ECLI:NL:RBAMS:2009:BI3809

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
395115 en 409392
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid uitlener voor fouten van uitgeleend personeel in het kader van een uitzendovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam diende, ging het om de aansprakelijkheid van de uitlener, Oris Project Support B.V., voor fouten van haar uitgeleende werknemers, [B] en [C], die leidinggevende functies vervulden in bouwprojecten. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tot uitlenen van personeel in beginsel als een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW moet worden beschouwd. De werkzaamheden werden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de inlener, waardoor de uitlener niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de fouten van de uitgeleende werknemers. Dit oordeel werd ondersteund door de inhoud van de overeenkomsten, waarin expliciet werd vermeld dat de opdrachtnemer niet aansprakelijk kon worden gesteld voor schade die bij de opdrachtgever of derden zou ontstaan door de uitvoering van de opdracht.

De rechtbank behandelde ook de vorderingen van Oris tegen de inlener, [A], en de zusteronderneming Iso-Construct B.V. Oris vorderde betaling van openstaande facturen en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van Oris tot betaling van de facturen toewijsbaar waren, omdat de inlening van personeel door [A] en Iso onder de regeling van de uitzendovereenkomst viel. De rechtbank wees de vorderingen van [A] en Iso in reconventie af, omdat zij niet als derden konden worden aangemerkt in de zin van artikel 6:170 BW, wat betekende dat zij niet konden terugvorderen van de uitlener voor eventuele schade veroorzaakt door de uitgeleende werknemers.

De rechtbank concludeerde dat de uitsluiting van aansprakelijkheid door Oris voor de door [B] en [C] uitgevoerde werkzaamheden niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. De vorderingen van Oris werden toegewezen, en [A] en Iso werden veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen op 6 mei 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
Vonnis in gevoegde zaken van 6 mei 2009
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 395115 / HA ZA 08-1075 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORIS PROJECT SUPPORT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Teekens,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJF [A] B.V.,
gevestigd te Rijssen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F. Kolkman,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 409392 / HA ZA 08-2769 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORIS PROJECT SUPPORT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Teekens,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ISO-CONSTRUCT B.V.,
gevestigd te Rijssen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F. Kolkman.
Eiser zal hierna Oris genoemd worden,
Gedaagden zullen hierna afzonderlijk [A] en Iso en gezamenlijk [A] c.s. genoemd worden.
1. De procedure in beide zaken
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 september 2008 van rechtbank Almelo, sector Kanton in de zaak, Oris tegen Iso, waarin die zaak verwezen wordt naar deze rechtbank en die leidt van rechtswege tot voeging van beide zaken,
- het tussenvonnis van 10 december 2008, waarin ambtshalve een comparitie van partijen is gelast,
- een proces-verbaal van comparitie in de zaak Oris tegen [A] van 13 maart 2009,
- een proces-verbaal van comparitie in de zaak Oris tegen Iso van 13 maart 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in beide zaken in conventie en reconventie
2.1. [A] en Iso zijn zusterbedrijven van elkaar en hebben in 2007 bouwpersoneel Oris op basis van detacheer- of inleenovereenkomsten ingezet in het bouwproject te Lijnden, respectievelijk te Heerhugowaard (hierna te noemen: de bouwprojecten).
2.2. Desgevraagd door [A] c.s. aan Oris en daarna op voorstel van Oris is [B] bij [A] c.s. gedetacheerd geweest in de periode van 22 januari 2007 tot 28 september 2007 en ingezet als hoofduitvoerder in de bouwprojecten.
2.3. Na 22 januari 2007 is [C] op voorstel van [B] in de periode van 1 maart 2007 tot 28 september 2007 gedetacheerd geweest door [A] c.s. en ingezet bij de bouwprojecten als uitvoerder. Oris en [A] c.s. zijn toen overeengekomen dat [B] voor [A] c.s. de werkzaamheden zou blijven coördineren voor twee dagen in de maand.
2.4. De overeenkomst betreffende [B] van 19 januari 2007 en ondertekend voor akkoord voor opdrachtnemer Oris door [D], en voor opdrachtgever [A] door [E], houdt, voor zover hier van belang in:
“Bij deze zend ik u, in tweevoud, de bevestiging van de afspraken die zijn gemaakt m.b.t. tot de detachering van de heer [B] bij uw organisatie als Hoofduitvoerder.
