vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 432641 / KG ZA 09-1456 SR/TF
Vonnis in kort geding van 13 augustus 2009
1. [eiser 1],
2. [eiser 2],
beiden wonende in [woonplaats],
eisers bij dagvaarding van 15 juli 2009,
advocaat mr. O.L.M. Heuts te Amsterdam,
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. L.A.L. Westerwoudt te Haarlem.
Eisers zullen hierna afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] worden genoemd.
Gedaagde zal hierna ING worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 29 juli 2009 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. ING heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
Aan de zijde van eisers: [eiser 1], [eiser 2] en mr. Heuts.
Aan de zijde van ING: [onderzoeker] (onderzoeker) en mr. Westerwoudt.
2. De feiten
2.1. [eiser 1] en [eiser 2] zijn met elkaar gehuwd.
2.2. In juni 2005 hebben eisers met ING een overeenkomst van geldlening gesloten. De lening diende ter financiering van de aankoop van een woning gelegen aan de [adres woning A] (hierna de woning [A]). De lening betrof een “ING Bank Combi Hypotheek”.
2.3. Bij notariële akte van 29 juni 2005 is de onder 2.2. vermelde lening vastgelegd. Het geleende bedrag beloopt EUR 500.000,00 (EUR 250.000,00 als geldlening met vermogensopbouw en EUR 250.000,00 als aflossingsvrije geldlening). Het recht van hypotheek op de woning [A] dient tot meerdere zekerheid voor de betaling van de hoofdsom en bedongen rente.
2.4. In december 2005 zijn eisers verhuisd naar een woning aan het [adres woning R] (hierna de woning [R]). Eisers hebben destijds gewacht met het te koop aanbieden van de woning [A] omdat die niet goed verkoopbaar leek. De woning [A] staat thans wel te koop.
2.5. Ter financiering van de woning [R] hebben eisers een overeenkomst van geldlening gesloten met ING. Ook deze lening betreft een “ING Bank Combi Hypotheek”
2.6. Bij notariële akte van 16 december 2005 is de onder 2.5 vermelde lening vastgelegd. Het geleende bedrag beloopt EUR 700.000,00 (EUR 335.000,00 als geldlening met vermogensopbouw en EUR 335.000,00 en EUR 30.000,00 als aflossingsvrije geldlening). Het recht van hypotheek op de woning [R] dient tot meerdere zekerheid voor de betaling van de hoofdsom en bedongen rente.
2.7. Op beide leningen zijn de algemene bepalingen van geldlening, de algemene bepalingen van zekerheidstelling van ING van 7 april 1997 en algemene voorwaarden van de bank van toepassing. In de artikelen 10 van de algemene bepalingen van geldlening en 30 van de algemene voorwaarden van de bank staat voor zover van belang het volgende:
“Artikel 10. Vervroegde opeisbaarheid van de lening
(…)
2. De lening is terstond opeisbaar indien:
(…)
b. een verklaring of opgave van of namens schuldenaar in strijd is met de waarheid, een voor de bank van belang zijnde omstandigheid is verzwegen, de verstrekte zekerheid nietig, vernietigbaar of niet van de vereiste rang is, een toegezegde zekerheid niet tijdig wordt verstrekt of voortijdig vervalt of een door schuldenaar gegeven volmacht eindigt; (…)
Artikel 30. Opzegging van de relatie
De relatie tussen de cliënt en de bank kan zowel door de cliënt als door de bank worden opgezegd.
Indien de bank de relatie opzegt, zal zij de cliënt desgevraagd de reden van die opzegging meedelen.
Na opzegging van de relatie zullen de tussen de cliënt en de bank bestaande individuele overeenkomsten zo spoedig mogelijk worden afgewikkeld met inachtneming van de daarvoor geldende termijnen. Tijdens die afwikkeling blijven deze Algemene Voorwaarden van kracht.”
