vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 421707 / KG ZA 09-508 Pee/MV
Vonnis in kort geding van 26 maart 2009
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHIOS REAL ESTATE PROPERTIES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHIOS INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisers bij dagvaarding van 9 maart 2009,
advocaten mrs. T.R.B. de Greve en A. van Hees te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AFR VASTGOED B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
advocaat mr. C.B. de Jong te Amsterdam.
Eisers sub 1 en 2 zullen hierna [eiser 1] en [eiser 2] worden genoemd. Eiseressen sub 3 en 4 zullen hierna gezamenlijk en in enkelvoud Chios worden genoemd en afzonderlijk Chios Real Estate en Chios Investments. Gedaagde zal hierna AFR Vastgoed worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 12 maart 2009 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. AFR Vastgoed heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Ter zitting waren aanwezig aan de zijde van eisers [eiser 2] met mrs. De Greve en Van Hees; aan de zijde van AFR Vastgoed [persoon 2] met mr. De Jong.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. [eiser 1] is bestuurder/aandeelhouders van Chios. Chios is samen met [bedrijf 1] (hierna [bedrijf 1]) een joint venture aangegaan onder de naam Living City Property Performance B.V. (hierna Living City). [eiser 1] is commissaris en (via Chios) indirect bestuurder van Living City. [eiser 2] is (indirect) gevolmachtigde van Chios en commissaris van Living City. Living City had als doel het ontwikkelen van vastgoed rondom door Chios te bouwen theaters. [bedrijf 1] bracht haar expertise in als ontwikkelaar van vastgoedprojecten; Chios bracht haar expertise in op het gebied van entertainment. [persoon 1] (hierna [persoon 1]) is als directeur van Living City aangesteld.
2.2. AFR Vastgoed is actief als bedrijfsmakelaar. [persoon 2] (hierna [persoon 2]) is enig aandeelhouder en bestuurder van AFR Vastgoed. AFR Vastgoed heeft ten behoeve van Living City huurders en kopers gezocht voor de bouwprojecten van Living City.
2.3. AFR Vastgoed heeft een brief in het geding gebracht van 15 mei 2007, gericht aan [persoon 1] van Living City. In deze brief is onder meer het volgende opgenomen:
Betreft: Opdrachtbevestiging Hotel Kop Zuidas
Hierbij bevestigen wij met u te zijn overeengekomen (…) dat AFR Vastgoed B.V. de huurovereenkomst met NH Hoteles zal opstellen en uitonderhandelen. Dit naar aanleiding van onze onderhandelingen in de afgelopen maanden. Wij zullen gehonoreerd worden met een courtage van 12% over de gemiddelde jaarhuur van de af te sluiten huurovereenkomst. Betaling zal plaatsvinden voor 50% van dit bedrag binnen 2 maanden na het ondertekenen van deze huurovereenkomst. Overige 50% bij start bouw.
(……..)
Op basis van vertrouwelijkheid zullen wij polsen wat de eventuele verkoopwaarde van het Hotel Kop Zuidas zal zijn na het aangaan van de 25-jarige huurovereenkomst van NH Hoteles. Onze courtage zal bij een eventuele verkoop 1,25% van de verkoopwaarde bedragen, betaling bij transport. Dit laatste is niet op basis van exclusiviteit.
Door AFR Vastgoed is tevens een berekening in het geding gebracht waarin is opgenomen:
NH Hoteles Kop Zuidas
Berekening:
Verhuur: Huursom € 7.550.000 à 12,00% = € 906.000,00
2.4. AFR Vastgoed heeft verder een achttal brieven en één e-mailbericht in het geding gebracht (gedateerd in de periode van 14 juni 2007 tot 3 december 2007), alle gericht aan Living City, met daarbij gevoegde berekeningen, waarvan de strekking gelijk is aan de onder 2.3 geciteerde brief. In de brieven worden Fit for Free, Ahold, HME Groep, Four Seasons Hotel, Hilton, Greenberg Traurig en Rabobank aangedragen als geïnteresseerde huurders/kopers van door Living City te ontwikkelen projecten. In de brieven heeft AFR Vastgoed veelal opgenomen dat haar een courtage toekomt van 12 of 14 procent van de jaarhuur.