Project : Keystone project te Lijnden & het Olympia project te Heerhugowaard
(…)
De werkzaamheden betreffen : “verantwoordelijk voor de uitvoering van deze twee projecten”
proeftijd : 1 maand
(…)
De opdracht wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de opdrachtgever. Opdrachtnemer kan dan ook nimmer aansprakelijk worden gesteld voor schade die bij opdrachtgever dan wel bij een derde zal ontstaan door de uitvoering van de opdracht. Op deze opdracht zijn de leveringsvoorwaarden van toepassing zoals die zijn gedeponeerd bij de KvK te Amsterdam, en bijgevoegd bij deze overeenkomst.
De door de opdrachtnemer ingediende facturen worden binnen 30 dagen betaald.”
Op deze overeenkomst in de bovenvermelde laatste zin is “30” handgeschreven en het getypte getal “14” doorgehaald.
2.5. De overeenkomst betreffende [B] van 13 februari 2007 is ondertekend voor akkoord voor opdrachtnemer Oris door [F] en voor opdrachtgever Iso door [E], is voor zover relevant gelijkluidend aan de overeenkomst onder 2.4. met uitzondering van het volgende.
“Project : Keystone project.
De werkzaamheden betreffen : “verantwoordelijk voor de coördinatie van deze projecten voor 2 dagen in de maand” “
2.6. De overeenkomst van 12 februari 2007 betreffende [C] is ondertekend voor akkoord voor opdrachtnemer Oris door [F] en voor opdrachtgever [A] door [E]. Deze overeenkomst is voor zover relevant gelijkluidend aan de overeenkomst zoals opgenomen onder 2.4. met uitzondering van het volgende.
“Bij deze (…) m.b.t. de detachering van de heer [C] bij uw organisatie als uitvoerder.
De werkzaamheden betreffen :” verantwoordelijk voor de ruwbouw” “
2.7. De onder 2.4., 2.5. en 2.6. vermelde overeenkomsten zullen hierna De overeenkomsten worden genoemd.
2.8. De algemene voorwaarden van Oris hebben voor zover hier van belang de volgende inhoud:
“Hoofdstuk 1 algemene Bepalingen
(…)
artikel 4: Betaling
1. Voor facturen geldt een betalingstermijn van 14 dagen, tenzij anders overeengekomen.
(…)
3. Indien een factuur van Oris niet binnen 14 dagen na factuurdatum is betaald, is de Opdrachtgever vanaf dan zonder ingebrekestelling in verzuim en een rente verschuldigd over het openstaande bedrag van 1 % per kalendermaand, een gedeelte van een maand voor geheel gerekend. (…)
4. De kosten van (buiten)gerechtelijke invorderingsmaatregelen bedragen tenminste 15 % van het verschuldigde bedrag, (…) en komen ten laste van de Opdrachtgever.”
2.9. Ten aanzien van een werknemer van Oris is door Oris de volgende overeenkomst op schrift gesteld en op 13 februari 2007 gezonden naar [A]. Deze houdt voor zover hier van belang in.
“Bij deze zend ik u, in tweevoud, de bevestiging van de afspraken die zijn gemaakt m.b.t. tot de detachering van de heer [G] bij uw organisatie als timmerman.
Project : Diverse Nieuwbouwprojecten
(…)
De opdracht wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de opdrachtgever. Opdrachtnemer kan dan ook nimmer aansprakelijk worden gesteld voor schade die bij opdrachtgever dan wel bij een derde zal ontstaan door de uitvoering van de opdracht. Op deze opdracht zijn de leveringsvoorwaarden van toepassing zoals die zijn gedeponeerd bij de KvK te Amsterdam, en bijgevoegd bij deze overeenkomst.”
2.10. In september 2007 zijn aan het bouwproject te Lijnden door [A] c.s. diverse gebreken geconstateerd, die verholpen moesten worden waardoor onder meer de gestelde opleveringsdatum van het bouwproject niet is gehaald en [A] c.s. ook verder extra kosten hebben moeten maken.
