ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3930
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verplichte deelneming in bedrijfstakpensioenfonds voor beroepsgoederenvervoer over de weg
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam op 22 juli 2009, ging het om een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [opposant], en de Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen, aangeduid als de Stichting. De opposant, vertegenwoordigd door mr. F.R. Duijn, betwistte de verplichtstelling tot deelneming in het prepensioenfonds, die was opgelegd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 13 februari 2003. De Stichting, vertegenwoordigd door mr. H.H.A. Schrier, stelde dat de opposant op basis van haar bedrijfsactiviteiten onder de werkingssfeer van het pensioenfonds viel.
De rechtbank beoordeelde of de activiteiten van de opposant, die zich bezighield met sleep-, takel- en bergingswerkzaamheden, onder de werkingssfeer van de verplichtstelling vielen. De opposant voerde aan dat zij niet onder de CAO Beroepsgoederenvervoer viel, maar de rechtbank oordeelde dat de activiteiten van de opposant wel degelijk onder de werkingssfeer van het pensioenfonds vielen. De rechtbank verwees naar de definitie van beroepsgoederenvervoer en concludeerde dat de bergingsactiviteiten van de opposant als vervoer over de weg tegen vergoeding konden worden gekwalificeerd.
De rechtbank verwierp de argumenten van de opposant dat andere instanties, zoals de belastingdienst, haar bedrijf in een andere sector hadden ingedeeld. De rechtbank oordeelde dat de verplichtstellingsbeschikking leidend was en dat de opposant geen overtuigende argumenten had aangedragen om aan te tonen dat haar activiteiten beter pasten binnen een andere bedrijfstak. Uiteindelijk werd de vordering van de opposant afgewezen, en werd zij veroordeeld in de kosten van de procedure, die op EUR 1.000,- werden begroot, inclusief BTW, voor het salaris van de gemachtigde van de Stichting.