2.5. Op 13 november 2007 heeft justitie op 54 plaatsen in Nederland huiszoekingen gedaan en is een aantal personen aangehouden op verdenking van fraude verband houdend met vastgoedtransacties. Het onderzoek van justitie richt zich onder anderen tegen [persoon 2] en tegen twee bestuurders van [bedrijf 1], te weten [persoon 3] en [persoon 4].
2.6. Naar aanleiding van het onderzoek van justitie zijn de activiteiten van Living City gestaakt. Per medio april 2008 is het personeel van Living City afgevloeid en heeft zij de huur van haar kantoorruimte beëindigd.
2.7. Op 2 maart 2009 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag op verzoek van AFR Vastgoed verlof verleend tot het leggen van conservatoir derdenbeslag en beslag op een onroerende zaak ten laste van [eiser 2]. AFR Vastgoed heeft haar vordering hierbij begroot op € 7.200.000,- inclusief rente en kosten. Aan haar vordering ligt – blijkens het verzoekschrift – kort gezegd ten grondslag dat de onderhandelingen die AFR Vastgoed voor Living City voerde op 13 november 2007 in een vergevorderd stadium verkeerden. De verwachting was daarom gerechtvaardigd dat op korte termijn overeenstemming zou worden bereikt, aldus AFR Vastgoed. Met betrekking tot het onder 2.3 bedoelde project (NH Hoteles) heeft AFR Vastgoed haar werkzaamheden na november 2007 en tot 17 april 2008 voortgezet en lag de huurovereenkomst gereed ter ondertekening. Op die laatstgenoemde datum hebben Chios, [eiser 1] en [eiser 2] besloten de activiteiten van Living City te staken. De overeenkomst met AFR Vastgoed is hierdoor voortijdig beëindigd. Chios, [eiser 1] en [eiser 2] zijn als bestuurders aansprakelijk voor de schade die AFR Vastgoed als gevolg hiervan heeft geleden en die bestaat uit de misgelopen courtage. Met betrekking tot het project met NH Hoteles bedraagt die misgelopen courtage in geval van verhuur € 906.000,-. Wanneer de courtage van de andere negen projecten hierbij wordt opgeteld, komt AFR Vastgoed uit op een vordering op Living City van € 12.513.587,50. Omdat bij die andere projecten nog sprake was van een bepaalde onzekerheid, heeft AFR Vastgoed de afgesproken courtage in geval van verkoop niet in haar vordering opgenomen en brengt zij op de afgesproken courtage in geval van verhuur 25% in mindering. Haar totale vordering bedraagt dan – blijkens het verzoekschrift –
€ 6.712.403,20.
2.8. Op 4 maart 2009 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht op verzoek van AFR Vastgoed verlof verleend tot het leggen van conservatoir derdenbeslag en beslag op onroerende zaken ten laste van Chios Real Estate en [eiser 1]. De vordering is hierbij op dezelfde wijze onderbouwd en begroot als in het onder 2.7 genoemde verzoekschrift.
3.1. [eiser 1], [eiser 2], Chios Real Estate en Chios Properties vorderen – kort gezegd – het volgende:
(i) opheffing van alle op verzoek van AFR Vastgoed en ten laste van eisers gelegde conservatoire beslagen;
(ii) AFR Vastgoed op straffe van dwangsommen te veroordelen de beslagen bij het Kadaster door te halen, aan alle derden onder wie derdenbeslag is gelegd te verklaren dat de beslagen zijn opgeheven en afschriften van het doorhalen en de verklaringen te verstrekken aan de raadsman van eisers;
(iii) AFR Vastgoed op straffe van dwangsommen te bevelen om, indien zij opnieuw verlof vraagt tot het leggen van beslag dit vonnis als eerste productie bij het verzoekschrift te voegen, in dit verzoekschrift – kort gezegd – de tekst op te nemen dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bevolen de beslagen op te heffen en een kopie van het verzoekschrift gelijktijdig te zenden naar de raadsman van eisers;
(iv) AFR Vastgoed op straffe van dwangsommen te veroordelen aan de raadsman van eisers deugdelijke en volledige afschriften af te geven van alle bij enige rechtbank ten laste van eisers ingediende beslagrekesten en beslagverloven en van alle afwijzende en of beperkende beschikkingen van enige voorzieningenrechter in Nederland ten aanzien van een door AFR Vastgoed ten laste van eisers verzocht beslagverlof;
(v) die voorziening te treffen die de voorzieningenrechter juist voorkomt, te versterken met een in goede justitie te bepalen dwangsom;
(vi) AFR Vastgoed te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten.
