Parketnummers: 13/477027-08 en 13/032113-04 (TUL)
PROMIS
Datum uitspraak: 20 april 2009
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te distrikt [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Demersluis" te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 april 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2008 tot en met 24 juli 2008 te Amsterdam en/of te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een)
ander(en), te weten voornoemde [slachtoffer] en/of een of meer vrienden en/of relaties van voornoemde [slachtoffer], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met een voertuig (merk/type BMW X5) het voertuig waarin voornoemde [slachtoffer] reed belemmerd door te rijden en/of
- (terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) een bivakmuts droegen) voornoemde [slachtoffer] onder dreiging van een of meer vuurwapens gedwongen uit het voertuig te stappen en/of voornoemde [slachtoffer] uit het voertuig getrokken/gesleurd en/of (vervolgens) gedwongen plaats te nemen in het voertuig waarin verdachte en/of zijn mededader(s) reden en/of
- (daarbij) voornoemde [slachtoffer] een of meermalen in de rug, althans tegen het lichaam, geschopt en/of
- voornoemde [slachtoffer] een muts over het hoofd getrokken en/of
- een of meermalen tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] geslagen en/of
- een of meermalen tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat ze hem gingen vermoorden en/of dood schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat hij een vriend moest bellen om (los)geld te regelen en/of
- met een vuurwapen een schot gelost en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil vastgehouden in een woning en/of
- voornoemde [slachtoffer] met veters, althans met een soortgelijk voorwerp, vastgebonden aan een stoel en/of
- de mond van voornoemde [slachtoffer] bedekt met een stuk textiel en/of
- een of meermalen (telefonisch) geëist dat voor de vrijlating van voornoemde [slachtoffer] een bedrag van één miljoen Amerikaanse dollars en/of 50.000 euro, in elk geval een geldbedrag betaald diende te worden en/of dat (in het geval niet betaald zou worden) voornoemde [slachtoffer] vermoord zou worden, althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 23 juli 2008 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer 2], wederrechtelijk van de vrijheid te beroven (met het oogmerk (een) ander(en), te weten een of meer vrienden en/of relaties van voornoemde [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen of niet te doen),
- met een voertuig (merk/type BMW X5) het voertuig waarin voornoemde [slachtoffer 2] reed heeft/hebben belemmerd door te rijden en/of
- (terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) een bivakmuts droegen, althans gemaskerd waren) voornoemde [slachtoffer 2] onder dreiging van een of meer vuurwapens heeft/hebben gedwongen uit het voertuig te stappen en/of voornoemde [slachtoffer 2] uit het voertuig heeft/hebben getrokken/gesleurd en/of
- (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Meekomen, anders schieten we je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] een of meermalen met een vuurwapen in/tegen/op het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- tegen het been van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geschopt/getrapt;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2008 tot en met 24 juli 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen een of meer wapens van categorie III, te weten een Glock (type 19, kaliber 9mmx19), en/of munitie van categorie III, te weten zeven, althans een of meer, patronen, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2008 tot en met 24 juli 2008 te [woonplaats], gemeente [gemeente], (in een woning:[perceel]) een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen (type Colt C25) en/of een patroonhouder (9mm para Glock) en/of een patroonhouder (Colt caliber 25), en/of munitie van categorie III, te weten vijf patronen, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2008 tot en met 24 juli 2008 te [woonplaats], gemeente [gemeente], (in een woning:[perceel]) opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 46, althans een of meer, XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
De rechtbank leest het in de vijfde regel van het onder 4 ten laste gelegde vermelde "categorie III" als "categorie II", aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2, 3 en 5 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Hoewel geenszins kan worden uitgesloten dat, indien de ontvoering van aangever [slachtoffer 2] (feit 2) was gelukt, hem eenzelfde lot te wachten zou hebben gestaan als slachtoffer [slachtoffer], hebben de in 4.4. opgesomde feiten en omstandigheden zich uitsluitend rond de - geslaagde - gijzeling van laatstbedoelde voorgedaan. Niet kan met zekerheid worden aangenomen dat de gang van zaken dezelfde zou zijn geweest als de ontvoerders ook aangever [slachtoffer 2] hadden meegenomen. Bedoelde feiten en omstandigheden kunnen dus niet de grondslag zijn voor het medeplegen van de poging tot gijzeling van [slachtoffer 2]. Gezien de, hierna in 4.4. tot uitdrukking gebrachte, twijfel van de rechtbank omtrent de feitelijke aanwezigheid van verdachte bij de ontvoering in de Schipbeekstraat/Churchillaan zal verdachte om die reden van feit 2 worden vrijgesproken. De rechtbank verwijst dienaangaande voor wat betreft feit 2 dan ook naar de bewijsoverweging in 4.4..