2.8. Bij brieven van 28 januari 2009 heeft ING beide hypothecaire geldleningen opgeëist. In allebei de brieven staat voor zover van belang het volgende:
“Hierbij eisen wij onder verwijzing naar het gestelde in artikel 10 2.b. van de op deze hypothecaire geldlening van toepassing verklaarde Algemene Bepalingen de leningen in zijn geheel op per 25 februari 2009.
Onze belangen rechtvaardigen een integrale opeising en wij wensen de relatie met u hoe dan ook te beëindigen. Wij verzoeken u dan ook, voor zoveel nodig sommeren wij u daartoe, onze gehele vordering (…) te storten.
Bij gebreke hiervan zullen wij zonder enige verdere waarschuwing of kennisgeving terstond de openbare verkoop van de betrokken onroerende zaak ter hand nemen met alle voor u daaruit voortvloeiende onaangename consequenties.
Wij leggen nadrukkelijk vast, dat door ons is vastgesteld, dat u valsheid in geschrifte heeft gepleegd jegens ING (…) waarvoor op 15 mei 2008 ook aangifte is gedaan bij de politie Flevoland. (…)”
2.9. Bij brieven van 27 april 2009 heeft ING aan eisers meegedeeld dat de stukken ter voorbereiding van de veiling van beide woningen naar notaris mr. D.B. Dijkhuis te Koog aan de Zaan zijn gestuurd. Zij heeft opdracht gegeven over te gaan tot openbare verkoop van de woningen op grond van artikel 3:268 BW.
Op 8 september 2009 zal de openbare veiling plaatsvinden.
2.10. [eiser 1] is enig bestuurder van Tranzparanz B.V. (hierna Tranzparanz), een onderneming in [R] die zich bezighoudt met het verstrekken van hypotheekadviezen aan particulieren en het bemiddelen bij hypotheekaanvragen tussen particulieren en kredietinstellingen. Tranzparanz heeft de afgelopen jaren bemiddeld bij vele hypotheekverstrekkingen door ING. Sinds januari 2009 is [eiser 1] ook enig aandeelhouder van Transparanz.
2.11. In juli 2007 heeft [eiser 1] namens Tranzparanz bij ING gemeld dat er onregelmatigheden waren in hypotheekaanvragen.
2.12. In de periode 1 augustus 2005 tot juli 2007 heeft Tranzparanz gebruik gemaakt van de diensten van een freelancer, de heer [freelancer] (hierna [freelancer]). [freelancer] heeft op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaamheden verricht voor Tranzparanz. [freelancer] verstrekte financieel advies aan particulieren en bemiddelde bij hypotheekaanvragen.
2.13. In een brief van 18 januari 2008 heeft ING aan Tranzparanz meegedeeld dat hangende het door ING ingestelde interne onderzoek het gebruik van de kredietfaciliteit wordt opgeschort.
2.14. In een brief van 13 februari 2008 van ING aan Tranzparanz staat voor zover van belang het volgende:
“(…) Nader onderzoek heeft uitgewezen dat uw kantoor betrokken is bij meervoudige hypotheekfraude. Bij de van uw kantoor afkomstige aanvragen zijn ernstige onregelmatigheden geconstateerd, die niet anders dan frauduleus gekwalificeerd kunnen worden. Het merendeel van deze aanvragen heeft helaas geresulteerd in een lopende hypotheek. (…)”
2.15. In een brief van 15 april 2008 van ING aan [eiser 1] staat voor zover van belang het volgende:
“Onlangs zijn uw persoonsgegevens naar voren gekomen in een onderzoek naar hypotheekfraude. Uit het door ons ingestelde onderzoek is gebleken dat u betrokken bent bij frauduleuze hypothecaire geldleningen die door gebruik van valse documenten bij ING waren aangevraagd.
