ECLI:NL:RBAMS:2009:BH8362

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
816437 DX EXPL 06-2798
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Rechtbank Amsterdam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolmededeling inzake bewijsopdracht en verjaring in Dexia-zaak

In deze rolmededeling van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 25 maart 2009, wordt verwezen naar een eerder vonnis van 11 maart 2009 (LJN BH5631) dat betrekking heeft op de stelplicht en bewijslast ten aanzien van verjaring van een beroep op artikel 1:88 in verbinding met artikel 1:89 BW. De rechtbank benadrukt dat partijen rekening moeten houden met de mogelijkheid dat er een bewijsopdracht kan worden verstrekt. Dit houdt in dat partijen schriftelijk bewijs moeten aanleveren dat voldoet aan de geldende regels. Indien een partij getuigen wil oproepen, dient men zich voor te bereiden op een comparitie waar getuigen direct gehoord kunnen worden.

Daarnaast wijst de rechtbank op een vonnis van 23 maart 2009 van de rechtbank te Alkmaar (LJN: BH 7058), waarin is geoordeeld over situaties waarin een Dexia-Aanbodovereenkomst niet is ondertekend door de echtgenoot of geregistreerd partner van de afnemer. Partijen worden aangespoord om deze uitspraak in hun stellingname te betrekken.

De rechtbank stelt dat het van belang is dat zowel de afnemer als diens echtgenoot of geregistreerd partner aanwezig zijn bij de comparitie, zodat zij als getuigen kunnen worden gehoord. De rechtbank verwacht dat de afnemer en zijn of haar partner tijdig aangeven welke getuigen zij willen oproepen, zodat de verdere behandeling van de zaak efficiënt kan verlopen. De rolmededeling benadrukt het belang van proceseconomie en het tijdig aanleveren van bewijs.

Uitspraak

rolmededeling
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie AMSTERDAM
Zaaknummer: 816437 DX EXPL 06-2798
Rolmededeling van 25 maart 2009
F.no.: 632
Doc.: Dx02
IN DE ZAAK VAN:
[persoon 1]
wonende te [woonplaats]
gemachtigde: mr. T.E. Wolfswinkel ([advocatenbureau])
t e g e n
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.
gevestigd te Amsterdam
gemachtigde: [deurwaarder]
Verjaring van een beroep op artikel 1:88 in verbinding met artikel 1:89 BW
1. Het hof ’s-Hertogenbosch heeft op 27 november 2007 (LJN BC1140) een arrest uitgesproken met betrekking tot de stelplicht en bewijslast ten aanzien van verjaring van een beroep op artikel 1:88 in verbinding met artikel 1:89 BW. Ook het hof ’s-Gravenhage heeft zich in een arrest van 28 oktober 2008 (LJN BG2704) over deze problematiek uitgesproken. In het verlengde van deze twee arresten heeft deze rechtbank op 11 maart 2009 een vonnis uitgesproken (LJN BH5631).
2. Naar aanleiding hiervan dienen partijen ermee rekening te houden dat er een bewijsopdracht kan worden verstrekt met betrekking tot het aanvangsmoment van de verjaringstermijn die geldt voor het beroep op artikel 1:88 in verbinding met artikel 1:89 BW. Om redenen van proceseconomie wordt partijen daarom verzocht hierop betrekking hebbend schriftelijk bewijs overeenkomstig de daarvoor geldende regels in het geding te brengen. Indien reeds een comparitie is bepaald, wijst de rechtbank erop dat dit bewijs, voorzover nog mogelijk, uiterlijk twee weken vóór de comparitie, althans zo snel mogelijk, aan de wederpartij en aan de rechtbank dient te worden gezonden.
3. Indien een partij voornemens is bewijs door middel van getuigen bij te brengen, dient zij ermee rekening te houden dat ter comparitie bij mondeling vonnis een bewijsopdracht kan worden verstrekt en dat direct, dat wil zeggen ter comparitie, getuigen kunnen worden gehoord. Om redenen van proceseconomie wordt partijen verzocht, voorzover nog mogelijk, uiterlijk twee weken vóór de comparitie, althans zo snel mogelijk, aan de wederpartij en aan de rechtbank kenbaar te maken welke getuigen alsdan door hen zouden worden voorgedragen. De rechtbank voorziet dat de afnemer en zijn of haar echtgenoot of geregistreerd partner ter comparitie als getuigen kunnen worden gehoord en dat eventuele andere getuigen op een later moment moeten worden gehoord. In dat verband acht de rechtbank het voor een efficiënte verdere behandeling de zaak van belang dat zowel de afnemer als de echtgenoot van de afnemer bij de comparitie aanwezig zijn. Indien daarnaast nog andere getuigen worden voorgedragen, zal ter zitting omtrent het verdere verloop van het getuigenverhoor worden beslist.
Beroep op Overeenkomst Dexia Aanbod
4. Voorts wijst de rechtbank partijen op het op 23 maart 2009 door de rechtbank te Alkmaar uitgesproken vonnis (LJN: BH 7058). In dit vonnis heeft de rechtbank – onder meer – geoordeeld over het geval waarin een zogenoemde Dexia-Aanbodovereenkomst niet is ondertekend door de echtgenoot of geregistreerd partner van de afnemer. Partijen wordt verzocht deze uitspraak te betrekken in hun stellingname.
In deze rolmededeling wijst de rechtbank op haar op 11 maart 2009 uitgesproken vonnis (zie: LJN BH5631) met betrekking tot de stelplicht en bewijslast ten aanzien van verjaring van een beroep op artikel 1:88 in verbinding met artikel 1:89 BW. Naar aanleiding hiervan dienen partijen ermee rekening te houden dat er een bewijsopdracht kan worden verstrekt. Om redenen van proceseconomie wordt partijen daarom verzocht hierop betrekking hebbend schriftelijk bewijs overeenkomstig de daarvoor geldende regels in het geding te brengen. Indien een partij voornemens is bewijs door middel van getuigen bij te brengen, dient zij ermee rekening te houden dat ter comparitie bij mondeling vonnis een bewijsopdracht kan worden verstrekt en dat direct, dat wil zeggen ter comparitie, getuigen kunnen worden gehoord.
Voorts wijst de rechtbank partijen op het op 23 maart 2009 door de rechtbank te Alkmaar uitgesproken vonnis (LJN: BH 7058). In dit vonnis heeft de rechtbank – onder meer – geoordeeld over het geval waarin een zogenoemde Dexia-Aanbodovereenkomst niet is ondertekend door de echtgenoot of geregistreerd partner van de afnemer. Partijen wordt verzocht deze uitspraak te betrekken in hun stellingname.