ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ2313
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een dwangakkoord door de rechtbank in verband met de hoogte van de vordering van een weigerachtige schuldeiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juli 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord, ingediend door [A] tegen ABN AMRO BANK N.V. [A] had een schuld van € 52.851,12 aan de Bank en een preferente schuld van € 1.244,00 aan de Belastingdienst. Hij verzocht de rechtbank om de Bank te bevelen in te stemmen met een schuldregeling, waarbij hij de Bank een bedrag van € 7.504,86 aanbood, wat neerkomt op 14,2% van de vordering. De Belastingdienst had het aanbod van [A] al aanvaard, maar de Bank weigerde dit aanbod op basis van principiële overwegingen, stellende dat er geen sprake was van een problematische schuldensituatie.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. [A] had een maandelijks inkomen van € 1.410,82, met een vrij te laten bedrag van € 1.185,82, waardoor hij maandelijks € 225,- beschikbaar had voor betaling aan schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat de Bank in redelijkheid niet gedwongen kon worden om het aangeboden akkoord te aanvaarden, gezien de onevenredigheid tussen het belang van de Bank en dat van [A]. De Bank had namelijk 97,7% van de totale schuldenlast in handen en de rechtbank vond dat de Bank niet hoefde in te stemmen met een regeling die slechts een gedeeltelijke betaling van haar vordering zou opleveren.
De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van [A] niet zodanig waren dat het belang van de Bank moest wijken. Het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord werd afgewezen, en [A] heeft aangegeven het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling te handhaven, waarover bij afzonderlijk vonnis zal worden beslist.