2.11. Ter comparitie heeft [E] voor zover relevant het volgende verklaard over het onder 2.6. opgenomen contract:
“Ik heb waarschijnlijk wel gezien dat op die opdracht de leveringsvoorwaarden van toepassing zijn. Die leveringsvoorwaarden die daarin worden genoemd heb ik waarschijnlijk wel ontvangen, maar ik heb ze nooit doorgenomen. (…) Ik heb leveringsvoorwaarden van Oris gezien, maar ik weet niet bij welk contract dat was.”
3. Het geschil in conventie
in de zaak 08-1075
3.1. Oris vordert samengevat - veroordeling van [A] tot betaling van EUR 170.432,50 ter zake van de hoofdsom en EUR 25.564,88 ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de contractuele rente over de factuurbedragen vanaf de vervaldata van die facturen en daarnaast de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
in de zaak 08-2769
3.2. Oris vordert samengevat - veroordeling van Iso tot betaling van EUR 3.332,- ter zake van de hoofdsom en EUR 833,- ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de contractuele rente over de factuurbedragen vanaf de vervaldata van die facturen, alles tezamen tot een bedrag van maximaal EUR 5.000,- en daarnaast de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
in beide zaken
3.3. Oris legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met [A] c.s. is overeengekomen werknemers van Oris te detacheren bij [A] c.s.. Deze door [A] c.s. ingeleende medewerkers hebben vervolgens voor [A] c.s. werkzaamheden verricht. Ook is met [A] c.s. overeengekomen dat de opdracht wordt uitgevoerd voor rekening van de opdrachtgever. Op basis van die verrichtingen heeft Oris [A] c.s. gefactureerd en [A] c.s. dienen deze facturen dan ook aan Oris te betalen. Daarnaast zijn [A] c.s. op basis van de bij de overeenkomsten overeengekomen algemene voorwaarden rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd aan Oris.
3.4. [A] c.s. voeren gemotiveerd verweer en verzoeken Oris te veroordelen in de proceskosten.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
in beide zaken
4.1. [A] c.s. vorderen, na wijziging van eis, - samengevat - veroordeling van Oris tot betaling van EUR 264.094,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 15 oktober 2008 en daarnaast de proces- en nakosten.
4.2. [A] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat Oris is tekortgeschoten jegens [A] c.s. doordat Oris onvoldoende toezicht heeft gehouden op de door haar bij [A] c.s. gedetacheerde (hoofd)uitvoerders, dan wel dat Oris onvoldoende bekwame (hoofd)uitvoerders heeft gedetacheerd bij [A] c.s. waardoor zij schade hebben geleden.
4.3. Oris voert gemotiveerd verweer en verzoekt [A] c.s. te veroordelen in de proceskosten.
4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
in beide zaken
nakoming
5.1. [A] c.s. hebben aangevoerd dat Oris werknemers van Oris, onder wie [B] in de functie van hoofduitvoerder en [C] in de functie van uitvoerder, heeft uitgeleend aan [A] c.s. om voor [A] c.s. werkzaamheden te verrichten in twee bouwprojecten. Anders dan [B] en [C] verrichtte het overig door Oris aan [A] c.s. uitgeleend personeel concrete bouwwerkzaamheden. Het was bij Oris bekend dat [B] en [C] ingeleend werden om leiding te geven aan de bouwprojecten en deze projecten te controleren. In september 2007 bleek dat [B] en [C] kennelijk niet voldoende bekwaam waren. Zij hebben het bouwproject in Lijnden niet goed uitgevoerd waardoor [A] c.s. schade hebben geleden. Met het uitlenen of detacheren van [B] en [C] aan [A] c.s. is Oris in de uitvoering van De overeenkomsten met [A] c.s. tekortgeschoten. [A] c.s. kunnen derhalve niet verplicht worden om de facturen met betrekking tot de werkzaamheden van [B] en [C] aan Oris te betalen. Daarnaast hebben [A] c.s. schade die voor verrekening met de vordering van Oris in aanmerking komt. Volgens [A] c.s. kan Oris zich niet beroepen op de uitsluiting van haar aansprakelijkheid die als een algemene voorwaarde in De overeenkomsten is opgenomen, nu aansprakelijkheid voor het eigen personeel een kernverplichting is dan wel zo’n beroep op uitsluiting in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, aldus steeds [A] c.s..