3.2. Eisers stellen hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. [persoon 1] is op voordracht van [persoon 3] als directeur van Living City aangesteld. [persoon 2] is door [persoon 1] bij Living City geïntroduceerd. [persoon 2] en [persoon 3] worden thans door justitie verdacht van fraude en bij de persoon van [persoon 1] kunnen de nodige vraagtekens worden geplaatst. Aan het fraudeonderzoek van justitie is in november 2007 uitgebreid aandacht besteed in de pers. Living City was bij de ontwikkeling van haar projecten in hoge mate afhankelijk van derden (overheden, financiers, beleggers). Als gevolg van de aandacht in de pers bleken deze derden (vanwege de banden tussen Living City en een aantal verdachten) niet langer bereid tot samenwerking. Living City was daarom genoodzaakt haar activiteiten stop te zetten. In november 2007 was er overigens slechts één project dat zich in de zogenaamde ontwikkelfase bevond, te weten het project van het hotel aan de Zuidas. Alle andere projecten bevonden zich nog in de zogenaamde prospectfase, de fase waarin slechts sprake is van een idee dat in de markt wordt afgetast.
AFR Vastgoed stelt thans een vordering te hebben op Living City op grond van een door haar gestelde bemiddelingsovereenkomst. De hoogte van de courtage-claim is buiten proporties. Living City kent de onder 2.3 en 2.4 genoemde opdrachtbevestigingen niet en twijfelt – omdat ze zijn opgesteld door [persoon 2] en verzonden aan [persoon 1] – aan de echtheid en juistheid ervan. Nog los van het feit dat er volgens Living City geen sprake was van enige bemiddelingsovereenkomst of overeenkomst tot opdracht en er ook nog niets te verhuren of te verkopen viel, geldt dat de verschuldigdheid van courtage afhankelijk is van de ondertekening van een huur- of koopovereenkomst. Een dergelijke ondertekening heeft in geen enkel geval plaatsgevonden, ook niet bij het project aan de Zuidas. Overigens ontbrak bij dit project nog de vergunning voor de ondergelegen parkeergarage en was onzeker of het nabij geplande theater zou worden gebouwd.
Nu AFR Vastgoed geen vordering heeft op Living City, kan niet worden toegekomen aan een van deze hoofdvordering afgeleide vordering op Chios, [eiser 1] en [eiser 2] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Voor een persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders is vereist dat zij ernstig verwijtbaar hebben gehandeld. Hiervan is geen sprake. Het staken van de activiteiten van Living City hebben zij niet in de hand gehad. Dit is een gevolg van het feit dat (onder anderen) [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4] als verdachten zijn aangemerkt en in voorlopige hechtenis hebben gezeten. Living City heeft door niet meteen in november 2007 met haar activiteiten te stoppen, maar hiermee te wachten tot april 2008, geprobeerd de schade nog zoveel mogelijk te beperken. Wel heeft zij in november 2007 al haar activiteiten opgeschort en het was bij AFR Vastgoed op dat moment bekend dat zij “on hold” werd gezet. In april 2008 was er geen geld meer en was het volstrekt duidelijk dat er geen enkele toekomst meer was voor Living City. Chios heeft € 10.000.000,- verlies geleden.
[eiser 2] is overigens slechts gevolmachtigde van Chios en kan dus niet als bestuurder aansprakelijk worden gesteld.
Gezien het bovenstaande is de vordering op Chios, [eiser 1] en [eiser 2] summierlijk ondeugelijk in de zin van artikel 705 lid 2 Rv, zodat de vordering tot opheffing van de beslagen voor toewijzing gereed ligt. De beslagen zijn gezien de vermogenspositie van Chios en [eiser 1] bovendien onnodig. AFR Vastgoed biedt daarentegen geen verhaal bij een mogelijke vordering tot schadevergoeding als gevolg van onrechtmatig gelegde beslagen. Eisers hebben een spoedeisend belang bij opheffing van de beslagen omdat zij op dit moment niet vrijelijk over hun vermogensbestanddelen kunnen beschikken, hetgeen een aanzienlijke schade tot gevolg heeft. Door de beslagen worden eisers verder op onrechtmatige wijze onder druk gezet.
