ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ6825

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
364774 / HAZA 07.0720
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdelingszaak met betrekking tot waardebepaling van een woning en aanvullend deskundigenonderzoek

In deze verdelingszaak heeft de rechtbank eerder getuigenbewijs opgedragen met betrekking tot een lening van partijen en voor wat betreft de tussen partijen te verdelen woning bepaald dat de datum van verdeling als peildatum geldt voor de waarde van die woning. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de waarde te bepalen van de woning per datum van taxatie, met een taxatierapport dat dateert van 28 augustus 2008. Door een misverstand bij de rechtbank zijn de getuigenverhoren aanzienlijk vertraagd, waardoor het vonnis pas in het voorjaar van 2009 kon worden gewezen. De vrouw heeft de rechtbank verzocht om, gelet op de inmiddels ontstane financiële crisis, de woning opnieuw te laten taxeren. De rechtbank volgt de vrouw hierin en overweegt dat zij bij de opdracht de waarde te bepalen per datum van taxatie, ervan uitging dat spoedig na de taxatie een vonnis tot verdeling zou worden gewezen. De vertraging in het vonnis is te wijten aan de rechtbank zelf. De rechtbank gelast een aanvullend deskundigenonderzoek om de huidige waarde van de woning te bepalen, omdat de situatie op de woningmarkt vermoedelijk is gewijzigd na de taxatie. Verder oordeelt de rechtbank dat de vrouw niet is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat is overeengekomen dat de man een gezamenlijke schuld aan zijn broer geheel voor zijn rekening zou nemen. De rechtbank houdt alle verdere beslissingen aan in afwachting van het aanvullende deskundigenrapport.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 364774 / HA ZA 07-720
Vonnis van 1 april 2009
in de zaak van
[A],
wonende te --,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
[B],
wonende te --,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. K.R. Lieuw On.
Partijen zullen hierna weer [A] en [B] genoemd worden.
1. De verdere procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 februari 2008
- het deskundigenbericht van 29 augustus 2008
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 april 2008
- de conclusie na enquête van [B] van 9 juli 2008
- de rolbeslissing van 6 augustus 2008
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 2 december 2008
- de conclusie na contra-enquête en tot uitlating deskundigenrapportage van [B] van 7 januari 2009
- de conclusie na enquête en na deskundigenbericht van [A] van 4 februari 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
Ten aanzien van het deskundigenonderzoek
2.1. In het tussenvonnis van 6 februari 2008 heeft de rechtbank ter bepaling van de waarde van de woning de heer [C] als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 28 augustus 2008 rapport uitgebracht. Volgens de deskundige is de onderhandse verkoopwaarde van de woning vrij van huur en gebruik per taxatiedatum € 255.000,--. [B] heeft in haar conclusie na contra-enquête en tot uitlating deskundigenrapportage gesteld dat een nadere taxatie dient plaats te vinden omdat de prijzen van onroerend goed sinds het uitbrengen van het deskundigenrapport als gevolg van de financiële crisis zijn gedaald (gemiddeld met 5%, mogelijk tot ongeveer 30%). [A] heeft daarop bij conclusie na enquête en na deskundigenbericht aangevoerd dat er geen ruimte is voor een nieuwe taxatie, gelet op het door de deskundige naar behoren onderbouwde rapport en de vaststelling van de rechtbank in het tussenvonnis van 31 oktober 2007 dat uitgegaan moet worden van de waarde per datum van de taxatie.