5.2. De rechtbank overweegt dat als eerste beantwoord dient te worden de vraag of de inlening van [B] en [C] door [A] c.s. als een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek beschouwd dient te worden. [A] c.s. voeren aan dat dit niet het geval is nu [B] en [C] niet onder toezicht en leiding van de inlener hebben gewerkt, maar juist zelf toezicht en leiding moesten houden over de bouwprojecten. Oris wijst erop dat de taken die [B] en [C] vervulden voor dit punt niet relevant is omdat het controleren van de werkzaamheden van het ingeleende personeel onder wie [B] ten [C] voor rekening van [A] c.s. komt. Dit volgt volgens Oris ook uit hetgeen is opgenomen in de overeenkomsten, te weten dat de opdracht wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de opdrachtgever, in casu [A] c.s..
5.3. De rechtbank acht voor haar oordeel naast hetgeen opgenomen is in De overeenkomsten, de volgende omstandigheden van belang.
- Oris heeft [B] voorgesteld aan [A] c.s. als hoofduitvoerder in de bouwprojecten. Nadat vanuit [A] c.s. met [B] is gesproken, is hij ingezet op de bouwprojecten.
- Vervolgens is daarna op verzoek van [B] [C] als uitvoerder ingeleend. [A] c.s. en Oris zijn toen overeengekomen dat [B] minder uren voor [A] c.s. zou gaan werken.
- Het inlenen van [B] en [C] is gebaseerd op basis van overeenkomsten, die bijna gelijkluidend zijn aan de overeenkomst, zoals opgenomen onder 2.9., waarmee een timmerman van Oris door [A] is ingeleend.
- In mei of juni 2007 is vanuit [A] c.s. aan [C] verzocht om langer verbonden te blijven aan de bouwprojecten.
- De bouwvergaderingen van het project te Lijnden waar [B] en [C] aan deelnamen, werden voorgezeten door de opdrachtgever van het project.
5.4. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de inlening van [B] en [C] door [A] c.s. valt de regeling ten aanzien van de uitzendovereenkomst zoals deze gedefinieerd wordt in artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek. Hiervoor acht de rechtbank van belang dat uit de bovenvermelde omstandigheden kan worden afgeleid dat [A] c.s. beslist hebben over de inlening van [B] en [C]. Dat Oris [B] heeft voorgedragen aan [A] c.s. doet daar niet aan af. De verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van [B] en [C] wordt bevestigd door hetgeen hierover opgenomen is in De overeenkomsten. Nergens is gebleken dat ten aanzien van [B] en [C] anders is overeengekomen dan ten aanzien van ander (bouw)personeel. Uit de aard van de uitzendovereenkomst vloeit ook niet een verantwoordelijkheid van Oris voort ten aanzien van de werkzaamheden voor het door haar uitgeleende personeel. Het verweer van [A] c.s. dat de aansprakelijkheid van Oris voor haar eigen personeel een kernverplichting is, treft dan ook geen doel. Uit de overeenkomsten is immers op te maken dat overeengekomen werkzaamheden niet onder verantwoordelijkheid van Oris werden uitgevoerd en er dus geen sprake kan zijn van een dergelijke kernverplichting. De verplichting die Oris op zich nam, was het beschikbaar stellen van personeel, niet het verrichten van bouwwerkzaamheden. De rechtbank merkt op dat het aan [A] c.s. zelf te wijten is dat zij zoals door hen is gesteld pas in september 2007 hebben waargenomen dat het bouwproject in Lijnden niet goed liep. De rechtbank is van oordeel dat niet valt in te zien dat [A] c.s. door een hoofduitvoerder of uitvoerder in te lenen van een bedrijf, hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de werkzaamheden in door hen aangenomen bouwprojecten, kan leggen bij het uitlenend bedrijf zonder dat dat uitdrukkelijk is overeengekomen. De uitsluiting van de verantwoordelijkheid van Oris voor het uitgeleende personeel is dus in overeenstemming met de genoemde wettelijke regeling en de rechtbank is dan ook van oordeel dat de uitsluiting van haar aansprakelijkheid door Oris voor de door [B] en [C] uitgevoerde werkzaamheden voor [A] c.s. niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid
5.5. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de vorderingen jegens [A] c.s. tot betaling van de facturen voor toewijzing vatbaar. Zoals ter comparitie ter sprake is gekomen is de vordering jegens [A] gebaseerd op een totaalsom van de facturen, die door een debettelling van een creditnota van een bedrag van EUR 1.575,- voor een bedrag van EUR 3.150,- hoger is dan de werkelijke, verder niet betwiste totaalsom van de facturen voor het bedrag van EUR 170.432,50. Deze vordering zal daarom wat betreft de hoogte van de vordering voor dat bedrag worden afgewezen en de vordering zal worden toegewezen voor het bedrag van EURO 167.282,50. De vordering jegens Iso wordt wat de hoogte betreft niet betwist. De vordering zal voor het bedrag van EURO 3.332,- worden toegewezen.
