4. De beoordeling
4.1. Fairfield Sentry heeft onder meer gesteld dat SSP misbruik maakt van het beslagrecht, door op basis van een summier beslagrekest het hele betalingsverkeer van Fairfield Sentry plat te leggen en vervolgens, vlak voor de zitting in het kort geding waarin de opheffing van de beslagen wordt gevorderd, met een omvangrijke set producties ter ondersteuning van haar vorderingen te komen. Fairfield Sentry zou aldus onevenredig zijn benadeeld en in haar procesbelangen geschaad. Anders dan Fairfield Sentry als uitgangspunt lijkt te nemen, houden de aan een beslagrekest te stellen eisen niet in dat de vorderingen daarin tot in detail en uitputtend zijn toegelicht. Het beslagrekest van SSP is niet zeer uitgebreid, maar biedt voldoende inzicht in de vorderingen die zij op Fairfield Sentry (en op de andere aan haar gelieerde vennootschappen) stelt te hebben. Uit het verzoekschrift komt immers genoegzaam naar voren dat SSP haar vorderingen baseert op de door SSP geleden schade ten gevolge van het tekort schieten door Fairfield Sentry in haar verplichtingen jegens SSP, althans onrechtmatig handelen, bestaande uit het zich onvoldoende vergewissen of de beleggingen in [investerings bedrijf] voldoende betrouwbaar waren. Mede gelet op de hoogte van de door SSP gepleegde investeringen en de daarmee samenhangende mogelijk door haar geleden schade, ligt het in de rede dat SSP haar verhaalsmogelijkheden veilig heeft willen stellen. Misbruik van beslagrecht is hier dan ook niet aan de orde. Verder heeft SSP een lange termijn gevraagd voor het indienen van de eis in de hoofdzaak en vrij kort voor de kort geding zitting een groot aantal producties ingebracht. Tussen partijen is niet in geschil dat voorafgaand aan het kort geding overleg plaatsvond over een mogelijke oplossing en dat het er recentelijk nog op leek dat zij daarover een regeling konden treffen. Pas toen in de week voorafgaand aan het kort geding bleek dat dit niet zou lukken, heeft Fairfield Sentry een aantal legal opinions in het geding gebracht, waarop SSP begrijpelijkerwijs heeft willen reageren. Ook in dat opzicht heeft SSP, anders dan Fairfield Sentry heeft betoogd, haar processuele mogelijkheden niet misbruikt.
4.2. Fairfield Sentry heeft verder betoogd dat de door SSP gestelde vorderingen summierlijk ondeugdelijk zijn. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
Voorop staat dat de achterliggende oorzaak van de vorderingen van SSP is gelegen in een erkende fraude van een wereldwijde omvang, die, mede in het licht daarvan, als uitzonderlijk moet worden gekenschetst en die thans het onderwerp is van tal van procedures en onderzoeken. Vanwege die complexe (feitelijke en juridische) achtergrond is het vooruit lopen op de uitkomst van die procedures eveneens een complexe zaak.
De stellingen van Fairfield Sentry dat op grond van de toepasselijke rechtsstelsels, die van New York en/of die van de Britse Maagdeneilanden, hoe dan ook geen sprake is van enig tekort schieten, althans onrechtmatig handelen van Fairfield Sentry jegens SSP, kunnen tegen die achtergrond voorshands in elk geval niet worden gevolgd. Ook als moet worden aangenomen dat in zijn algemeenheid geen sprake is van een bijzondere zorgplicht van Fairfield Sentry jegens haar aandeelhouders, zoals Fairfield Sentry heeft betoogd, kan niet worden uitgesloten dat Fairfield Sentry bepaalde uit de tussen partijen geldende overeenkomsten
voortvloeiende verplichtingen jegens SSP niet is nagekomen of onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Hierbij kan met name worden gedacht aan verplichtingen op grond van de Subscription Agreement en de brief van 26 maart 2003, in samenhang met de onder 2.5 genoemde vragenlijst. Basis van de afspraken, zoals blijkt uit de hiervoor weergegeven teksten uit het Memorandum, de brief van 26 maart 2003, en de Subscription Agreement, was immers de totstandkoming van beleggingen in het [investerings bedrijf] fonds, die, zoals inmiddels wel als vaststaand mag worden aangenomen in werkelijkheid in het geheel niet hebben plaats gevonden. De in het Memorandum uitvoerig beschreven ’‘non-traditional options trading strategy described as ‘split strike conversion’” bleek immers niets meer in te houden dan een lege huls.
Het standpunt van SSP dat dientengevolge sprake is van ‘violation of the securities laws of the United States or the State of New York’, en dat de bepaling: ‘The contents of the Memorandum and the SSPF Due Diligence Questionnaire’ are correct and complete’ niet is nageleefd, wat zou kunnen leiden tot aansprakelijkheid van Fairfield Sentry, is dan ook zeker verdedigbaar. Dat dit standpunt onhoudbaar zou zijn, omdat de afspraken alleen verplichtingen mee zouden brengen voor Fairfield Bermuda, als Investment Manager, en niet voor Fairfield Sentry, zoals Fairfield Sentry heeft betoogd, kan voorshands niet worden aangenomen. In de brief van 26 maart 2003 wordt immers uitdrukkelijk melding gemaakt van afspraken tussen SSP en ‘The Fund (Fairfield Sentry, vzr.) and the Investment Manager’. Ook is de brief door Fairfield Sentry ondertekend.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de in het beslagrekest vermelde vordering van SSP tot schadevergoeding niet als summierlijk ondeugdelijk kan worden gekenschetst. Dat SSP ook een eigen verantwoordelijkheid heeft met betrekking tot door haar verrichte beleggingen, zoals Fairfield Sentry met name onder verwijzing naar de onder 2.8 aangehaalde passages uit de Subscription Agreement heeft betoogd, kan wellicht van invloed zijn op de hoogte van de eventueel toe te kennen schadevergoeding, maar doet voor het overige aan de hiervoor weergegeven conclusie niet af.