Om deze redenen heeft ING uw persoonsgegevens opgenomen in het incidentenregister. (…) Ten aanzien van u is er sprake van een redelijk vermoeden dat u bij een incident betrokken bent of bent geweest. (…)”
2.16. In een brief van 28 april 2008 van de advocaat van eisers aan ING staat voor zover van belang het volgende:
“(…) Cliënte neemt uitdrukkelijk afstand van de gedragingen van [freelancer]. (…) Het is voor cliënte van essentieel belang dat die relatie niet wordt beschadigd door het voorval met [freelancer]. Om dit te onderstrepen heeft de directie van cliënte met u op 29 januari 2008 een uitvoerig gesprek gevoerd. Voorafgaand aan dit gesprek was door u aangekondigd dat ING Bank over een veelheid aan belastende stukken tegen cliënte zou beschikken (het zou gaan om vele ordners). Tijdens het gesprek bleek dat ING Bank de zaak nog in onderzoek heeft, er nog geen conclusies kunnen worden getrokken ten aanzien van aard en omvang van de door [freelancer] gepleegde handelingen en er evenmin belastende stukken voorhanden zijn (althans niet in de omvang als door u tevoren aangekondigd). Zonder aan de ernst van de zaak af te willen doen, is het onder die omstandigheden tenminste voorbarig dat ING bank thans reeds is overgegaan tot opzegging van de kredietfaciliteit en opeising van het kredietsaldo, alsmede het aanspreken van de borgen. (…)”
2.17. Op 29 april 2008 heeft ING aangifte ter zake valsheid in geschrift en oplichting gedaan tegen Tranzparanz, eisers en Astoria Business Coaching (hierna Astoria), een bedrijf voor financieel advies en coaching bij financiële zaken, waarvan [eiser 2] bestuurder is. Het gaat om een zaak betreffende een hypothecaire lening van [persoon 1] (hierna [persoon 1]) ten bedrage van EUR 200.750,00 die is afgesloten middels valse inkomensbescheiden.
[persoon 1] is de zus van de echtgenote van de broer van [eiser 2]. [eiser 1] heeft in december 2006 een verklaring opgesteld op het briefhoofd van Astoria waarin Astoria als werkgever verklaart dat [persoon 1] in vaste dienst is en een bepaald salaris ontvangt. Op basis daarvan heeft ING een hypothecaire lening aan [persoon 1] verstrekt. [persoon 1] had echter geen dienstverband bij Astoria. [eiser 1] heeft zijn fout erkend.
ING heeft de hypotheek van [persoon 1] niet opgezegd.
2.18. In april en mei 2008 heeft ING nog andere aangiftes van valsheid in geschrift en oplichting gedaan. Met betrekking tot vijf aangiftes loopt er thans een strafrechtelijk financieel onderzoek bij het arrondissementsparket Zwolle-Lelystad. In dat kader zijn eisers als verdachten gehoord.
2.19. Op 10 oktober 2008 heeft er door de politie een doorzoeking van de woning [R] plaatsgevonden.
2.20. ING heeft een paar dagen voor de zitting het dossier in haar interne onderzoek overgelegd. Hierop wordt hierna - voorzover van belang - bij de beoordeling van het geschil nader ingegaan.
3. Het geschil
3.1. Eisers vorderen samengevat - ING op straffe van een dwangsom te verbieden om over te gaan tot parate executie van haar recht van hypotheek ten aanzien van de woning [A] en de woning [R], althans deze parate executie te schorsen totdat in de bodemprocedure onherroepelijk is beslist omtrent de rechtsgeldigheid van de opzegging van de hypothecaire geldleningen.
3.2. Eisers stellen daartoe het volgende.
Tranzparanz heeft op eigen initiatief melding gemaakt van de onregelmatigen. Het was Tranzparanz namelijk gebleken dat [freelancer] in meerdere gevallen gebruik heeft gemaakt van valse werkgeversverklaringen, die hij zelf heeft opgesteld. [freelancer] heeft vermoedelijk nauw samengewerkt met een medewerkster van ING. Tranzparanz distantieert zich volledig van de handelwijze van [freelancer]. Ten onrechte richten de verwijten van ING zich op Tranzparanz. ING heeft alle zakelijke banden met Tranzparanz verbroken. Andere banken en verzekeraars hebben het voorbeeld van ING gevolgd. Tranzparanz is hierdoor in grote financiële problemen geraakt.
