ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ5575

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
664KK09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.G. Ellerbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van woning in WVG-complex met betrokkenheid van inwonende zoon en vriendin bij inbraken

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 augustus 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Ymere en een gedaagde huurder. Ymere vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, gelegen in een WVG-complex, vanwege onvrede en angst onder omwonenden als gevolg van inbraken waarbij de zoon van de gedaagde betrokken was. De gedaagde, die lijdt aan longemfyseem en daardoor beperkt mobiel is, betwistte de vordering en stelde dat zij niet op de hoogte was van de criminele activiteiten van haar zoon.

De rechtbank oordeelde dat Ymere voldoende aannemelijk had gemaakt dat de inbraken en de daaruit voortvloeiende overlast een spoedeisend belang voor de ontruiming rechtvaardigden. De gedaagde was aansprakelijk voor de gedragingen van haar zoon en diens vriendin, die in de woning verbleven en betrokken waren bij de inbraken. De rechtbank overwoog dat de gedaagde, ondanks haar ziekte, in staat moest worden geacht om hulp te krijgen bij een verhuizing naar de aangeboden vervangende woonruimte.

De rechtbank besloot de vordering van Ymere toe te wijzen en de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de woning. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 789,98 werden begroot. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Ymere de ontruiming zelf kan bewerkstelligen indien de gedaagde hier niet aan voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
SECTOR KANTON, LOCATIE AMSTERDAM
KKnummer: 664KK09
5
datum: 13 augustus 2009
Vonnis in de zaak
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.M.G. Brunklaus,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.B. Meindersma.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Partijen worden verder aangeduid als Ymere en [gedaagde].
Ymere heeft bij dagvaarding van 3 juli 2009 een voorziening gevorderd, strekkende tot ontruiming van het hierna te noemen gehuurde.
De mondelinge behandeling heeft ter terechtzitting van 22 juli 2009 plaatsgevonden. Partijen zijn gehoord, [gedaagde] vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd.
Na de behandeling is de zaak aangehouden voor overleg tussen partijen over een regeling in der minne. Er is geen regeling tot stand gekomen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1 Feiten
1.1 In dit geding wordt uitgegaan van het volgende.
1.2 Ymere verhuurt aan [gedaagde] sinds 22 augustus 2008 een woning (verder ook: het gehuurde) aan de [adres].
1.3 Artikel 5.11 van de algemene voorwaarden die deel uitmaken van de huurovereenkomst bepaalt dat de huurder geen schade aan de woning of aan naburige woningen of overlast voor omwonenden mag veroorzaken.
1.4 Ingevolge artikel 5.13 van de voorwaarden is de huurder aansprakelijk voor gedragingen in strijd met (onder meer) artikel 5.11 zowel van huisgenoten als van degenen die door de huurder en huisgenoten in het gehuurde zijn toegelaten.
1.5 De woning maakt deel uit van een "WVG-complex", waarbij WVG staat voor Wet Voorziening Gehandicapten. [gedaagde] komt wegens haar gezondheidstoestand in aanmerking voor een dergelijke woning. Zij lijdt aan een longemfyseem. Volgens een verklaring van haar huisarts is zij nauwelijks mobiel, kan zij met moeite tien meter lopen en ligt zij het grootste gedeelte van de dag op bed waarbij haar zuurstof wordt toegediend.
1.6 Een zoon van [gedaagde] heeft bij haar ingewoond, soms met zijn vriendin.
1.7 Sinds januari 2009 is meermalen in een groot aantal bij het complex behorende boxen ingebroken of is een poging daartoe gedaan. Daarbij zijn een groot aantal aan bewoners toebehorende zaken gestolen.
1.8 In februari 2009 heeft de politie de hiervoor bedoelde zoon van [gedaagde] (verder: de zoon) aangehouden terwijl hij in het bezit was van bij de inbraken ontvreemde zaken die hij trachtte te verkopen. Sindsdien is hij gedetineerd.
1.9 Een aantal bij de inbraken ontvreemde zaken zijn door de vriendin van de zoon van [gedaagde] (verder: de vriendin) verkocht aan een winkel in tweedehands zaken.
1.10 In het gehuurde heeft de politie een groot aantal niet aan [gedaagde] toebehorende zaken aangetroffen, waaronder in haar slaapkamer een "minibike" en elders in de woning een fiets, een hogedrukreiniger en een printer. De betreffende eigenaars hebben aangifte gedaan dat de vier laatstgenoemde zaken bij de inbraken zijn gestolen.
1.11 De zoon is strafrechtelijk vervolgd voor opzetheling van zaken die bij de inbraken zijn ontvreemd. Ten tijde van de behandeling van dit kort geding was nog geen uitspraak gedaan in die strafzaak.
2 Vordering
2.1 Ymere vordert ontruiming van het gehuurde.
2.2 Zij acht [gedaagde] aansprakelijk voor betrokkenheid van de zoon en de vriendin bij de inbraken en diefstallen. De inbraken hebben volgens Ymere geleid tot grote opschudding, onvrede en angst bij omwonenden. Ook heeft Ymere schade moeten herstellen en veiligheidsvoorzieningen moeten treffen die op zich weer tot overlast voor de bewoners leiden.
2.3 Voorts stelt Ymere dat [gedaagde] en/of haar huisgenoten en bezoekers overlast hebben veroorzaakt voor omwonenden, door zich agressief te gedragen en door fietsen, een scooter en vuilniszakken op de galerij te zetten waardoor het is voorgekomen dat ambulancepersoneel geen vrije doorgang had. Ook zou de hond van [gedaagde] geluidshinder veroorzaken.
