2.4. De onder 2.3 bedoelde zitting vond plaats op 12 februari 2009. [advocaat eisers] heeft op die dag een pleidooi gehouden op basis van een 206 pagina’s tellende pleitnota. Deze pleitnota bevat onder meer de volgende passages:
“Het uiten van (…) woede en verontwaardiging moet vanzelfsprekend zo waardig mogelijk gebeuren en u heeft misschien al meegekregen dat zulks zich nog het best liet kanaliseren in een zeker cynisme. Het is gewoonweg niet anders. Dat cynisme is echter niet zo ver gegaan dat wij hadden durven vermoeden dat de heer [persoon 1] zich zo ernstig zou kunnen vergissen.
(…)
Bovendien hebben we het hier wel over de heer [persoon 1]. (…) een van de bekendste crimefighters die zich in het verleden vastgebeten heeft in de zware criminaliteit met als – althans zo heb ik uit de media begrepen – hoofdprijs [persoon 2].
(…)
Geen twijfel mogelijk. Dus cynisch of niet: het is volstrekt onmogelijk dat [persoon 1] zich gaat vergissen en mevrouw [persoon 5] te hulp gaat schieten. Hoe wij ons weer hebben kunnen vergissen. Want [persoon 1] kan zich wel degelijk vergissen. En hoe: Een aaneengesloten reeks grote vergissingen. Misschien wel de grootste reeks vergissingen ligt direct in het korte termijn geheugen van de getuige [persoon 1].
(…)
En hieromtrent is de heer [persoon 1] zich dus meermalen al heel lelijk gaan vergissen. Verwezen kan worden naar zijn verklaring.
(…)
[persoon 1] vergist zich ernstig. Anders gezegd: zijn geheugen functioneerde niet optimaal. Immers, 7 dagen ervoor had [persoon 10] wel degelijk melding gedaan welke specifieke uitlatingen mevrouw [persoon 5] had gedaan. De ernstige vergissing zet zich even verderop door. "U vraagt mij of [persoon 10] tegenover mij ook de locatie in Rotterdam heeft genoemd. Nee, dat heeft hij niet gedaan." Hoe kan het geheugen van een mens hem zo in de steek laten. Ik kom dadelijk nog terug in welk verband we deze lelijke vergissing moeten plaatsen.
(…)
Het is zelf extreem erg als het gaat om het geheugen van de heer [persoon 1]: ook na een pauze om nog eens rustig na te denken weet hij het zelfs zeker dat [persoon 10] de Baya Beach Club niet genoemd heeft: (…) Hoe een mens zich kan vergissen, en nog wel iemand die stelt een goed geheugen te hebben. (…) Voor iemand met een goed geheugen is hij echter binnen een week een hele hoop vergeten als het gaat om hetgeen hij van [persoon 10] had mee gekregen en – niet te vergeten – waaromtrent hij reeds op dezelfde dag van het verkrijgen van die informatie werd uitgenodigd om te komen getuigen. Dat zou een mens toch alert hebben moeten houden.
(…)
En als je dat allemaal zó snel kan vergeten, dan kan het wellicht zo zijn dat het geheugen je ook anderszins in de steek laat. Ik noem maar wat: dat het geheugen bijvoorbeeld die elementen gaat verwerken in het lange termijn-geheugen. Alsof je je dingen uit het verleden herinnert die in werkelijkheid nu juist niet hebben plaats gevonden. (…) En naar we toch mogen aannemen, zal toch het geheugen van de gemiddelde sterveling in beginsel zo moeten werken dat als je zulke concrete informatie krijgt te verwerken en je daadwerkelijk in het verleden dergelijke informatie hebt meegekregen, je dan toch écht hierop ten volle aanslaat en aldus verder komt dan “flarden”.
(…)
[persoon 1] kwam echter niet verder dan genoemde flarden en aangezien hij al weer een week later genoemde veelheid aan elementen uit de [persoon 10]-informatie totaal kwijt verloren was, moeten we eens gaan bezien of bij [persoon 1] die elementen verloren zijn gegaan in zijn lange-termijn geheugen en aldus abusievelijk daarin terecht zijn gekomen.