3.3. ING richt haar verwijt volgens eisers ook ten onrechte op eisers, terwijl zij stelselmatig weigert inzage te verschaffen in het onderzoek en de onderliggende stukken. [eiser 1] treft alleen blaam met betrekking tot de hypotheekaanvraag van [persoon 1]. Hij wilde haar helpen en was niet uit op eigen gewin. Van structurele fraude gepleegd door eisers is geen sprake. Het strafrechtelijk onderzoek bevindt zich nog slechts in de fase van een strafrechtelijk financieel onderzoek.
De opzegging van de hypothecaire geldleningen is dan ook voortijdig en mist iedere rechtsgrond.
Als er al sprake zou zijn van fraude dan houdt dat alleen verband met de zakelijke activiteiten van Tranzparanz en niet met de persoonlijke hypothecaire leningen van eisers. De leningen en de daarop van toepassing zijnde algemene bepalingen zijn niet van toepassing op de rechtsverhouding tussen Tranzparanz en ING. Op de rechtsverhouding tussen eisers enerzijds en ING anderzijds hebben eventuele onregelmatigheden bij de hypotheekaanvragen van klanten van Tranzparanz geen invloed. Aan het vereiste van artikel 10 2.b van de algemene bepalingen van geldlening is niet voldaan. Er is geen sprake van een verklaring of opgave in strijd met de waarheid van of namens eisers in hun hoedanigheid van schuldenaar afgelegd jegens ING. Evenmin is een voor de bank van belang zijnde omstandigheid verzwegen. Ook verder zijn eisers niet in verzuim met betrekking tot hun verplichtingen jegens ING. Eisers zijn niet in verzuim. ING is derhalve niet bevoegd om op grond van artikel 3:268 BW over te gaan tot de aangekondigde parate executie.
3.4. Eisers stellen voorts dat voor zover aan ING al de bevoegdheid tot parate executie toekomt, zij misbruik maakt van deze bevoegdheid door deze toe te passen. ING heeft, mede gelet op de belangen van eisers die door de gedwongen verkoop van de woningen ernstig worden geschaad, geen redelijk te respecteren belang bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om in afwachting van de bodemprocedure tot executie over te gaan. De restschuld die voor eisers zal ontstaan, zal aanzienlijk zijn, terwijl er geen aanwijzing is dat [eiser 2] enig verwijt kan worden gemaakt. De belangen van ING worden ook niet geschaad als ING wacht met incasso van haar vordering tot dat de woning [A] onderhands is verkocht en de woning [R] door een andere bank wordt gefinancierd. Eisers hebben hiervoor nog tijd nodig. Parate executie is disproportioneel en in strijd met de redelijkheid en billijkheid die ING jegens eisers in acht heeft te nemen.
3.5. ING voert verweer. Hierop wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Uitgangspunt is dat het verwijt dat ING eisers maakt niet hun persoonlijke hypothecaire leningen betreft. De door ING gestelde betrokkenheid van eisers bij fraude speelt zich af in de commerciële relatie tussen ING en Tranzparanz en betreft de rechtsverhouding tussen ING en Tranzparanz. Niet is gebleken dat eisers bij het aangaan van hun persoonlijke hypothecaire leningen conform artikel 10 2.b van de algemene bepalingen van geldlening in strijd met de waarheid een verklaring of opgave hebben gedaan of een voor de bank van belang zijnde omstandigheid hebben verzwegen, waardoor deze leningen terstond opeisbaar zijn.
Vooralsnog kan er niet vanuit worden gegaan dat eisers - zoals ING heeft aangevoerd - vanwege de ruime opzet van voormeld artikel ook aan haar hadden moeten melden dat er een vermoeden van fraude was binnen Tranzparanz ofwel dat er een verdenking was dat eisers daarbij betrokken waren. Artikel 10 2b van de algemene bepalingen van geldlening lijkt in beginsel te zijn toegespitst op de situatie dat de hypotheekaanvrager bij het aangaan van zijn persoonlijke hypothecaire geldlening gegevens verzwijgt of onjuiste gegevens verstrekt. Bovendien zijn de hypotheken in 2005 afgesloten, niet duidelijk is of door ING verweten fraude toen al plaats had gevonden.