Subsidiair voeren eisers aan dat als AFR Vastgoed al iets te vorderen zou hebben, die vordering nooit meer kan bedragen dan een redelijke vergoeding voor de uren die [persoon 2] tussen november 2007 en april 2008 ten behoeve van Living City aan het project aan de Zuidas heeft besteed. Een berekening hiervan komt volgens eisers uit op € 37.500,-, een bedrag dat schril afsteekt bij de gevorderde € 7.200.000,-. Indien de vordering tot opheffing van de beslagen niet wordt toegewezen, dient de vordering waarvoor de beslagen zijn gelegd te worden herbegroot.
3.3. AFR Vastgoed heeft tegen de vorderingen – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat eisers te veel speculeren over de rol van [persoon 2] in de vastgoedfraude. Tot op heden heeft het onderzoek tegen hem niets opgeleverd. Voorafgaand aan het leggen van de beslagen heeft AFR Vastgoed getracht om in der minne tot een oplossing te komen. Toen dit niet lukte had zij geen andere mogelijkheid dan het leggen van beslagen. De beschuldiging dat de beslagen alleen zijn gelegd om eisers onder druk te zetten is dan ook onterecht.
AFR Vastgoed heeft een vordering op Living City, omdat Living City de overeenkomst met AFR Vastgoed voortijdig heeft beëindigd. Niet is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat Living City in november 2007 of op enig moment daarna door de aandacht die de pers besteedde aan de vastgoedfraude genoodzaakt was haar activiteiten stop te zetten. Van belang is dat AFR Vastgoed op haar vordering een aanzienlijk bedrag in mindering heeft gebracht, mede in het kader van een mogelijke redelijkheidstoets als bedoeld in artikel 7:411 BW. De vordering van AFR Vastgoed is er onder meer op gegrond dat [persoon 2], met instemming van [eiser 2], die rapporteerde aan [eiser 1], na november 2007 zijn werkzaamheden heeft voortgezet. Met NH Hoteles zijn onderhandelingen gevoerd die op 15 april 2008 hebben geleid tot overeenstemming op nagenoeg alle punten. Uit verschillende door AFR Vastgoed in het geding gebrachte producties blijkt dat er een huurovereenkomst zou worden gesloten voor 35 jaar tegen een huurprijs van
€ 7.300.000,- per jaar. Men stond op 15 april 2008 op het punt die overeenkomst te ondertekenen toen Living City, daags erna, haar activiteiten staakte. AFR Vastgoed heeft ook de werkzaamheden met betrekking tot de andere projecten met instemming van Living City na november 2007 voortgezet. De vordering van AFR Vastgoed op Living City is in ieder geval niet summierlijk ondeugdelijk in de zin van artikel 705 lid 2 Rv.
Ook de afgeleide vordering van AFR Vastgoed op eisers is niet summierlijk ondeugdelijk. Naar nu blijkt hebben eisers al in december 2007 besloten om over te gaan tot afwikkeling van Living City en tot ontslag van het personeel. Zij hebben dit voor AFR Vastgoed verzwegen en AFR Vastgoed laten doorgaan met haar werkzaamheden. Eisers hebben hierdoor willens en wetens schade berokkend aan AFR Vastgoed. Zij wisten dat Living City op enig moment courtage verschuldigd zou worden en dat Living City aan deze betalingsverplichting niet zou kunnen voldoen. Dit kan worden aangemerkt als ernstig persoonlijk verwijtbaar handelen van eisers als bestuurders van Living City jegens AFR Vastgoed.
