vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 430402 / KG ZA 09-1275 WT/MM
Vonnis in kort geding van 16 juli 2009
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres bij dagvaarding van 25 juni 2009,
advocaat mr. D. Bode te Amsterdam,
1. [gedaagde1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. B.G. Meijer,
2. HEN DIE VERBLIJVEN AAN DE [adres],
gedaagden,
niet verschenen.
Eiseres zal hierna “[eiseres]” worden genoemd. Gedaagde sub 1 zal hierna “[gedaagde1]” worden genoemd en gedaagden sub 2 “de andere gedaagden”.
1. De procedure
1.1. Ter terechtzitting van 3 juli 2009 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde1] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Tegen de niet verschenen gedaagden (sub 2) is verstek verleend. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht alsmede een pleitnotitie. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
1.2. Ter zitting waren aan de zijde van [eiseres] aanwezig: [bedrijfsjurist], bedrijfsjurist, [projectmanager], projectmanager, [beheerder], beheerder, met mr. D. Bode. Aan de zijde van [gedaagde1]: [gedaagde1] met mr. Meijer.
2. De feiten
2.1. Sinds december 2007 is [eiseres] eigenaresse van de voormalige cacaofabriek nabij de [adres] (hierna: het complex), waarvan tevens een bonenloods (hierna: de loods) onderdeel uitmaakt.
2.2. [eiseres] laat het complex op korte termijn herontwikkelen tot luxe appartementen en op de plek waar de loods staat zal een nieuw appartementencomplex worden gerealiseerd.
2.3. Begin april 2009 heeft [gedaagde1] de loods – zonder toestemming van [eiseres] – in gebruik genomen als woon- en werkruimte. Hij heeft daartoe enkele caravans en/of campers in de loods neergezet. Er heeft ook enige tijd een ander persoon in de loods verbleven, maar die is volgens [gedaagde1] weer vertrokken.
3.1. [eiseres] vordert – kort gezegd – [gedaagde1] en de andere gedaagden te veroordelen de door hen gekraakte loods binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis leeg en ontruimd aan [eiseres] op te leveren, met machtiging aan [eiseres] om deze ontruiming zo nodig met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen, onder de bepaling dat [eiseres] dit vonnis gedurende één jaar na de ontruiming opnieuw ten uitvoer kan leggen in geval van hernieuwde kraak, met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure.
3.2. Daartoe stelt [eiseres] – samengevat weergegeven – dat [gedaagde1] en de andere gedaagden de loods zonder recht of titel in gebruik hebben genomen, terwijl de loods op dat moment nog in gebruik was bij [eiseres]. Gedaagden handelen hierdoor onrechtmatig jegens [eiseres]. Bovendien handelen gedaagden hierdoor in strijd met artikel 429 sexies van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). [eiseres] heeft een spoedeisend belang bij ontruiming omdat zij de loods nodig heeft bij de uitvoering van haar beheersactiviteiten en bovendien sprake is van een onveilige situatie in de loods. De loods is onbewoonbaar en voorziet in geen enkele nutsvoorziening. Uit coulance heeft [eiseres] [gedaagde1] tijdelijke woonruimte aangeboden in de portiersloge. [gedaagde1] is niet op dit aanbod ingegaan.
3.3. [gedaagde1] heeft – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat de loods waar hij thans verblijft sinds een aantal jaren leeg en ongebruikt is gelaten. De politie heeft op 1 april 2009 leegstand van de loods geconstateerd, hetgeen door [chef van dienst], chef van dienst, telefonisch is bevestigd. [gedaagde1] betwist dan ook dat sprake is van overtreding van artikel 429 sexies Sr. [gedaagde1] heeft vóór de kraak twee maal via een anti-kraakorganisatie twee weken in het complex verbleven. Na het tweede verblijf, in welke periode een koperdief actief was op het complex, heeft [gedaagde1] met beheerder [beheerder] een afspraak gemaakt om de loods op het terrein te gaan gebruiken. Maar nadat de koperdief door [gedaagde1] is aangehouden verviel het aanbod met betrekking tot de loods. [gedaagde1] staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie op het adres waar de loods zich bevindt en maakt op veilige wijze gebruik van de loods. Voorts stelt [gedaagde1] dat zijn belang om over woonruimte te kunnen beschikken zwaarder dient te wegen dan het belang van [eiseres] om de vrije beschikking te kunnen hebben over de loods. Tot slot stelt [gedaagde1] dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering omdat het gebruik van de loods onvoldoende vast staat waardoor er bij ontruiming een kans bestaat dat er leegstand zal optreden.