Ter zitting heeft ING evenwel terecht aangevoerd dat zij in ieder geval wel op grond van artikel 30 van de algemene voorwaarden van de bank te allen tijde de mogelijk heeft de relatie tussen de cliënt en de bank op te zeggen. Volgens artikel 30 heeft een en ander ook gevolgen voor de tussen de cliënt en de bank bestaande individuele overeenkomsten, zoals geldleningen. Voor de beëindiging zal ING wel een gegronde reden moet hebben. Hierna zal worden besproken of de fraude in de zaak [persoon 1], dan wel de beschuldigingen van ING betreffende “structurele fraude” een voldoende zwaarwegende grond vormt om tot opzegging van de relatie over te gaan en of in dat kader de hypothecaire geldleningen rechtmatig zijn opgezegd.
4.2. De stand van zaken op dit moment is dat nog niet vaststaat of de beschuldigingen aan het adres van eisers tot een strafrechtelijke vervolging zullen leiden. Het door het arrondissementsparket Zwolle-Lelystad uitgevoerde strafrechtelijk financieel onderzoek is nog niet afgerond en er zijn nog geen kennisgevingen van verdere vervolging naar eisers uitgegaan. Enkele dagen voor de kort geding zitting heeft ING voor het eerst haar dossier overgelegd, waaruit blijkt dat het gaat om in totaal 14 zaken. Van 8 zaken kan worden gezegd dat er vooralsnog geen aanwijzingen zijn dat eisers daarbij betrokken zijn en gaan de beschuldigingen richting [freelancer]. Er zijn 6 dossiers, genaamd: [persoon 2] (ING productie 6), [persoon 1] (ING productie 7), [persoon 3] (ING productie 8), [persoon 4] (ING productie 9), [persoon 5] (ING productie 10) en [persoon 6] (ING productie 11) waarin het iets anders ligt.
4.3. In de zaak [persoon 1] heeft [eiser 1] toegegeven dat hij als vriendendienst voor [persoon 1] een valse werkgeversverklaring heeft ondertekend. Zijn betrokkenheid staat in die zin vast. [eiser 1] benadrukt echter dat dit een eenmalige handeling was en hij niet uit was op eigen gewin. Vooralsnog is niet aannemelijk dat ook [eiser 2] mede betrokken was bij de zaak. Hoewel [eiser 1] de valse inkomensverklaring op briefpapier van het bedrijf van [eiser 2] heeft opgesteld, wordt door eisers ontkend dat [eiser 2] hiervan op de hoogte was. Zelfs al zou dat zo zijn, onder de gegeven omstandigheden is het niet gerechtvaardigd dat alleen op grond van deze zaak ING gebruik maakt van haar bevoegdheid de relatie met eisers op te zeggen, temeer niet nu ING de hypotheek van [persoon 1] niet heeft opgezegd. Of deze frauduleuze handeling van [eiser 1] gevolgen moet hebben voor het voorlopig voortbestaan van de persoonlijke hypothecaire geldleningen van eisers hangt mede af van hun betrokkenheid bij de overige zaken.
4.4. In de zaken [persoon 2] en [persoon 5] heeft ING aangifte gedaan tegen Tranzparanz en eisers. [persoon 2] en [persoon 5] hebben echter verklaard dat zij alleen met [freelancer] te maken hebben gehad. Dat [persoon 2] en [persoon 5] een factuur van UGO Beheer & Management B.V. (hierna UGO) hebben gekregen, zegt volgens eisers niet dat [eiser 1] zelf betrokken is geweest bij deze zaken. Eisers hebben ter zitting verklaard dat UGO de onderneming van waaruit aanvullende adviesdiensten werden verricht aan klanten van Tranzparanz. Blijkbaar zijn dergelijke adviesdiensten verstrekt, maar niet door [eiser 1], aldus eisers. Een en ander wordt door ING betwist. De werkgeversverklaring voor [persoon 5] van Astoria, het bedrijf van [eiser 2], kan volgens eisers niet authentiek zijn. De handtekening van [eiser 2] is volgens eisers vals. Dit komt volgens eisers niet uit de lucht vallen. Al in 2006 heeft [eiser 2] ontdekt dat iemand aankopen bij V&D heeft gedaan met gebruikmaking van haar klantenkaart met een vervalste handtekening.