4. De beoordeling
4.1. Volgens artikel 705 lid 2 Rv dient een beslag onder meer te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt.
4.2. Over de vordering van AFR Vastgoed op Living City wordt allereerst overwogen dat het hoogst onaannemelijk is dat een bodemrechter zal oordelen dat alle projecten waarvoor AFR Vastgoed courtage claimt tot een succesvol einde zouden zijn gekomen indien de gebeurtenissen op 13 november 2007 (zie 2.5) niet hadden plaatsgevonden en indien er geen sprake was van een verdenking bij justitie tegen (onder anderen) [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4]. Verder is het hoogst onaannemelijk dat een bodemrechter zal oordelen dat Living City, vanwege de gebeurtenissen op 13 november 2007, niet bevoegd zou zijn geweest haar activiteiten te staken. Voorshands liggen aan deze beslissing zakelijke redenen ten grondslag, met name het ontbreken van de vereiste medewerking van derden. Niet kan worden gezegd dat deze beslissing niet binnen de beleidsvrijheid van een ondernemer ligt. Evenmin is aannemelijk, ervan uitgaande dat Living City bevoegd was haar activiteiten te staken, dat zij de volledige courtage (de door AFR Vastgoed gevorderde percentages) aan AFR Vastgoed verschuldigd zou zijn, nu geen van de projecten doorgang heeft gevonden. AFR Vastgoed zou dan hooguit recht hebben op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon (artikel 7:411 BW). Voor zover het de periode vóór 13 november 2007 betreft, kan in het midden blijven wat de omvang is van deze op artikel 7:411 BW gegronde aanspraak van AFR Vastgoed op Living City. Living City is immers geen partij in dit geding en de beslissing van eisers (als bestuurders) van Living City om de activiteiten te staken kan voorshands – gezien het bovenstaande – niet als een ernstig (persoonlijk) verwijtbaar handelen worden aangemerkt. Van de vordering van AFR Vastgoed op eisers met betrekking tot de werkzaamheden uitgevoerd in de periode vóór 13 november 2007 is dan ook summierlijk van de ondeugdelijkheid daarvan gebleken.
4.3. Voor zover de vordering van AFR Vastgoed is gebaseerd op de bestuurdersaansprakelijkheid van eisers over de periode na 13 november 2007, geldt allereerst dat [eiser 2] geen bestuurder is van Living City en op die grond niet aansprakelijk kan worden gesteld. Weliswaar is door AFR Vastgoed ter zitting aangevoerd dat ook een niet bestuurder aansprakelijk kan zijn indien hij feitelijk de handelingen van een bestuurder verricht, maar AFR Vastgoed heeft in dit geding geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat dit bij [eiser 2] het geval was. Door AFR Vastgoed is bovendien niet betwist dat [eiser 1] zijn taken als bestuurder uitvoerde. De vordering van AFR Vastgoed op [eiser 2] is reeds daarom summierlijk ondeugdelijk, zodat de ten laste van hem gelegde beslagen dienen te worden opgeheven.
4.4. Ten aanzien van de andere eisers geldt dat AFR Vastgoed het verwijt heeft geuit dat zij AFR Vastgoed na 13 november 2007 hebben laten doorgaan met haar werkzaamheden terwijl zij wisten dat Living City haar activiteiten zou staken en dus de courtage niet meer zou (kunnen) voldoen. Eisers hebben in dit kader gesteld dat AFR Vastgoed na 13 november 2007 geen werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van andere projecten dan het project NH Hoteles aan de Zuidas. AFR Vastgoed zou – aldus eisers – “on hold” zijn gezet, hetgeen zou moeten blijken uit de verschillende in het geding gebrachte gespreksverslagen. AFR Vastgoed heeft dit gemotiveerd betwist. Nu niet is komen vast te staan dat AFR Vastgoed in de desbetreffende periode al over deze gespreksverslagen beschikte, kan niet worden uitgesloten dat een bodemrechter zal oordelen dat de bestuurders van Living City AFR Vastgoed inderdaad niet tijdig van de beslissingen van Living City op de hoogte hebben gesteld. Bovendien staat in ieder geval vast dat Living City AFR Vastgoed (in de persoon van [persoon 2]) na 13 november 2007 heeft laten doorgaan met haar werkzaamheden ten behoeve van het hotelproject aan de Zuidas. Eisers hebben dit ter zitting erkend; zij hebben immers aangevoerd dat NH Hoteles alleen via [persoon 2] met Living City in gesprek wilde blijven. Uit diverse in het geding gebrachte producties is gebleken dat [persoon 2] tot ver na 13 november 2007 onderhandelingen heeft gevoerd over een