2.2 De rechtbank ziet redenen [B] te volgen en de deskundige te vragen zich nader uit te laten over de waarde van de woning. Zoals de rechtbank in haar tussenvonnis van 31 oktober 2007 al heeft overwogen, dient de verdeling plaats te vinden tegen de waarde per datum van de verdeling. De rechtbank heeft die datum in het tussenvonnis van 6 februari 2008 nader bepaald op de datum van taxatie, ervan uitgaande dat binnen niet al te lange tijd na het uitbrengen van de taxatie een eindvonnis tot verdeling zou worden gewezen. Aannemelijk is echter dat, wanneer thans zou worden verdeeld op basis van het deskundigenrapport van 28 augustus 2008, niet wordt uitgegaan van een reële waarde van de woning per datum van de verdeling. Naar het oordeel van de rechtbank is in casu sprake van een bijzondere situatie omdat de getuigenverhoren zijn vertraagd en niet spoedig na de taxatie een vonnis tot verdeling kon worden gewezen, terwijl de situatie op de woningmarkt door de financiële crisis die in september 2008 in Nederland is uitgebroken vermoedelijk aanzienlijk is gewijzigd. De vertraging in de getuigenverhoren in contra-enquête is opgetreden doordat de rechtbank abusievelijk aan [A] een akte niet dienen heeft verleend en de zaak heeft verwezen naar de rol voor conclusie na enquête door [B]. Wanneer de getuigen in contra-enquête aansluitend aan de opgave zijdens [A] d.d. 27 mei 2008 zouden zijn gehoord, was in deze zaak vermoedelijk al vonnis gewezen in het najaar van 2008.
Gelet op dit alles zal de rechtbank de deskundige vragen om, aan de hand van het eerder door hem uitgebrachte taxatierapport en gelet op de ontwikkelingen die sindsdien op de woningmarkt hebben plaatsgevonden, de waarde van de woning per datum van het aanvullende deskundigenbericht te bepalen. De deskundige heeft zich telefonisch hiertoe bereid verklaard. De rechtbank merkt nog uitdrukkelijk op dat het niet de bedoeling is dat de deskundige de woning opnieuw bezichtigt en opneemt. De deskundige kan volstaan met een gemotiveerde verklaring omtrent de waarde van de woning per datum van het opstellen van die verklaring. Gelet op deze beperkte omvang van het aanvullende deskundigenonderzoek, zal de rechtbank de termijn voor het uitbrengen van het aanvullende deskundigenbericht beperken tot 6 weken.
2.3 De rechtbank zal het te bepalen voorschot op de aanvullende kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen verdelen. Omdat partijen ieder met een toevoeging procederen, zal echter aan hen geen voorschot worden opgelegd, maar zal het bedrag waarop de deskundige recht heeft voorlopig ten laste van ’s Rijks kas komen. Het voorschot zal worden vastgesteld op het door de deskundige te bepalen bedrag, aan de hand van een door de deskundige in te sturen voorschotnota. Bij eindvonnis zal beslist worden ten laste van welke partij de kosten van het deskundigenbericht uiteindelijk gebracht zullen worden.
De deskundige zal het onderzoek zelfstandig dienen te verrichten.
2.4 Partijen zullen door de rechtbank in de gelegenheid worden gesteld gelijktijdig op het aanvullende deskundigenrapport te reageren.
Ten aanzien van de schuld aan [D]
2.5 In het tussenvonnis van 31 oktober 2007 is aan [B] opgedragen te bewijzen dat zij met [A] is overeengekomen dat hij de schuld aan [D] geheel voor zijn rekening zou nemen. [B] heeft vervolgens zelf als partij-getuige een verklaring afgelegd en heeft ook haar zus [E] en zwager [F] als getuigen doen horen. [A] heeft in contra-enquête een getuigenverklaring afgelegd en heeft daarnaast zijn zus [G] en zijn broer [D] doe horen. Daarna hebben [B] en [A] achtereenvolgens geconcludeerd na getuigenverhoor.