4.5. In de zaken [persoon 4], [persoon 3] en [persoon 6] wordt door betrokkenen wel belastend verklaard over [eiser 1], maar eisers ontkennen iedere betrokkenheid.
In de zaak [persoon 3] - voormalig hypotheekadviseur bij Tranzparanz - heeft [eiser 2] de werkgeversverklaring ondertekend met een onjuist bruto jaarinkomen. [eiser 2] heeft ter zitting verklaard dat zij dat in opdracht van [persoon 3] heeft gedaan. Bij kort geding vonnis van 20 november 2008 is overigens de vordering van [persoon 3] die er onder andere toe strekte dat ING werd verboden zijn woning te gaan veilen, door de voorzieningenrechter afgewezen en is overwogen dat ervan uit mag worden gegaan dat ING de leningen heeft verstrekt op basis van valse werkgeversverklaringen en salarisstroken. [persoon 3] heeft vlak voor deze kort geding zitting op 27 juli 2009 verklaard dat zijn verklaring bij ING onder druk is afgelegd en niet juist is. Vervolgens heeft [persoon 3] verklaard dat hij zelf met ING heeft besproken welk deel als vast salaris en welk deel als variabel moest worden aangemerkt. [eiser 2] heeft slechts de werkgeversverklaring ingevuld in opdracht van [persoon 3]. Aldus eisers.
Ook ten aanzien van [persoon 6] heeft [eiser 2] ter zitting verklaard dat zij de werkgeversverklaring van [S] slechts in opdracht van [persoon 6] heeft ondertekend en niet zelf heeft opgesteld.
In de zaak [persoon 4] gaat het om een valse werkgeversverklaring en een loonstrook van MK afbouw. Volgens ING was [eiser 1] de behandelaar. De werkgeversverklaring is ondertekend door [persoon 7], volgens ING in opdracht van [eiser 1]. Eisers betwisten dat en stellen dat [persoon 7] de zaak heeft afgedaan. Dat [persoon 4] heeft verklaard dat [eiser 1] de ING-offerte met [eiser 1] heeft besproken, is volgens eisers ook onjuist. [persoon 4] heeft namelijk tweemaal een hypotheekaanvraag gedaan. Eenmaal bij ING en een bij GMAC. De aanvraag bij ING is gedaan door [freelancer]. De aanvraag bij GMAC door [eiser 1]. Aldus eisers.
4.6. Vaststaat dat in voornoemde zaken partijen ieder een eigen versie hebben van hoe de fraude tot stand is gekomen en wie daarbij betrokken waren. Nu eisers op vele punten een verklaring hebben die niet op voorhand zonder meer kan worden uitgesloten maar nader onderzoek vergt naar de feiten, kan thans nog niet worden geconcludeerd dat eisers bij deze zaken (verwijtbaar) betrokken waren, althans dat dat voldoende aannemelijk is geworden. Een en ander vergt nader onderzoek naar de feiten waarvoor dit kort geding zich niet leent.
4.7. ING heeft verder nog aangevoerd dat de betrokkenheid van [eiser 1] kan worden aangetoond doordat de naam [eiser 1] op het salesformulier staat vermeld dat bij een hypotheekbemiddeling wordt gebruikt. Volgens eisers wil dat echter niet zeggen dat hij bij deze bemiddeling betrokken was. Het betreffen standaardformulieren in Excel die pas later worden aangepast, in die zin dat de adviseur wordt vermeld die heeft bemiddeld en die de provisie zal ontvangen. Aldus eisers. Ook op dit punt kan derhalve vooralsnog niet van de juistheid van de stelling van ING worden uitgegaan. Ter zitting heeft [eiser 1] nog verklaard dat hij in een aantal zaken op de kopie van het legitimatiebewijs van de betreffende hypotheekaanvrager een stempel en handtekening heeft gezet. Ook dat wil volgens [eiser 1] niet zeggen dat hij betrokken was in de zaak. Het was een routineklus en hij heeft deze kopieën ook niet vergeleken met het originele legitimatiebewijs. Aldus [eiser 1].