algemene voorwaarden
5.6. Op basis van hetgeen [E] ter comparitie heeft verklaard, zoals weergegeven onder 2.11. , dat daarna ter comparitie ook niet is weersproken van de zijde van [A] c.s., is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat [E] voor [A] c.s. in De overeenkomsten genoemde algemene voorwaarden van Oris in heeft geaccepteerd en ook door [A] c.s. gekend konden zijn doordat deze zijn gezien door [E]. De rechtbank is derhalve van oordeel dat [A] c.s. aan deze voorwaarden gebonden zijn jegens Oris. Het in de conclusie van antwoord gevoerde verweer van [A] c.s. dat zij de algemene voorwaarden hebben nooit ontvangen kan hen dan ook niet baten.
5.7. Oris doet een beroep op hoofdstuk 1, artikel 4 lid 3 respectievelijk lid 4 van de algemene voorwaarden (vermeld onder 2.8.) ter onderbouwing van haar vordering voor de rente van 1 % per kalendermaand, respectievelijk voor de buitengerechtelijke kosten van 15 % van het totaal aan factuurbedragen.
5.8. Nu de rechtbank uitgaat van de gebondenheid aan de algemene voorwaarden van [A] c.s. zijn de onder 5.7. genoemde artikelen in beginsel bepalend voor de vraag of de vordering tot betaling van rente respectievelijk buitengerechtelijke kosten voor toewijzing vatbaar zijn en voor de hoogte ervan. De vordering ten aanzien van de rente ligt naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing gereed. De rechtbank zal bepalen, zoals Oris met [A] c.s. is overeengekomen, dat ten aan zien van de rente van 1 % per kalendermaand, een gedeelte van een maand als één maand gerekend, telkens 30 dagen na factuurdatum als ingangsdatum voor de renteberekening zal gelden.
5.9. Volgens [A] c.s. zijn de gevorderde buitengerechtelijke kosten buitenproportioneel en dienen deze gematigd te worden. De rechtbank acht met [A] c.s. termen aanwezig om de vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten op grond van het bepaalde in artikel 242 Rv te matigen, en wel op grond van de omstandigheid dat de aard en de omvang van de gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden de toewijzing van de gevorderde vergoeding niet kunnen rechtvaardigen. De vordering tot vergoeding van deze kosten zal dan ook gematigd worden toegewezen tot het in het Rapport Voor-werk II gehanteerde forfaitaire tarief (twee punten van het toepasselijk liquidatietarief in eerste aanleg, met een maximum van 15% van de hoofdsom en de tot de dagvaarding verschenen rente). De rechtbank zal ten aanzien van de vordering jegens [A] een vergoeding van EUR 2.842,- aan buitengerechtelijke kosten toewijzen. Deze vergoedingen is berekend op basis van de toe te wijzen hoofdsom en de geschatte contractuele rente tot aan de dag van de dagvaarding. Ten aanzien van de vordering jegens Iso zal de rechtbank een vergoeding van EURO 499,80,- toewijzen. Voor deze vergoeding is de rechtbank uitgegaan van het maximum van 15 % van de hoofdsom nu de berekening op basis van het forfaitaire bedrag hoger zou uitkomen dan dit percentage.
overig
5.10. De verweren van [A] c.s. die wijzen op de bevoegdheid tot opschorting van hun betalingsverplichtingen dan wel verrekening met een eigen vordering treffen geen doel nu in rechtsoverweging 5.4. is beslist dat Oris niet toerekenbaar is tekortgeschoten jegens [A] c.s. en ook verder niet verrekend kan worden met een eigen vordering jegens Oris op grond van artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek, zoals uit het navolgende oordeel in reconventie zal blijken.