Met betrekking tot het wapen, dat achter de bijrijdersstoel in de auto bij de aanhouding is aangetroffen, (feit 3) overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat verdachte wist dat het wapen in de auto aanwezig was.
Nu uit onderzoek is gebleken dat de in [gemeente] aangetroffen pillen geen MDMA bevatten, wordt verdachte ook van het hem onder 5 ten laste gelegde feit, namelijk het bezit van pillen bevattende MDMA vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 23 juli 2008 tot en met 24 juli 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk ander(en), te weten voornoemde [slachtoffer] en vrienden van voornoemde [slachtoffer], te dwingen iets te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging anderen,
- met een voertuig (merk/type BMW) het voertuig waarin voornoemde [slachtoffer] reed belemmerd door te rijden en
- terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een bivakmuts droeg(en) voornoemde [slachtoffer] onder dreiging van vuurwapens gedwongen uit het voertuig te stappen of voornoemde [slachtoffer] uit het voertuig getrokken en vervolgens gedwongen plaats te nemen in het voertuig waarin verdachte en/of zijn mededaders reden en
- voornoemde [slachtoffer] in de rug geschopt en
- voornoemde [slachtoffer] een muts over het hoofd getrokken en
- tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] geslagen en
- tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat ze hem gingen vermoorden en dood schieten en
- tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd dat hij een vriend moest bellen om geld te regelen en
- voornoemde [slachtoffer] tegen zijn wil vastgehouden in een woning en
- voornoemde [slachtoffer] met veters vastgebonden aan een stoel en
- de mond van voornoemde [slachtoffer] bedekt met een stuk textiel en
- telefonisch geëist dat voor de vrijlating van voornoemde [slachtoffer] een bedrag van één miljoen Amerikaanse dollars en/of 50.000 euro betaald diende te worden en dat (in het geval niet betaald zou worden) voornoemde [slachtoffer] vermoord zou worden;
4.
op 24 juli 2008 te [woonplaats], gemeente [gemeente], (in een woning: perceel [perceel]) wapens van categorie III, te weten vuurwapen (type Colt C25) en een patroonhouder (9mm) en munitie van categorie II, te weten vijf patronen, voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. De verklaring van verdachte dat hij bemiddelaar zou zijn geweest en de veters, waarmee het slachtoffer was vastgebonden, heeft losgemaakt, klopt niet met de feiten die uit het dossier naar voren komen. Verdachte heeft geldbedragen gesmst en dat betrof niet alleen het laatste "bemiddelende" bedrag. Uit de feiten blijkt dat verdachte al eerder betrokken was.
Daarnaast klopt het alibi van verdachte niet. De verklaring van de vriendin van verdachte, [vriendin verdachte], over de tijdstippen waarop verdachte bij haar in de [straatnaam] thuis zou zijn geweest komt niet overeen met de verklaring van verdachte. Zo heeft zij verklaard dat verdachte op 24 juli 2008 na 14.00 uur is vertrokken, maar op dat tijdstip was [medeverdachte 2] reeds bij verdachte, die toen op het [adres] was. Daarnaast stralen de telefoonnummers van verdachte op allerlei andere plekken dan in de buurt van de woning van zijn vriendin aan.
Het sms-en met de neef over losgeld gaat verder dan bemiddeling. Zodra verdachte ter terechtzitting indringend wordt bevraagd en het hem ingewikkeld wordt, omzeilt hij de vraag door te zeggen een en ander niet meer te weten. Zo geeft verdachte geen antwoord op de vraag waarom het een probleem was dat er politie bij het Amstelstation stond, zoals blijkt uit de telefoontaps. Dit terwijl het slachtoffer, volgens verdachte, op diens eigen verzoek naar station Amstel zou zijn gebracht.
Zowel het slachtoffer [slachtoffer] als [slachtoffer 2] hebben verdachte op 23 juli 2008 herkend.
Verdachte heeft voorts verklaard dat zijn vingerafdruk mogelijk de dinsdag voor het voorval, toen hij bij de kapper was, op de auto van het slachtoffer is terechtgekomen. Het slachtoffer is die dinsdag echter helemaal niet bij kapper geweest.