4.8. Hoewel vooralsnog uit het vermelde onder 4.7 volgt dat de gang van zaken binnen Tranzparanz niet altijd even zorgvuldig was, kan vooralsnog niet worden vastgesteld dat eisers met betrekking tot de fraudezaken een persoonlijk verwijt treft. Ook kan niet worden vastgesteld dat eisers bewust hebben toegelaten dat er door freelance hypotheekadviseurs werd gefraudeerd. Een en ander vergt naar onderzoek naar de feiten waarvoor dit kort geding zich niet leent.
4.9. Daarbij komt dat ook met de belangen van eisers rekening dient te worden gehouden. Eisers hebben er belang bij dat de woning [R] niet wordt geveild, zodat zij daar voorlopig met hun gezin kunnen blijven wonen. De woning [A] staat te koop aangeboden. De vrije verkoop zal de kans op een hogere verkoopprijs vergroten zodat eisers ook met betrekking tot deze woning er belang bij hebben dat nog niet tot veiling wordt overgegaan.
4.10. Bij haar afweging heeft de voorzieningenrechter tenslotte in aanmerking genomen dat ING de stukken waarop zij haar beschuldigingen baseert pas in een laat stadium aan eisers heeft overhandigd. ING heeft aangevoerd dat de politie om geheimhouding heeft verzocht. Dat mag zo zijn, maar het ligt dan wel in de rede om het verdere politieonderzoek af te wachten.
4.11. Al met al kan worden geconcludeerd dat gelet op de stand van zaken in het strafrechtelijk onderzoek, de omstandigheid dat - behalve in de zaak [persoon 1] - vooralsnog niet voldoende aannemelijk is dat eisers bij de overige fraudezaken (verwijtbaar) betrokken zijn, er enerzijds - mede gezien de belangen van eisers - niet voldoende zwaarwegende grond voor ING bestaat om thans tot beëindiging van de relatie met eisers over te gaan en in dat kader de hypothecaire geldleningen op te zeggen en tot parate executie over te gaan. Daarbij komt dat eisers in hun bedrijfsmatige verhouding met ING al zijn getroffen doordat de relatie is opgezegd en zij via Tranzparanz niet meer kunnen bemiddelen inzake hypotheken bij ING.
Anderzijds kan het ING ook niet worden verboden daartoe pas over te gaan totdat de bodemrechter onherroepelijk heeft beslist omtrent de rechtsgeldigheid van de opzegging van de hypothecaire geldleningen. Als in het strafrechtelijk onderzoek naar voren komt dat eisers bij (een) andere fraudeza(a)k(en) dan de zaak [persoon 1] betrokken zijn, kan het opzeggen van de hypothecaire geldleningen gerechtvaardigd zijn. De termijn waarbinnen het verbod geldt zal derhalve worden beperkt al na te melden.
4.12. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.13. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook op de navolgende wijze worden toegewezen. De termijn voor de wettelijke rente zal worden bepaald als na te melden.
4.14. ING zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,98
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.163,98
De termijn voor de wettelijke rente zal worden bepaald als na te melden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt ING over te gaan tot parate executie van haar recht van hypotheek ten aanzien van de woning [A] en woning [R] zolang niet voldoende aannemelijk is geworden dat eisers zich aan (een) andere fraudeza(a)k(en) dan de zaak [persoon 1] hebben schuldig gemaakt,
5.2. bepaalt dat ING voor iedere keer dat zij in strijd handelt met het onder
5.1 bepaalde, aan eisers een dwangsom verbeurt van EUR 1.000.000,00,
5.3. veroordeelt ING in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op EUR 1.163,98, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4. veroordeelt ING in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- EUR 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en ING niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van 15 dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2009.?