5.11. Hetgeen partijen verder nog aan stellingen en weren hebben aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden en hier dus onbesproken blijven.
in de zaak 08-1075
5.12. [A] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding EUR 71,80
- vast recht 4.310,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2 × tarief EUR 1421,00)
Totaal EUR 7.223,80
in de zaak 08-2769
5.13. Iso zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding EUR 71,80
- vast recht 254,00
- salaris advocaat 768,00 (2 × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1093,80
6. De beoordeling in reconventie
in beide zaken
6.1. Nu de rechtbank onder 5.4. al geoordeeld heeft dat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Oris in hetgeen Oris en [A] c.s. zijn overeengekomen, dient dit oordeel ook te gelden in reconventie.
6.2. [A] c.s. hebben daarnaast aangevoerd dat Oris voor de schade van [A] c.s. aansprakelijk is op grond van artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek nu ondergeschikten van Oris, in casu [B] en [C] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [A] c.s. en schade bij [A] c.s. hebben veroorzaakt.
6.3. De rechtbank acht voor dit oordeel van belang dat uit jurisprudentie afgeleid kan worden dat het hierboven genoemd artikel van belang is voor derden, die op basis van dit artikel zowel de inlener als de uitlener van arbeidskrachten aansprakelijk kunnen stellen. Nu de rechtbank zoals opgenomen onder 5.4. heeft geoordeeld dat [A] c.s. verantwoordelijk zijn voor de werkzaamheden van [B] en [C] in het bouwproject te Lijnden, heeft [A] c.s. niet te gelden als derde in de zin van dit artikel. Aan de vraag of [B] en [C] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [A] c.s. komt de rechtbank dan ook niet meer toe.
6.4. Op grond van het bovenstaande liggen de vorderingen van [A] c.s. voor afwijzing gereed.
6.5. Hetgeen partijen verder nog aan stellingen en weren hebben aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden en hier dus onbesproken blijven.
6.6. [A] c.s. hebben de vordering in reconventie gezamenlijk ingediend en zullen daarom ook gezamenlijk als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Oris worden begroot op EUR 4.000,00 voor de kosten salaris advocaat (2 x tarief EUR 2.000,00)
7. De beslissing
De rechtbank
in conventie in de zaak 08-1075
7.1. veroordeelt [A] om aan Oris te betalen een bedrag van EUR 170.282,50 (éénhonderdzeventigduizend honderdentwaalf euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand, een gedeelte van een maand als één maand gerekend, over het nog niet betaalde deel van:
- het totaal aan facturen voor een bedrag van EUR 167.282,50 telkens vanaf 30 dagen na de factuurdatum tot de dag van volledige betaling;
- de buitengerechtelijke incassokosten voor het bedrag van EUR 2.842,00 vanaf 25 maart 2008, de dag van de dagvaarding, tot de dag van volledige betaling.
7.2. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Oris tot op heden begroot op EUR 7.223,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.3. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie in de zaak 08-2769
7.5. veroordeelt Iso om aan Oris te betalen een bedrag van EUR 3.831,80 (drieduizend achthonderdeneenendertig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand, een gedeelte van een maand als één maand gerekend, over het nog niet betaalde deel van:
- het totaal aan facturen voor een bedrag van EUR 3.332,00 telkens vanaf 30 dagen na de factuurdatum tot de dag van volledige betaling met dien verstande dat de rente berekend tot aan 15 april 2008, de dag van de dagvaarding beperkt blijft tot een bedrag van maximaal 1.168,20;
- de buitengerechtelijke incassokosten voor het bedrag van EUR 499,80 vanaf 15 april 2008 tot de dag van volledige betaling;
7.6. veroordeelt Iso in de proceskosten, aan de zijde van Oris tot op heden begroot op EUR 1.093,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.7. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.8. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie in de zaak 08-1075 en 08-2769
7.9. wijst de vorderingen af,
7.10. veroordeelt [A] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Oris tot op heden begroot op EUR 4.000,00,
7.11. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Degenaar en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2009.?