De verklaring van verdachte sluit in het geheel niet aan bij de feiten. De gijzeling heeft plaatsgehad met behulp van wapens en bivakmutsen. Dit geweld is vervolgens voortgezet, zoals is ten laste gelegd. Telefonisch is losgeld geëist en er is een schot gelost. Het slachtoffer is tegen zijn wil vastgehouden. Gepoogd is om met [slachtoffer 2] hetzelfde te doen. Hij heeft zich echter los kunnen trekken, waardoor feit 2 niet is voltooid.
Het is opmerkelijk dat het slachtoffer, na te zijn losgemaakt door verdachte, ondanks het feit dat over zijn losgeld wordt bemiddeld, vrijwillig mee zou zijn gaan naar het Amstelstation.
Na de aanhouding is in de auto achter de bijrijdersstoel, waar het slachtoffer zat, een vuurwapen aangetroffen. Het is niet voorstelbaar dat het slachtoffer een vuurwapen had. Wel is voorstelbaar dat dit wapen van verdachte en zijn medeverdachten, waarmee hij in de auto zat, was. Zij hebben dit wapen dan ook tezamen en in vereniging voorhanden gehad.
Bovendien is in de woning van de ex-vriendin van verdachte in [plaatsnaam] een wapen aangetroffen. Zij heeft verklaard dat alles wat zich daar nog bevindt van verdachte is. Verdachte heeft verklaard dat het aangetroffen geld van hem is. Het wapen zou niet van hem zijn, maar het is onder het matras aangetroffen. Gezien het strafblad van verdachte op dit gebied en feit dat hij wordt verdacht van een gijzeling met behulp van een wapen, kan ook dit feit worden bewezen.
De officier van justitie vordert vrijspraak voor het onder 5 ten laste gelegde feit, nu uit onderzoek is gebleken dat de pillen geen op lijst 1 van de Opiumwet vermelde verboden materiaal bevatten.
Het zwaartepunt voor de straf ligt op de voltooide gijzeling dan wel ontvoering van [slachtoffer] en op de poging daartoe van [slachtoffer 2]. Een en ander heeft plaatsgehad op de openbare weg. Het betreft schokkende feiten die onrust in de maatschappij veroorzaken. Daarnaast is het voor het slachtoffer een schokkende gebeurtenis geweest. Verdachte heeft het slachtoffer gebruikt om in zijn inkomen te voorzien. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] een grote drugshandelaar in Suriname is maar hiervan zijn geen feiten bekend. Het slachtoffer heeft verklaard een zakenman te zijn. Verdachte heeft deze zakenman voor zijn eigen gewin gebruikt.
Daarnaast heeft verdachte de Wet wapens en munitie overtreden.
In vergelijkbare gevallen werden gevangenisstraffen voor de duur van tussen de twaalf maanden en negen jaren opgelegd. In deze zaak speelt mee dat verdachte een omvangrijk strafblad heeft. Een gevangenisstraf van langere duur is op zijn plaats.
De voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan thans de tenuitvoerlegging wordt gevorderd is opgelegd voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Nu verdachte zich wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, waarbij hij bovendien de Wet wapens en munitie heeft overtreden, is de voorwaardelijk opgelegde straf vatbaar voor tenuitvoerlegging.
4.2. Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend bij de ontvoering van [slachtoffer] en de poging tot ontvoering van [slachtoffer 2] op 23 juli 2008 aanwezig te zijn geweest. Hij was die avond en nacht bij zijn vriendin in de [straatnaam] in [plaatsnaam]. Wel was hij op 24 juli 2008 met het slachtoffer in de woning aan het [adres] en heeft hij bemiddeld. Hij ontkent dat de aangetroffen wapens van hem zijn.
De raadsman van verdachte stelt zich, zoals weergegeven in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnotities, op het standpunt dat verdachte vrij dient te worden gesproken van de hem ten laste gelegde feiten, nu er onvoldoende overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
Verdachte was op het moment van de ontvoering bij zijn vriendin. Hij raakte pas donderdagmiddag 24 juli 2008 betrokken bij de zaak. Dit wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] dat hij verdachte pas op 24 juli 2009 aan de lijn kreeg.
