ECLI:NL:RBAMS:2009:BI0258

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/529162-07
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake toevoeging van het Utrechtse dossier in een strafzaak

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 9 maart 2009, wordt ingegaan op de verzoeken van de verdediging en de officier van justitie met betrekking tot de toevoeging van het Utrechtse dossier aan het Cobra/Passage-dossier. Tijdens de zitting op 9 december 2008 heeft de rechtbank, op verzoek van de verdediging, besloten het totale Utrechtse dossier toe te voegen aan het lopende onderzoek. De officier van justitie heeft echter later, in een brief van 27 januari 2009 en tijdens de zitting op 9 februari 2009, verzocht deze beslissing te herroepen. Hij voerde aan dat er onrechtmatig verkregen tapgesprekken en verklaringen in het Utrechtse dossier aanwezig waren, die niet konden worden verwijderd zonder de samenhang van het dossier te verstoren.

De raadsman heeft volhard in zijn verzoek tot toevoeging, stellende dat het Utrechtse dossier een goed overzicht biedt van de aanloop naar het Cobra-onderzoek. De officier van justitie heeft in zijn repliek aangegeven dat het onderhavige dossier ook voldoende inzicht biedt, maar dat het Utrechtse dossier eveneens onrechtmatige onderdelen bevat. Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat er zwaarwegende bezwaren zijn tegen de toevoeging van het Utrechtse dossier en dat het verzoek van de raadsman niet is gedaan in het belang van de waarheidsvinding. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek tot toevoeging af te wijzen.

De rechtbank heeft de zaak open terugverwezen naar de rechter-commissaris voor verdere behandeling en onderzoek, en de behandeling van de zaak is onderbroken tot 10 maart 2009 om 9.30 uur. Deze beslissing is genomen om proceseconomische redenen, ondanks dat de wet geen expliciete voorziening biedt voor een verwijzing naar de rechter-commissaris in dit geval.

Uitspraak

Tussenbeslissing inzake [SS] d.d. 9 maart 2009
Ter terechtzitting van 9 december 2008 heeft de rechtbank, op verzoek van de verdediging en zonder dat de officier van justitie zich daartegen verzette, de toevoeging aan het onderhavige (Cobra/Passage-)dossier gelast van het totale ‘Utrechtse dossier’.
Door de officier van justitie is eerst bij brief van 27 januari 2009, en vervolgens ter terechtzitting van 9 februari 2009 en verder, aan de rechtbank verzocht deze beslissing van 9 december 2008 te herroepen. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd, kort gezegd, dat is gebleken dat door het hele ‘Utrechtse dossier’ onrechtmatig verkregen tapgesprekken, alsook de verklaringen van personen die met deze gesprekken zijn geconfronteerd (uit het zogeheten [P]-dossier), verspreid zitten, terwijl het niet mogelijk is deze onderdelen uit het dossier te verwijderen zonder de samenhang van het dossier geweld aan te doen.
De raadsman heeft ter terechtzitting van 9 februari 2009 en verder verklaard inzage te hebben gehad in het ‘Utrechtse dossier’en heeft volhard in zijn eerder gedane verzoek tot toevoeging, nu het ‘Utrechtse dossier’ een goed overzichtelijk relaas geeft van de start van het onderhavige Cobra-onderzoek.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting in repliek aangegeven dat het onderhavige dossier eveneens voldoende inzicht biedt in de start van het onderzoek, en dat het proces-verbaal van relaas in het ‘Utrechtse dossier’ eveneens doorspekt is met genoemde onrechtmatige onderdelen.
Nadien is bij brief van 23 februari 2009 door de officier van justitie medegedeeld dat – zo begrijpt de rechtbank – gebleken is dat, anders dan de bedoeling was en anders dan zij ter terechtzitting had bericht, het proces-verbaal van relaas uit het ‘Utrechtse dossier’ reeds deel uitmaakt van de stukken van het onderhavige dossier.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank constateert dat tegen de toevoeging van het totale ‘Utrechtse dossier’ bij de stukken van het onderhavige dossier zwaarwegende bezwaren zijn aangevoerd, terwijl het verzoek van de raadsman tot toevoeging niet omwille van de waarheidsvinding is gedaan. Het proces-verbaal van relaas is kennelijk abusievelijk toch toegevoegd.
Al het voorgaande overwegende oordeelt de rechtbank, haar beslissing heroverwegende, dat het verzoek van de raadsman tot toevoeging van het totale ‘Utrechtse dossier’ alsnog moet worden afgewezen.
Resumerend:
De rechtbank:
• wijst af het verzoek van de raadsman tot toevoeging bij de stukken van het totale ‘Utrechtse dossier’;
• verwijst de zaak open terug naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde het reeds lopende onderzoek te voltooien en voorts al datgene te verrichten wat hij/zij in het belang van het onderzoek nodig acht. De rechtbank merkt hierbij op dat, hoewel wettelijk niet is voorzien in een verwijzing naar de rechter-commissaris in geval van een onderbreking gedurende de behandeling ter terechtzitting, om proceseconomische redenen de wettelijke bepalingen aangaande verwijzing bij schorsing van het onderzoek ter terechtzitting hier analoog zullen worden toegepast;
• onderbreekt de behandeling van de zaak tot dinsdag 10 maart 2009 te 9.30 uur wegens de uitgebreidheid ervan.