2.4 Ymere biedt [gedaagde] als vervangende woonruimte een aanleunwoning aan bij het [adres], een verzorgingshuis.
3 Verweer
3.1 Primair werpt [gedaagde] op dat de zaak niet spoedeisend is. Haars inziens heeft Ymere te lang gewacht met het instellen van de vordering.
3.2 Subsidiair ontkent [gedaagde] dat haar zoon in de boxen heeft ingebroken.
3.3 Volgens [gedaagde] was haar in ieder geval niets bekend over strafbaar handelen van de zoon en kan zij daarop niet worden aangesproken. Naar haar zeggen handelde de zoon in allerlei losse zaken en veronderstelde zij dat de niet aan haar toebehorende spullen in haar huis deel uitmaakten van zijn handelsvoorraad.
3.4 [gedaagde] betwist het gestelde omtrent de overlast.
3.5 Een eventuele belangenafweging behoort naar het oordeel van [gedaagde] in haar voordeel uit te vallen. Zeker gezien haar ernstige ziekte heeft zij groot belang bij behoud van haar woning en zij acht zich niet in staat om te verhuizen. Anderzijds vindt zij onvoldoende gebleken dat sprake is van opschudding onder omwonenden, als door Ymere gesteld.
3.6 De door Ymere aangeboden vervangende woning vindt [gedaagde] niet aanvaardbaar, omdat zij gehecht is aan het gehuurde en aan de buurt waarin dit ligt. Ook wil zij niet in een verzorgingshuis wonen en voert zij aan dat haar moeder twee jaar geleden in het [adres] is overleden.
4 Beoordeling
4.1 Ymere heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de inbraken en diefstallen hebben geleid tot zodanige onvrede en angst bij omwonenden dat een spoedeisend belang bestaat bij een voorziening als gevorderd. Dat Ymere enige tijd heeft gewacht met het instellen van de vordering is begrijpelijk gezien de noodzaak tot zorgvuldig onderzoek naar het gebeurde, en doet aan het spoedeisend belang niet af.
4.2 Voldoende is gebleken dat de zoon en de vriendin tenminste betrokken zijn geweest bij het vervolg op de inbraken uit de boxen. De zoon is immers aangehouden in het bezit van bij die inbraken ontvreemde zaken en hij heeft andere ontvreemde zaken in de woning van [gedaagde] geplaatst. De vriendin heeft ontvreemde zaken verkocht.
4.3 Ook is niet weersproken dat [gedaagde] heeft toegestaan dat de zoon en de vriendin bij haar inwoonden dan wel veelvuldig in het gehuurde verbleven in de periode waarin de inbraken plaatsvonden en dat zij aan hen de beschikking heeft gegeven van sleutels van de woning. Daarom is [gedaagde] ingevolge artikel 5.13 van de algemene voorwaarden aansprakelijk voor hun gedragingen, voorzover daardoor verplichtingen van [gedaagde] uit hoofde van de huurovereenkomst zijn geschonden. Als [gedaagde] niet van die gedragingen heeft afgeweten of redelijkerwijs heeft kunnen afweten, doet dat aan haar aansprakelijkheid niet af.
4.4 In aanmerking genomen dat de inbraken zijn gepleegd in boxen in het complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt, met als benadeelden medebewoners van het complex, en dat daarbij gestolen zaken in het gehuurde zijn aangetroffen, moet gesproken worden van schade en overlast als bedoeld in artikel 5.11 van de algemene voorwaarden. Ook als de zoon en de vriendin de inbraken niet zelf hebben gepleegd, hebben zij door het in bezit nemen en de verhandeling van de gestolen zaken in ieder geval meegewerkt aan het ontstaan althans het voortbestaan van die schade en overlast.
4.5 Voldoende aannemelijk is dat in een hoofdzaak zal worden geoordeeld dat de ernst van de ingevolge het vorenstaande aan [gedaagde] toe te rekenen tekortkomingen ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
4.6 Door het aanbod van Ymere behoudt [gedaagde] voor haar geschikte woonruimte. Anders dan zij aanvoert, gaat het daarbij niet om ruimte in een verzorgingshuis maar om een aanleunwoning. Dat de moeder van [gedaagde] daar is overleden, legt onvoldoende gewicht in de schaal.
4.7 De huurovereenkomst heeft nog geen jaar geduurd en [gedaagde] kan wegens haar ziekte kennelijk weinig naar buiten. Daarom kan gehechtheid aan de woning en de buurt evenmin een relevante rol spelen.
4.8 Duidelijk is dat [gedaagde] een verhuizing niet zelf kan uitvoeren, maar het moet redelijkerwijs mogelijk zijn daarvoor hulp in te roepen.
4.9 In het midden kan blijven hetgeen is gesteld met betrekking tot overige door of van de zijde van [gedaagde] veroorzaakte overlast.
4.10 De vordering zal worden toegewezen. Er wordt daarbij van uitgegaan dat Ymere er aan zal meewerken dat de verhuizing plaatsvindt op voor [gedaagde] medisch verantwoorde wijze.
4.11 [gedaagde] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De volgende voorziening wordt getroffen:
[gedaagde] wordt veroordeeld het gehuurde met de daarin vanwege [gedaagde] aanwezige personen en goederen te ontruimen, te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Ymere te stellen.
Ymere wordt gemachtigd, voor het geval [gedaagde] met die ontruiming in gebreke mocht blijven, deze zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van Ymere tot op deze uitspraak begroot op € 789,98 waarvan € 400,00 als salaris van de gemachtigde van Ymere.
Dit vonnis is tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Aldus gewezen door mr. S.G. Ellerbroek, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2009 in aanwezigheid van de griffier.
Vastrecht € 297,00
Exploitkosten € 92,98
Salaris gemachtigde € 400,00
===========
Totaal € 789,98