De herkenningen door aangever en [slachtoffer 2] zijn niet betrouwbaar, nu er geen FOSLO is gedaan, maar hen slechts de foto van verdachte is getoond. Voorts blijkt niet uit het dossier dat de voor een geldige foto-confrontatie geldende regels in acht zijn genomen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de mannen gemaskerd waren. Het is dus hoe dan ook niet mogelijk één van de daders te herkennen. Aan [slachtoffer] is de foto pas op 29 juli 2009 getoond. De herkenningen zijn dan ook van generlei waarde.
Niet is duidelijk geworden dat de gepeilde en getapte telefoons en telefoonnummers aan verdachte toebehoren.
Met betrekking tot feit 2 verdient opmerking dat nu [slachtoffer 2] niet is meegenomen, niet bewezen kan worden dat gepoogd werd hem zijn vrijheid te ontnemen met het oogmerk hem te dwingen iets te doen.
Ten aanzien van feit 3 ontbreekt het wettig bewijs van de wetenschap van verdachte dat het wapen in de auto lag. Voorts is van belang dat de auto niet van verdachte was. Het onder 4. ten laste gelegde wapen is in de woning aan het [adres] aangetroffen. Het lag echter op een andere plek dan het geld. Er bevindt zich in het dossier geen bewijsmiddel, waardoor onomstotelijk komt vast te staan dat het wapen van verdachte is.
Het gevoel van de officier van justitie, noch het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie kan als bewijsmiddel dat de wapens van verdachte zijn worden gebruikt.
Nu de aangetroffen pillen geen MDMA bevatten, maar anabole steroïden betreffen, dient verdachte tevens te worden vrijgesproken van het onder feit 5 ten laste gelegde.
De raadsman verzoekt de rechtbank een beslissing te nemen met betrekking tot de in beslag genomen goederen.
Het openbaar ministerie is met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk bij vonnis van 3 november 2005 opgelegde straf niet-ontvankelijk, nu de verdediging geen mogelijkheid heeft gehad deze zaak voor te bereiden. Artikel 6 EVRM is bij dit soort vorderingen van toepassing. Er is dan ook geen sprake van een "fair trial". Nu de officier van justitie kennelijk niet van zins was deze vordering tijdig te overhandigen is sprake van strijd met de goede procesorde.
De raadsman verzoekt subsidiair de TUL-zaak aan te houden.
4.3. Beoordeling van de tenlastelegging
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten, die de rechtbank zakelijk zal weergeven.
Op 23 juli 2008 ging een BMW zo voor de auto van [slachtoffer] staan, dat deze niet verder kon rijden. Mannen met bivakmutsen en pistolen stapten uit deze BMW en een wapen werd op [slachtoffer] gericht. Eén van de daders trok het portier open en probeerde [slachtoffer] uit de auto te trekken. Toen dit niet lukte hielp een andere dader hem en deze schopte [slachtoffer] in de rug. De ontvoerders brachten het slachtoffer naar de BMW en zetten hem op de achterbank, waar een bivakmuts over zijn hoofd werd getrokken. [slachtoffer] werd door de daders onder meer tegen het hoofd geslagen. Er werd dreigende taal tegen [slachtoffer] gesproken. Zo zeiden de ontvoerders tegen hem dat hij zou worden doodgeschoten en dat zij geld van hem nodig hadden om hem niet te vermoorden. [slachtoffer] werd vervolgens gezegd dat hij een vriend moest bellen om geld te regelen. Ook de getuige [slachtoffer 2], die in de auto van [slachtoffer] reed, werd belaagd en moest mee, maar deze kon zich uit de voeten maken.