huurovereenkomst met NH Hoteles en dat die onderhandelingen in een ver gevorderd stadium verkeerden. Nu ook ten aanzien van dit project niet kan worden uitgesloten dat een bodemrechter zal oordelen dat AFR Vastgoed niet tijdig in kennis is gesteld van de beslissing van de bestuurders van Living City om de activiteiten te staken, is de vordering van AFR Vastgoed op Chios en [eiser 1] in beginsel niet summierlijk ondeugdelijk. Wel geldt ook hier dat hooguit een aanspraak bestaat op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon, als bedoeld in artikel 7:411 BW omdat het project geen doorgang heeft gevonden – en er nog verschillende hindernissen moesten worden genomen voordat met uitvoering van dat project zou kunnen worden aangevangen - en het om die reden zeer onaannemelijk is dat een bodemrechter de courtage zoals door AFR Vastgoed gevorderd zal toewijzen. Nu [persoon 2] ter zitting desgevraagd geen specificatie heeft gegeven van het aantal gewerkte uren en ook geen bedrag per gewerkt uur heeft genoemd, kan deze mogelijke vordering van AFR Vastgoed niet worden begroot, hetgeen in de gegeven omstandigheden dient te leiden tot opheffing van de ten laste van Chios en [eiser 1] gelegde beslagen. Vordering (i) zoals weergegeven onder 3.1 van dit vonnis is dan ook toewijsbaar.
4.5. Uit het voorgaande vloeit voort dat ook vordering (ii) toewijsbaar is. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd. Na te melden termijnen komen redelijk voor.
4.6. Vordering (iii) is eveneens toewijsbaar in die zin dat dit vonnis zal moeten worden gehecht aan een nog in te dienen verzoekschrift tot het leggen van beslag ten laste van eisers en dat in dit verzoekschrift melding moet worden gemaakt van dit vonnis. Een partij die wil overgaan tot het leggen van conservatoir beslag heeft immers de plicht de voorzieningenrechter volledig te informeren. Ook hier geldt dat de dwangsommen zullen worden gematigd als na te melden. Voor de vordering een kopie van een verzoekschrift gelijktijdig naar de raadsman van eisers te zenden, bestaat geen rechtsgrond.
4.7. Aangezien AFR Vastgoed bij monde van haar raadsman ter zitting heeft verklaard dat zij geen andere beslagrekesten heeft ingediend dan door eisers in deze procedure in het geding gebracht, en er geen enkele aanleiding is aan deze verklaring te twijfelen, is vordering (iv) niet toewijsbaar. Eisers hebben hierbij voorshands onvoldoende belang.
4.8. Vordering (v) kent geen zelfstandige grond en is om die reden niet toewijsbaar.
4.9. AFR Vastgoed zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van dit geding en in de nakosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. heft op alle door AFR Vastgoed ten laste van eisers gelegde beslagen,
5.2. veroordeelt AFR Vastgoed om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis de ten laste van eisers gelegde conservatoire beslagen op onroerende zaken bij het Kadaster door te halen, aan alle derden onder wie derdenbeslag is gelegd schriftelijk te verklaren dat de beslagen zijn opgeheven en afschriften hiervan binnen twee werkdagen na verzending hiervan te zenden naar de raadsman van eisers (mr. De Greve), op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte daarvan dat AFR Vastgoed in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 250.000,-,
5.3. veroordeelt AFR Vastgoed na betekening van dit vonnis bij ieder verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van (een of meer) eisers een kopie van dit vonnis aan het verzoekschrift te hechten en er in dit verzoekschrift melding van te maken dat dit vonnis is gewezen, op straffe van een dwangsom van € 25.000,- per keer dat AFR Vastgoed in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen,
5.4. veroordeelt AFR Vastgoed in de kosten van dit geding aan de zijde van eisers gevallen en begroot op € 85,98 aan dagvaardingskosten, op € 262,- aan vastrecht en op € 816,- aan salaris advocaat,
5.5. veroordeelt AFR Vastgoed om, indien zij niet binnen veertien dagen na dagtekening van de aanschrijving tot vrijwillige voldoening aan dit vonnis heeft voldaan, aan eisers te betalen aan nakosten € 131,- zonder betekening van dit vonnis, te verhogen met € 68,- in geval dit vonnis wel is betekend aan AFR Vastgoed,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.J. Peeters, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2009.?