(…)
Dat is wel heel opmerkelijk als je even tevoren nog zegt niet zeker te weten van wie je dat briefje hebt gekregen. In een paar tellen weet hij helder aan te geven dat hij dus kennelijk het briefje van [persoon 8] heeft gekregen.
(…)
En hoe kraakhelder kan het zijn dat hier in heftige mate die geheugenverwarring aan de orde moet zijn.
(…)
[persoon 1] vergist zich weer heel ernstig.
(…)
Oh nee, dat kan niet want [persoon 1] weet zich nog heel goed te herinneren dat het nu juist mevrouw [persoon 5] was die het BBC (Baja Beach Club, vzr.)-verhaal bij de overhandiging zou hebben verteld. Ik denk toch dat de heer [persoon 1] het niet kan uitleggen. Ik denk slechts dan hij het graag zou willen uitleggen, maar dat hij weer in de knoop is geraakt met zijn korte en lange termijngeheugen. En hij blijft het – totdat hij zo langzamerhand kennelijk ging inzien dat er geen houden meer aan was – allemaal plaatsen vóór de dood van [persoon 6].
(…)
Ik vrees dat daar het geheugen van de heer [persoon 1] niet mee kan weg komen.
(…)
Conclusie moet ook hier weer zijn dat de heer [persoon 1] zich buitengewoon lelijk moet hebben vergist. Ik ben nog lang niet klaar met de vergissingen van de heer [persoon 1].
(…)
Maar daarmee komt de heer [persoon 1] toch weer in een onmogelijke geheugensandwich. (…) Het spijt mij, maar ook deze variant van de heer [persoon 1] moet weer op een ernstige vergissing berusten. Zich wellicht nog niet helemaal deze – zo nodig nog grotere – onwaarschijnlijkheid realiserende, blijft hij – ook na voorlezen van het bewuste citaat – denken dat hij deze informatie van [persoon 5] na de dood van [persoon 6] ontving”: (…) Herhaling is vaak saai, maar soms des te meer noodzakelijk: want weer blijkt dat de heer [persoon 1] zich moet hebben vergist (…).
(…)
En dan moet de heer [persoon 1] zich een en andermaal weer hebben vergist. (…) En we hadden al gezien dat eigenlijk [persoon 1] zelf – gaande zijn verhoor – ook al niet echt meer in die variant kon geloven.
(…)
Wel geloof ik dat hij van het BBC-verhaal nimmer aantekeningen heeft gemaakt aangezien een dergelijk verhaal nimmer tot hem is gekomen. Hij vergist zich gewoon heel erg.
(…)
[persoon 1] vergist zich telkens maar weer: hij heeft simpelweg [persoon 7] nimmer ingelicht aangezien het destijds ook nimmer aan de orde was.
(…)
Volledig in de knoop. Niet alleen in knalharde strijd met de feiten maar ook in strijd met wat de verbalisant 053 bij de RC heeft verklaard:
(…)
Wij denken dat – hoe kan het ook anders – [persoon 1] zich weer vergist heeft en het wel heel erg aannemelijk is dat hij wel degelijk minimaal in De Telegraaf heeft gelezen van de Baja Beach Club.
(…)
Conclusie
Dat ik de woede van cliënt uitstekend kan invoelen. Niet alleen mevrouw [persoon 5], maar ook de heer [persoon 1] heeft een duit in het vervolgingszakje van het OM gedaan.
Bij de verklaringen van mevrouw [persoon 5] komen andersoortige gevoelens van ongeloof los dan bij de verklaringen van [persoon 1]. Bij mevrouw [persoon 5] was het al als doodgriezelig voor cliënt te kwalificeren. Bij de heer [persoon 1] gaan die gevoelens een slag verder vanwege voor de hand liggende redenen die – naar wij menen –
een ieder voor zichzelf kan bedenken. Het is voor cliënt uiterst droevig dat er toch kennelijk zoveel krachten spelen, dat het OM niet haar verantwoordelijkheid neemt door gewoon afstand te nemen van deze evidente vergissingen van [persoon 1].”