2.6 Gelet op de getuigenverklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, is [B] naar het oordeel van de rechtbank niet in het haar opgedragen bewijs geslaagd. De rechtbank acht de verklaring van [B] niet eenduidig. Enerzijds verklaart zij dat [A] heeft gezegd dat de lening van [D] tot zijn verantwoordelijkheid hoorde, dat hij die schuld voor zijn rekening zou nemen (door deze te verrekenen met geld dat zijn broer hem verschuldigd was voor het gebruik van zijn woning in Suriname) en dat [B] daar geen omkijken meer naar zou hebben. [B] zou dan de overige woonlasten voor haar rekening nemen. Anderzijds verklaart zij echter dat deze verdeling van de lasten ([A] de schuld, zij de overige woonlasten) niet specifiek zo tussen [A] en haar is benoemd, en dat zij niet weet of het ook de intentie van [A] is geweest dat zij niet meer verantwoordelijk was voor de schuld. Van een expliciete en ondubbelzinnige afspraak tussen partijen inhoudende dat [B] niet (meer) aansprakelijk zou zijn voor de schuld aan [D], blijkt niet uit de verklaring van [B] en evenmin uit de verklaringen van [F] en [E]. [F] en [E] spreken over de inbreng door [A] van fl. 40.000,-, afkomstig van zijn broer, tegenover de inbreng van [B] in de vorm van de korting op de koopprijs en de kosteloze overname van stoffering e.d. De door [B] gestelde verdeling van de lasten bevestigen zij niet, zij verklaren pas later te hebben vernomen dat het door [A] ingebrachte bedrag een lening betrof. [A] heeft bovendien in contra-enquête uitdrukkelijk weersproken dat hij de lening zou terugbetalen en dat [B] andere kosten voor haar rekening zou nemen. Voorts heeft hij verklaard dat niet over het huis in Suriname is gesproken in verband met de lening, wat overigens ook de getuige [F] heeft verklaard.
2.7 Nu [B] er niet in is geslaagd te bewijzen dat is afgesproken dat [A] de schuld geheel voor zijn rekening zou nemen, moet er -mede gelet op het tussenvonnis van 31 oktober 2007 onder 4.11- van uit worden gegaan dat partijen ieder voor een gelijk deel voor deze schuld aansprakelijk zijn.
Tot slot
2.8 In afwachting van het aanvullende deskundigenrapport zullen alle verdere beslissingen worden aangehouden.
2.9 Om organisatorische redenen is deze zaak na de getuigenverhoren in enquête overgedragen aan een andere rechter. Daardoor hebben niet alle getuigenverhoren voor dezelfde rechter plaatsgevonden en is dit vonnis gewezen door een rechter die niet alle getuigenverhoren heeft afgenomen.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1 beveelt een aanvullend deskundigenonderzoek als hiervoor omschreven onder 2.2;
3.2 bepaalt dat aan de in het tussenvonnis van 6 februari 2008 reeds benoemde deskundige [C] de volgende nadere vragen zullen worden voorgelegd:
1. Wat is op de datum van het aanvullende deskundigenrapport de onderhandse
verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik, van het recht van erfpacht van het
perceel grond en het daarop gelegen woonhuis gelegen aan de Desselstraat 12 te
1066 LT in Amsterdam, te bepalen op basis van het op 28 augustus 2008 door u
uitgebrachte deskundigenrapport en de ontwikkelingen in de woningmarkt sinds
het uitbrengen van dat rapport?
2. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van
belang zouden kunnen zijn?
3.3 bepaalt dat de deskundige het aanvullend onderzoek zelfstandig zal verrichten;
3.4 bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot ter zake van de aanvullende kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige dient binnen drie weken na de datum van dit vonnis een begroting van zijn kosten op te geven aan de civiele griffie van de rechtbank gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
- de civiele griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen;
- partijen kunnen binnen twee weken daarna bij brief schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
- indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt het voorschot ter zake van de aanvullende kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag;
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing;
3.5 verstaat dat aan partijen geen voorschot wordt opgelegd, nu aan beide partijen een toevoeging is verleend;
3.6 bepaalt dat het door de deskundige uit te brengen aanvullende deskundigenbericht
uiterlijk zes weken na dagtekening van het bericht van de griffier dat partijen geen bezwaar hebben gemaakt tegen de hoogte van het voorschot, zal worden ingeleverd ter griffie van deze rechtbank;
3.7 verwijst de zaak naar de parkeerrol van 7 oktober 2009 voor conclusie na deskundigenbericht, met bepaling dat partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld zich gelijktijdig uit te laten over het aanvullende deskundigenbericht;
3.8 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bouter-Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2009.?