4. De beoordeling
4.1. Vast staat dat [gedaagde1] en eventuele andere gedaagden zich zonder recht of titel in de loods bevinden, waarmee zij onrechtmatig handelen jegens [eiseres]. Een ontruimingsvordering is slechts toewijsbaar, indien de eigenaar van de onroerende zaak daarbij een spoedeisend belang heeft, waarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat ontruiming niet tot ongerechtvaardigde leegstand mag leiden. Het voorgaande betekent dat niet iedere leegstand aan een spoedeisend belang in de weg staat, maar alleen die leegstand waarvoor geen rechtvaardiging is te vinden.
4.2. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de loods op het moment van de kraak nog in gebruik was bij [eiseres]. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij de loods in gebruik had voor de opslag van materialen en dat vanuit de loods het beheer over het complex werd uitgevoerd. Daarnaast heeft [beheerder] ter zitting verklaard dat de loods zijn werkplek was waarin hij groot materiaal, waaronder balken, stenen en verwarmingselementen opbergt. [gedaagde1] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [eiseres] de loods ten tijde van de kraak niet meer in gebruik had. Zijn stelling dat de politie per 1 april 2009 leegstand van de loods heeft bevestigd is niet met stukken onderbouwd, zodat de voorzieningenrechter er voorshands vanuit gaat dat de loods op het moment van kraak nog in gebruik was bij [eiseres].
4.3. De voorzieningenrechter deelt niet het standpunt van [gedaagde1] dat zijn belang om over woon- en werkruimte te beschikken zwaarder dient te wegen dan het belang van [eiseres] om de vrije beschikking te kunnen hebben over de loods. [eiseres] heeft aangetoond belang te hebben bij de beschikking over de loods. Bovendien heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij belang heeft niet alleen bij de beschikking over de loods, maar ook bij een gecontroleerde toegang tot het – afgesloten – bedrijfsterrein van de voormalige fabriek. Ook heeft [eiseres] [gedaagde1] – hoewel zij daartoe geenszins verplicht was – alternatieve woonruimte aangeboden hetgeen hij heeft geweigerd. Als reden heeft [gedaagde1] aangevoerd dat hem een wurgcontract is voorgeschoteld, hetgeen hij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Bovendien vond hij de aangeboden woonruimte van 35 m2 te klein hetgeen geen argument is om het belang van [gedaagde1] om in de loods te kunnen verblijven zwaarder te laten wegen dan het belang van [eiseres] om als rechtmatig eigenaar over de loods te kunnen beschikken.
4.4. Op grond van het voorgaande is het spoedeisend belang van [eiseres] gegeven.
4.5. De stelling van [eiseres] dat [gedaagde1] gehandeld heeft in strijd met artikel 429 sexies Sr zal hier onbesproken blijven nu [eiseres] ter zitting heeft aangewezen zich hier verder niet op te zullen beroepen.
4.6. De vordering jegens de niet verschenen gedaagden komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen als na te melden.
4.7. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) overbodig is.
4.8. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 72,25
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 527,00
totaal EUR 861,25
te vermeerderen met de advertentiekosten op grond van artikel 61 Rv.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde1] en de andere gedaagden om binnen 5 dagen na de betekening van dit vonnis met al het hunne en al de hunnen de gekraakte onroerende zaak (de loods), gelegen aan de [adres] te [woonplaats], leeg en ontruimd aan [eiseres] op te leveren,
5.2. bepaalt dat deze veroordeling binnen de in art. 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet,
5.3. veroordeelt [gedaagde1] en de andere gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 861,25 en de advertentiekosten verschuldigd op grond van artikel 61 Rv,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens - Gerkema, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Meijer-Kürble, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2009.?