[slachtoffer] werd met de BMW naar een afgelegen plek gebracht. Daar werd hem door één van de ontvoerders, in zijn verklaring met [medeverdachte 3] aangeduid, een sms–bericht getoond, waarin stond: "1 miljoen", waarop [medeverdachte 3] zei dat het één miljoen dollar moest zijn. De daders spraken voortdurend over geld en vroegen aan [slachtoffer] hoeveel geld hij kon regelen. [slachtoffer] werd uiteindelijk naar een woning aan het [adres] te [stadsdeel] gebracht. Hij werd daar met veters aan een stoel vastgebonden en op zijn mond werd een stuk stof gebonden. [medeverdachte 3] belde met [getuige], een vriend van [slachtoffer], en zei hem dat "de Jamaicanen" het slachtoffer voor 50.000 euro wilden laten gaan. [medeverdachte 3] heeft de mede-verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gebeld om brood en aan [slachtoffer] tijdens de ontvoering ontfutselde spullen naar de woning te brengen. Uiteindelijk werd tussen [medeverdachte 3] en de onderhandelaar(s) namens [slachtoffer] overeengekomen dat er iemand met een zeker bedrag aan losgeld naar het Amstelstation zou komen om dit tegenover de vrijlating van [slachtoffer] te overhandigen. Met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn [slachtoffer] en [medeverdachte 3] vervolgens in een Volkswagen Golf naar het Amstelstation gereden. [medeverdachte 3] zag niemand bij de telefooncel staan en hij zei dat hij overal politie zag. Zij reden een extra rondje en werden door de politie aangehouden. [slachtoffer] had geen moment het gevoel dat hij kon weglopen. Hij is door bedreiging gedwongen geld te regelen in ruil voor zijn vrijheid.i De BMW parkeerde dusdanig voor de auto van het slachtoffer dat niet verder kon worden gereden. Gemaskerde mannen met pistolen renden op [slachtoffer] en op [slachtoffer 2] af. Zij richtten een pistool op [slachtoffer]. Deze stond naast zijn auto alsof hij zich probeerde los te trekken.ii
De man op bladzijde 149 (de rechtbank begrijpt: bladzijde 149 van het dossier) heeft de onderhandelingen gevoerd. Hij zat in de auto bij de aanhouding rechts voorin. De foto is een afbeelding van [verdachte].iii
[getuige] wordt op 23 juli 2008/ 24 juli 2008 rond 23:59-00:01 uur gebeld door nummer [telefoonnummer], waarbij 1 miljoen werd geëist. Er wordt een technische actie op dit nummer aangevangen. Op 24 juli 2008 wordt [getuige] om 12.02 uur met dit nummer gebeld door [slachtoffer]. ‘[getuige]’ komt aan de telefoon en zegt onder meer dat hij keelontsteking heeft en net daar is aangekomen om te praten. Ook zegt hij [getuige] dat deze de mannen wel wat zal moeten geven, desnoods 50. Ook zegt [getuige]: "De jongens stonden daar geparkeerd vanaf het moment dat jij daar aankwam".
Bij de insluitingsfouillering van verdachte werden bij hem twee mobiele telefoons aangetroffen en inbeslaggenomen. Deze telefoons waren voorzien van de telefoonnummers [telefoonnummer1] onderscheidenlijk [telefoonnummer2]. In de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] stond een sms van 24 juli 2008 te 00:02:43 uur van afzender [initialen], met de tekst: "1.000.000". Op dit nummer vinden alleen gesprekken plaats tussen dit nummer en [initialen]. Middels de telefoon met nummer [telefoonnummer 3] is een sms verstuurd naar een mobiel telefoonnummer met de tekst: "We gaan die 60 nemen dan laten we hem gaan wij zijn bemiddelaar".iv Verdachte maakte gebruik van dit telefoonnummer.v
Op 24 juli 2008 te 15.52 uur werden op het [straatnaam] ter hoogte van het Amstelstation de volgende personen aangehouden: [slachtoffer], [medeverdachte 2],[medeverdachte 1] en [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] bevond zich tijdens de aanhouding als bijrijder in de personenauto.vi
[medeverdachte 2] moest van [medeverdachte 4] een plastic tas ophalen in [plaatsnaam] en deze naar een woning met nummer [huisnummer] in [stadsdeel] brengen. Aldaar gaf [medeverdachte 4] de tas aan een van de andere jongens, niet zijnde degene die [medeverdachte 4] '[persoon 1]' noemt. '[persoon 1]' was ook in de woning aanwezig.vii
Op 24 juli 2008 was verdachte in de loop van de voormiddag met het slachtoffer in de woning van de oom van verdachte [adres] te [plaatsnaam]. Hij heeft toen contact gehad met [getuige], een vriend van [slachtoffer], en met hem gesproken over geldbedragen om [slachtoffer] vrij te krijgen. Hij heeft [getuige] verteld dat hij keelpijn had en dat hij hen wilde helpen. Verdachte en [getuige] hebben onderhandeld. Er is gesproken over € 50.000,- .viii
