de echtgenote begrepen had dat zij voor het vernietigen van lease-overeenkomst 1 te laat was, heeft zij deze overeenkomst in haar brief van 25 februari 2003 niet genoemd. Nadat zij vernomen had dat vernietiging van lease-overeenkomst 1 nog mogelijk was, heeft de echtgenote deze lease-overeenkomst alsnog bij brief van 4 november 2004 vernietigd, aldus eisende partij.
4.4. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven. Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had de echtgenote de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
4.5. De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN AY8771). Nu de echtgenote binnen drie jaar na het aangaan van lease-overeenkomsten 2, 3 en 4 het beroep op vernietiging heeft gedaan, wordt geconcludeerd dat deze overeenkomsten rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn vernietigd wegens strijd met artikel 1:88 BW.
4.6. Nu sprake is van een rechtsgeldige vernietiging van lease-overeenkomsten 2, 3 en 4 dienen alle betalingen van eisende partij aan Dexia ter zake van deze overeenkomsten te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen eisende partij ter zake van die overeen-komsten van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden. Met betrekking tot lease-overeenkomst 4 heeft eisende partij de aandelen van Dexia overgenomen en deze vervolgens verkocht. Teruglevering is derhalve niet mogelijk. Eisende partij heeft de gelegenheid gekregen om stukken over te leggen met betrekking tot de verkoop van de aandelen. Uit deze stukken blijkt dat eisende partij de aandelen in 2003 heeft verkocht. Dexia voert echter aan dat eisende partij meer aandelen heeft verkocht dan hij uit hoofde van lease-overeenkomst 4 had overgenomen, zodat er geen zicht is op de daadwerkelijke verkoopprijs. De kantonrechter zal gelet op het voorgaande uitgaan van de waarde van de aandelen ten tijde van de overname daarvan door eisende partij. Deze bedroeg € [bedrag].
4.7. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 4.6. bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen ter zake van lease-overeenkomsten 2, 3 en 4 vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment waarop de door de echtgenote in haar brief van 25 februari 2003 genoemde betalingstermijn verstreek, derhalve met ingang van 11 maart 2003.
4.8. De vordering met betrekking tot de BKR-registratie zal ten aanzien van lease-overeenkomsten 2, 3 en 4 worden toegewezen met matiging en maximering van de dwangsom.
4.9. Als wordt uitgegaan van februari 2003 als het moment waarop de echtgenote op de hoogte raakte van de lease-overeenkomsten, dan heeft de echtgenote – gelet op het voorgaande – jegens Dexia ook tijdig de vernietiging van lease-overeenkomst 1 ingeroepen. Dexia stelt evenwel dat de echtgenote al eerder op de hoogte was van lease-overeenkomst 1 en beroept zich erop dat de vordering van eisende partij ten aanzien van deze lease-overeenkomst is verjaard. Dexia heeft hiertoe aangevoerd dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. Voorts heeft Dexia ter comparitie gesteld dat eisende partij, buiten de in het geding zijnde lease-overeenkomsten, nog drie overeenkomsten met Dexia heeft gesloten die in december 2000, respectievelijk februari 2001, respectievelijk mei 2001 met een positief eindresultaat zijn geëindigd. Bovendien is met betrekking tot de lease-overeenkomsten veelvuldig correspondentie gevoerd, zodat het aannemelijk is dat de echtgenote op de hoogte was van deze overeenkomsten, aldus Dexia.
4.10. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de arresten van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 27 november 2007 (LJN BC1140) en van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 28 oktober 2008 (LJN BG2704) en oordeelt in navolging van die arresten, anders dan in eerdere vergelijkbare gevallen, thans als volgt.
4.11. De kantonrechter volgt het gerechtshof ’s-Hertogenbosch en acht de door Dexia genoemde omstandigheden onvoldoende om daaruit (voorshands) af te kunnen leiden dat de echtgenote reeds drie jaar vóór het inroepen van de nietigheid bekend was met lease-overeenkomst 1.
4.12. Nu Dexia zich op de verjaring van de vordering van eisende partij beroept, rust op haar de last te bewijzen dat de echtgenote meer dan drie jaar vóór het inroepen van de nietigheid (op 4 november 2004) bekend was met het bestaan van lease-overeenkomst 1.
Het verweer van Dexia levert immers een bevrijdend verweer op dat door haar bewezen moet worden. De kantonrechter zal Dexia hieromtrent een bewijsopdracht verstrekken. Ter comparitie hebben eisende partij en de echtgenote al verklaringen afgelegd over het moment waarop de echtgenote van het bestaan van de lease-overeenkomst op de hoogte raakte (zie hiervoor onder 4.3.). Deze verklaringen gelden evenwel niet als getuigenverklaringen nu deze niet onder ede zijn afgelegd. Het is aan Dexia te bepalen of zij eisende partij en de echtgenote als getuige wenst te horen.
4.13. Indien Dexia erin slaagt het haar opgedragen bewijs te leveren, zal de zaak alsnog tijdelijk worden aangehouden conform hetgeen is vermeld in de rolmededeling van 26 november 2008.
4.14. Indien Dexia er niet in slaagt het haar opgedragen bewijs te leveren, wordt ervan uitgegaan dat de echtgenote lease-overeenkomst 1 eveneens tijdig heeft vernietigd en dient Dexia ook ter zake van deze lease-overeenkomst alle betalingen van eisende partij aan Dexia te restitueren, verminderd met hetgeen eisende partij ter zake van deze lease-overeenkomst van Dexia heeft ontvangen. Voorts geldt in dat geval hetgeen in 4.7. en 4.8. ter zake van de wettelijke rente en BKR-registratie is overwogen met betrekking tot lease-overeenkomsten 2, 3 en 4 ook voor lease-overeenkomst 1, met dien verstande dat de wettelijke rente ter zake van lease-overeenkomst 1 toewijsbaar is vanaf 11 november 2004.
4.15. Voor zover buitengerechtelijke kosten zijn gevorderd zullen deze worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover eisende partij vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.
4.16. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
in conventie en in reconventie
I. draagt Dexia op te bewijzen dat de echtgenote reeds eerder dan het tijdstip gelegen drie jaar vóór het inroepen van de nietigheid bij brief van 4 november 2004 van het bestaan van lease-overeenkomst 1 tussen eisende partij en Dexia op de hoogte was;
II. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 april 2009 voor uitlating door Dexia of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
III. bepaalt dat Dexia, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel nadere bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen;
IV. bepaalt dat Dexia, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdata van de partijen en hun gemachtigden in de maanden mei tot en met juli 2009 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
V. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van de kantonrechter in het gerechtsgebouw te Amsterdam aan de Parnassusweg [nummer];
VI. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen;
VII. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. M.E.B. Terwee, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter