ECLI:NL:RBAMS:2009:BI8401

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/412416-08 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling door parkeercontroleur tijdens uitoefening van zijn functie

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 juni 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een parkeercontroleur, hierna te noemen verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling. De feiten vonden plaats op 12 juni 2008 te Amsterdam, waar de verdachte in een confrontatie met het slachtoffer, [slachtoffer], betrokken raakte. De verdachte had de mogelijkheid om zich te distantiëren van de situatie, maar heeft dit nagelaten. De telastelegging omvatte het opzettelijk mishandelen van [slachtoffer] door hem met een vuist in het gezicht te slaan, wat resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer. De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat hij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 3 juni 2009 heeft de politierechter de vordering van de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, en de verdediging van de raadsman, mr. M.A.I. Witlox, gehoord. De politierechter heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het handelen van de verdachte als strafbaar moest worden aangemerkt. De politierechter oordeelde dat zowel de verdachte als het slachtoffer geweld hadden gebruikt, maar dat de verdachte, gezien zijn functie, zich had moeten distantiëren van de situatie. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 300, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien niet betaald. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van personen in publieke functies en de noodzaak om geweld te vermijden, zelfs in provocerende situaties.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/412416-08 (PROMIS)
Datum uitspraak: 17 juni 2009
op tegenspraak
VONNIS
van de politierechter, rechtbank Amsterdam, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De politierechter heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juni 2009.
De politierechter heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. O.J.M. van der Bijl en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.A.I. Witlox en door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat hij
op of omstreeks 12 juni 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht) eenmaal of meermalen met een vuist en/of met een hand in en/of op en/of tegen het gezicht/gelaat, in elk geval op en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
2. Voorvragen
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat hijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 juni 2008 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht) met een vuist of met een hand in het gezicht, van voornoemde [slachtoffer] heeft gestompt of geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
3.2 Waardering van het bewijs
3.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich bij requisitoir op het standpunt gesteld dat verdachte en zijn dienstdoende collega door het slachtoffer, de heer [slachtoffer], en anderen werden geprovoceerd tijdens hun werk. Verdachte en zijn collega zijn hierop de confrontatie met [slachtoffer] en zijn metgezellen aangegaan. Volgens de officier van justitie heeft verdachte, nadat er een woordenwisseling had plaatsgevonden, hierop gereageerd door [slachtoffer] een duw te geven. Volgens de officier van justitie heeft [slachtoffer] verdachte hierop een vuistslag gegeven tegen het hoofd, ten gevolge waarvan verdachte een bloedneus opliep. De officier van justitie is van mening dat verdachte hierna de mogelijkheid had om weg te gaan. In plaats daarvan heeft hij op enig moment een klap aan [slachtoffer] gegeven.
Hoewel de officier van justitie overweegt dat verdachtes handelen begrijpelijk is, acht hij het in de gegeven omstandigheden ongeoorloofd dat verdachte als reactie eveneens een klap heeft uitgedeeld, ten gevolge waarvan [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het telastegelegde kan naar de mening van de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden.
3.2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij pleidooi aangevoerd dat gelet op het letsel bij [slachtoffer], een bloedneus, niet vastgesteld kan worden dat daadwerkelijk een vuistslag is uitgedeeld. Volgens de raadsman kreeg verdachte uit het niets een vuistslag in zijn gezicht van [slachtoffer]. Verdachte heeft zich hiertegen verweerd. De raadsman acht het ongeloofwaardig dat verdachte [slachtoffer] eerst een duw zou hebben gegeven. Verdachte heeft zich enkel verweerd tegen een aanval van [slachtoffer].
3.2.3 Het oordeel van de politierechter
De politierechter grondt zijn beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De politierechter benoemt uit deze bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 12 juni 2008 komt bij de politie een melding binnen dat een medewerker van de Dienst Stadstoezicht geslagen zou zijn. Verbalisanten treffen ter plaatse op de Lindengracht te Amsterdam Getuige [getuige1], werkzaam bij de Dienst Stadstoezicht, aan. Hij verklaart dat een man met een witte blouse zich dreigend begon op te stellen naar zijn collega. Daarna kwam er een andere man bijstaan. “Dat is de man die mijn collega heeft geslagen. Deze man gaf zomaar mijn collega een klap in zijn gezicht. Ik weet niet waarom hij dit deed”.
Verbalisant ziet een andere man van de Dienst Stadstoezicht, welke later verdachte bleek te zijn. Verbalisant ziet dat er bloed uit de neus van verdachte kwam en dat de neus licht gezwollen was. Verdachte verklaart: “Ik heb pijn in mijn neus en pijn op mijn lip. Ik heb een klap op mijn gezicht gehad van de man met de handdoek in zijn hand”. Deze man bleek later [slachtoffer] te zijn. [slachtoffer] verklaart vervolgens: “Die man van Stadstoezicht heeft mij een klap in mijn gezicht gegeven. Ik heb een bloedneus door zijn klap”. Verbalisant ziet dat [slachtoffer] een bloedneus heeft. Zowel [slachtoffer] als verdachte worden hierop aangehouden.i
[slachtoffer] verklaart in zijn aangifte dat hij tijdens een ontstane discussie dicht tegenover de man van Stadstoezicht kwam te staan. Op een gegeven moment ziet en voelt hij dat de man van Stadstoezicht hem een duw geeft. “Ik voelde mij uit balans gebracht, mede omdat ik het niet aan zag komen en schrok ervan. Uit reactie heb ik vervolgens met twee handen van mij afgeduwd. Enkel omdat ik naar achteren viel heb ik hem in het gezicht geraakt. Een collega van de man haalde hem hierop weg, waarna ik zag dat de man bloedde in zijn gezicht. Vervolgens haalde de man uit het niets opeens naar mij uit. Ik zag dat hij met zijn rechtervuist een beweging in de richting van mijn gezicht maakte. Ik voelde een klap en voelde dat ik meteen begon te bloeden uit mijn neus. Ook zag en voelde ik dat mijn bril van mijn hoofd afviel. Ik had pijn aan mijn gezicht”.ii
Ter terechtzitting van 3 juni 2009 blijft verdachte bij zijn eerder afgelegde verklaring. Voorts verklaart de getuige [getuige2], de zwager van [slachtoffer] ter terechtzitting dat hij en [slachtoffer] met de parkeercontroleurs stonden te bekvechten en dat [slachtoffer] opeens een duw kreeg van verdachte, waarna [slachtoffer] zich verweerd heeft en verdachte in zijn gezicht heeft geraakt. Hierna haalde verdachte met zijn vuist uit naar verdachte.iii
Het voorgaande in overweging nemende acht de politierechter –anders dan de raadsman- wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld ten gevolge waarvan die [slachtoffer] pijn heeft ondervonden en letsel heeft opgelopen.
De politierechter overweegt hieromtrent dat zowel verdachte als [slachtoffer] geweld hebben gebruikt tegen de ander en dat zij daar beiden pijn en letsel van hebben ondervonden. Beide partijen stellen zich op het standpunt dat de ander als eerste een klap heeft gegeven en dat hij zelf slechts heeft geduwd ter afwering. Uit het dossier is niet wettig en overtuigend vast te stellen wie begonnen is met slaan en hoe beide personen het letsel hebben opgelopen. De politierechter is van oordeel dat deze omstandigheid mee dient te wegen in het bepalen van de strafmaat van verdachte, maar de strafbaarheid van het handelen van verdachte niet wegneemt.
4. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. Motivering van de straffen en maatregelen
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem onder bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300 (driehonderd euro) , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 (zes) dagen.
6.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich bij pleidooi op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem telastegelegde.
6.3 Het oordeel van de politierechter
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft door [slachtoffer] een klap te geven hem letsel en pijn bezorgd en zijn persoonlijke integriteit geschonden.
De politierechter weegt voorts mee dat verdachte steeds de mogelijkheid heeft gehad zich te distantiëren van de situatie en dat gezien zijn functie als parkeercontroleur uit professioneel oogpunt ook had moeten doen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte weegt de politierechter mee dat uit een Uittreksel Justitieel documentatieregister d.d. 18 maart 2009 betreffende verdachte blijkt dat verdachte niet eerder is voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
8. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.1 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 300 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 6 (zes) dagen.
Indien in deze zaak hoger beroep wordt ingesteld, is het verlofstelsel van toepassing.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Radder, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. C. Heijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juni 2009.
i Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2008168390-1 d.d. 12 juni 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar1], inhoudende een verklaring van voornoemde verbalisant, doorgenummerde pag. 7-9.
ii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2008168390 d.d. 30 juni 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar2], inhoudende een verklaring van [slachtoffer], doorgenummerde pag. 45-47.
iii Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juni 2009.
Parketnummer: 13/412416-08
Inzake: [verdachte] (PROMIS)