Bij doorzoeking van de woning aan het [perceel] te [plaatsnaam] op 24 juli 2008 werden onder meer een vuurwapen Colt inclusief patroonhouder en 5 patronen en een losse patroonhouder aangetroffen.ix Alleen verdachte verbleef in de woning.x Het pistool van het merk Colt, kaliber 6,35 mm (.25 auto) is een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie. Het pistool was voorzien van een patroonhouder waarin zich 5 patronen bevonden. Deze patronen zijn munitie in de zin van categorie II van de Wet wapens en munitie. De patroonhouder van het merk Pietro Baretta is een vuurwapen in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie.xi
In het voorbereidend onderzoek en in het voetspoor daarvan in de ondervraging van verdachte ter terechtzitting, het requisitoir van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman heeft centraal gestaan de vraag of verdachte heeft deelgenomen aan de feitelijke ontvoeringshandelingen, zoals die zich kort voor middernacht op 23 juli 2008 hebben afgespeeld op de hoek van de Schipbeekstraat en de Churchillaan te Amsterdam. Hoewel er op dit punt meer aanwijzingen contra verdachte lijken te zijn dan pro, is daarover bij de rechtbank niettemin gerede twijfel blijven bestaan. Het antwoord op die vraag kan, ten aanzien van feit 1, bovendien in het midden blijven. De rechtbank komt namelijk ten aanzien van dit feit tot een bewezenverklaring, ook wanneer er van wordt uitgegaan dat verdachte geen rol bij de feitelijke ontvoeringshandelingen heeft gespeeld. Op grond van het voorbereidend onderzoek en de verklaringen van verdachte ter terechtzitting komt de rechtbank namelijk hoe dan ook tot een bewezenverklaring voor feit 1. Redengevend voor die bewezenverklaring zijn de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft bekend dat hij zich in de loop van de voormiddag op 24 juli 2008 heeft begeven naar [adres] te [plaatsnaam]. Te voren had hij van [persoon 2], die hem dit had gevraagd, vernomen dat zich aldaar een ontvoerde persoon zou bevinden en deze had hem gezegd te bemiddelen. Vervolgens heeft verdachte een, voornamelijk door middel van telefoongesprekken met een vriend van het slachtoffer, actieve rol gespeeld bij het bereiken van overeenstemming dienaangaande en heeft hij vervolgens het slachtoffer met behulp van twee medeverdachten, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], weggebracht naar het Amstelstation, waar de uitwisseling van losgeld en gegijzelde zou plaatsvinden. Deze activiteiten moeten in het geheel van de uitgevoerde gijzeling als wezenlijke elementen daarvan worden beschouwd. Bovendien blijkt uit het voorbereidend onderzoek en de verklaring van verdachte ter terechtzitting voldoende overtuigend dat de rol van verdachte niet beperkt is gebleven tot het, gedurende de gijzelingsactie, toetreden tot de feitelijke uitvoering daarvan door zich in verbinding te stellen met de partij van wie het losgeld zou moeten komen.
Daaruit komt immers naar voren dat verdachte een goede bekende is van [persoon 2], die inmiddels is geliquideerd en die kennelijk als auctor intellectualis van de onderhavige gijzeling moet worden beschouwd. Bij de insluitingsfouillering van verdachte is een mobiele telefoon in beslag genomen met het nummer [telefoonnummer1]. Onderzoek heeft uitgewezen dat in de inbox van deze telefoon een sms-bericht voorkomt, verzonden op 24 juli 2008 om 00:02:43 uur vanaf het nummer [telefoonnummer 4]. Laatstbedoeld nummer staat in het interne telefoonboek van de onder verdachte in beslag genomen telefoon onder de naam "[initialen]". Verdachte heeft ter terechtzitting, toen hem een en ander werd voorgehouden, niet ontkend dat [persoon 2] deze "[initialen]" is, maar volstaan met de mededeling dat hij dit niet kon verklaren. De tekst van het sms-bericht luidt: "1.000.000" en is blijkens de verklaring van het slachtoffer tijdens de nachtelijke rit die volgde op de ontvoering door een van de ontvoerders aan hem getoond. Hoewel licht de gevolgtrekking zou kunnen worden gemaakt dat verdachte die ontvoerder was, is in dat opzicht terughoudendheid op zijn plaats. Mobiele telefoons gaan van hand tot hand en het bezit ervan op het ene moment betekent niet automatisch gebruik ervan op een ander moment. Wél moet er ten minste van worden uitgegaan, dat - als verdachte deze mobiele telefoon op enig moment tijdens de gijzeling niet zelf heeft gebruikt -, hij deze aan een andere deelnemer aan de gijzelingshandelingen ter beschikking heeft gesteld.
De betrokkenheid van verdachte bij méér dan alleen de, zoals hij het noemt, "bemiddeling" om de gijzeling tot een einde te brengen, blijkt tevens uit een sms-bericht, dat op 24 juli 2008 is verstuurd van de mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer2] naar het nummer [telefoonnummer 5]. Volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting was de telefoon met nummer [telefoonnummer2], die eveneens onder verdachte in beslag is genomen, ten tijde van de gijzeling bij hem in gebruik. Het sms-bericht aan het nummer [telefoonnummer 5] luidt: "We gaan die 60 nemen dan laten we hem gaan wij zijn bemiddelaar".(Hetzelfde telefoonnummer [telefoonnummer 6] komt in de telefoon van [[medeverdachte 2] voor met de naam "[persoon 1]". Verdachte is in de auto waarmee het slachtoffer naar het Amstelstation werd vervoerd, aangehouden met [[medeverdachte 2] en met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] wordt volgens [medeverdachte 2] door verdachte "[persoon 1]" genoemd.) De tekst van het sms-bericht noopt tot de interpretatie dat verdachte méér was dan alleen bemiddelaar. Ten slotte is een belangrijke omstandigheid dat de woning [adres] toebehoorde aan een oom van verdachte, die daar wegens detentie niet over kon beschikken en waarvan onder meer verdachte de sleutel had. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte het mogelijk heeft gemaakt dat het slachtoffer in die woning is vastgehouden.
Genoemde feiten en omstandigheden dwingen tot de conclusie dat verdachte, zo hij niet ook persoonlijk bij de ontvoering van het slachtoffer aanwezig is geweest, in ieder geval een actieve en prominente rol bij de gijzeling heeft gespeeld, zowel bij de feitelijke uitvoeringshandelingen als min of meer coördinerend en/of organiserend op de achtergrond, en wel op een wijze en in een mate dat hij als medepleger ervan moet worden beschouwd. Het kan immers niet anders dan dat hij een en ander heeft gedaan in nauwe en bewuste samenwerking met anderen, zoals [persoon 2] en de gewapende ontvoerders en het staat vast dat hij heeft deelgenomen aan de gezamenlijke uitvoering van een en ander. Voor wat betreft de gewapende ontvoering en het daarbij gebruikte geweld jegens het slachtoffer geldt - indien er van moet worden uitgegaan dat hij daar niet persoonlijk aan heeft meegedaan - dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een en ander zich zo zou afspelen. Gijzelingen plegen zich immers niet zachtzinnig te voltrekken. Daarbij behoefde verdachte in dit opzicht geen enkele illusie te koesteren, nu er geredelijk van kan worden uitgegaan de hem bekende [persoon 2] (mede) achter de gijzeling zat. Bovendien is verdachte zelf iemand met veroordelingen voor verboden wapenbezit op zijn naam en wordt hij bij dit vonnis andermaal voor het (tegelijkertijd gepleegd) voorhanden hebben van een verboden vuurwapen veroordeeld.
Nu de rechtbank de herkenningen van verdachte door aangever en [slachtoffer 2] niet voor het bewijs bezigt, kan het dienaangaande verweer buiten beschouwing worden gelaten.
Met betrekking tot de telefoons heeft de rechtbank slechts die telefoons, nummers en gesprekken gebruikt, waarvan verdachte zelf zegt deze telefoons in bezit te hebben gehad; de nummers te hebben gebruikt en/of op dat moment die gesprekken te hebben gevoerd.
De overige verweren van de verdediging vinden, voor zover deze zich richten tegen een bewezenverklaring, hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen en de bewijsoverweging.
5. De strafbaarheid van de feiten en van verdachte
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Hoewel van het in de vierde regel van het onder 1 ten laste gelegde vermelde "voornoemde [slachtoffer] te dwingen iets te doen", het onderdeel "voornoemde [slachtoffer]" bewezen kan worden verklaard, kan met betrekking tot dit bestanddeel geen veroordeling volgen, nu artikel 282b van het Wetboek van Strafrecht strafbaar stelt dat een “ander” dan de gegijzelde wordt gedwongen iets te doen of niet te doen.
Met betrekking tot dit bestanddeel wordt verdachte dan ook ontslagen van rechtsvervolging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte voor het overige uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2, 3 en 4 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de in de zaak met parketnummer 13/032113-04 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 (dertig) maanden. Deze straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank kan zich bij de straftoemeting in het algemeen richten op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de zogenoemde oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) van de hoven en de rechtbanken. Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging en worden geregeld geactualiseerd.
Ter zake van delicten als het onderhavige is een dergelijke afspraak evenwel niet gemaakt.
Nu het delict, waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt kenmerken bevat van - en zelfs, mede, had kunnen worden ten laste gelegd als - diefstal met geweld en/of afpersing, bevat, heeft de rechtbank met betrekking tot de strafoplegging bij de oriëntatiepunten voor deze delicten aansluiting gezocht.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een agressief uitgevoerde gijzeling, waarbij het slachtoffer door gemaskerde en gewapende mannen tegen zijn wil is meegenomen in een auto en vastgehouden in een woning. Hierbij is het slachtoffer mishandeld en bedreigd met geweld en met de dood. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke bewegingsvrijheid van het slachtoffer en diens persoonlijke integriteit. Een dergelijk delict veroorzaakt gevoelens van onrust en onveiligheid. in de maatschappij..
Verdachte is blijkens het hem betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 oktober 2008 reeds eerder veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten. Voorts heeft verdachte wederom de Wet wapens en munitie overtreden. Een en ander heeft hem er kennelijk niet van weerhouden wederom dergelijke delicten te plegen.
Gelet op de ernst van de feiten en de recidive ziet de rechtbank geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat zij verdachte, anders dan de officier van justitie, tevens vrijspreekt van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 6 april 2009 ter griffie van deze rechtbank ontvangen en ter terechtzitting aan de veroordeelde uitgereikte vordering van de officier van justitie in het arrondissement [plaatsnaam] in de zaak met parketnummer 13/032113-04 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 3 november 2005 van de politierechter, waarbij verdachte is veroordeeld tot 4 (vier) maanden gevangenisstraf met bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 1 december 2005, middels een schriftelijke machtiging, aan verdachte in persoon is uitgereikt.
De rechtbank verwerpt het niet-ontvankelijkheidsverweer van de raadsman wegens het tardief aanhangig maken van deze TUL. Nu de wet toestaat de vordering tot tenuitvoerlegging nog op de zitting uit te reiken, is de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie op die grond niet aan de orde. Desondanks is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat het de voorkeur verdient een dergelijke vordering zo mogelijk eerder dan op de terechtzitting aan de verdachte te betekenen en aan de raadsman te doen toekomen. De raadsman heeft echter voldoende tijd gekregen van deze eenvoudige aangelegenheid kennis te nemen. Voorts had hij om een moment voor overleg met verdachte kunnen verzoeken, hetgeen de rechtbank zou hebben ingewilligd.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57 en 282a van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder de feiten 2, 3 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2. is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van gijzeling;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie II.
Verklaart het in rubriek 3.2. in de vierde regel van feit 1 bewezen bestanddeel "voornoemde [slachtoffer]" niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging terzake daarvan.
Verklaart het in rubriek 3.2. onder 1 en 4 bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 3 november 2005, zijnde een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M. van den Bergh, voorzitter,
mrs. A.A.M. van Oosten en A.C. Schaafsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Hetterschijt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 april 2009.
i Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2008207360-13 van 24 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer] (pag. 51 t/m 57);
ii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2008207360-1 van 24 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4], inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] (pag. 35 t/m 43);
iii Een proces-verbaal van verhoor van aangever d.d. 8 januari 2009 te Paramaribo (Suriname) van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en een proces-verbaal van bevindingen van 30 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant (pag. 145 t/m 150);
iv Een proces-verbaal met nummer 2008207360 van september 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant met als bijlage tapgesprekken (pag. 478 ev.);
v De verklaring van de verdachte, zoals die blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 6 april 2009.
vi Een proces-verbaal van aanhouding van 24 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren met de codenummers [codenummers], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisanten (pag. 73 t/m 77);
vii Een proces-verbaal van verhoor met nummer 2008207360 van 24 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaren 6 en 7], inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] (pag. 89 t/m 94);
viii De verklaring van de verdachte, zoals die blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 6 april 2009;
ix Een proces-verbaal van bevindingen doorzoeking met nummer 2008207360 van 15 oktober 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 8], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant (pag. 332);
x Een proces-verbaal van verhoor met nummer 2008207360 van 29 juli 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren met de nummers [codenummers], inhoudende de verklaring van [persoon 3] (pag. 154 en 155);
xi Een proces-verbaal van technisch onderzoek met nummer 2008207360 van 4 augustus 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 9], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant (pag. 333 en 334).