ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ7066

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-1519 ZORG
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stopzetting en herziening van zorgtoeslag en terugvordering van voorschotten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 juli 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. H.M. Brink, en de Belastingdienst / Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. F. Schultz. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de stopzetting en herziening van de aan hem toegekende voorschotten zorgtoeslag over het jaar 2006, alsook tegen de terugvordering van reeds betaalde voorschotten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst op basis van de gegevens in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) heeft geconcludeerd dat eiser en zijn toeslagpartner in 2007 geen rechtmatig verblijf in Nederland hadden. Dit leidde tot de stopzetting van de zorgtoeslag en de terugvordering van eerder verstrekte voorschotten. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was van de onterecht uitgekeerde bedragen en dat de Belastingdienst nader onderzoek had moeten verrichten naar zijn verblijfsstatus. De rechtbank oordeelde echter dat eiser op de hoogte had kunnen zijn van de vereisten voor rechtmatig verblijf en dat de Belastingdienst zich terecht had gebaseerd op de verblijfstitelcodes in de GBA. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht, en verklaarde het beroep ongegrond. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/1519 ZORG
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. H.M. Brink
en
de Belastingdienst / Toeslagen,
gevestigd te Utrecht,
verweerder,
gemachtigde mr. F. Schultz.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2007 heeft verweerder de uitbetaling van voorschotten zorgtoeslag over het jaar 2006 stopgezet en het bedrag aan ten onrechte ontvangen voorschotten van eiser teruggevorderd.
Bij besluit van 14 juli 2007 heeft verweerder de aan eiser toegekende voorschotten zorgtoeslag over het jaar 2006 stopgezet, de bedragen herzien en het bedrag aan ten onrechte ontvangen voorschotten van eiser teruggevorderd.
Bij besluit van 9 juni 2007 heeft verweerder van eiser een bedrag van € 1.156,00 aan betaalde voorschotten zorgtoeslag over 2006 teruggevorderd.
Eiser heeft tegen de stopzetting en herziening van de aan hem toegekende voorschotten over het jaar 2006 en de terugvordering van de aan hem reeds betaalde voorschotten, tijdig bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 25 juli 2007 heeft verweerder eisers bezwaren ongegrond verklaard (hierna: het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2009, waarvoor verweerder is opgeroepen. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) heeft de belanghebbende geen aanspraak op tegemoetkoming, ingeval de partner van de belanghebbende een vreemdeling is die niet rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e, en l, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000). Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Vw 2000, voor zover van belang, kan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft, geen aanspraak maken op toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen bij wege van een beschikking van een bestuursorgaan.
2.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser voor het jaar 2006 geen recht heeft op zorgtoeslag omdat eiser en zijn toeslagpartner in 2007 niet rechtmatig in Nederland verbleven. In de periode van 1 januari 2006 tot en met 3 januari 2007 stond eiser geregistreerd met code 98 in de GBA. Hierdoor staat vast dat eiser in deze periode geen rechtmatig verblijf in Nederland had.
2.3 Eiser stelt in beroep dat hij niet wist dat de tegemoetkomingen ten onterechte waren uitgekeerd. Vanwege het feit dat eiser bij de aanvragen alle gevraagde gegevens en stukken had overgelegd, had verweerder zelf nader onderzoek moeten verrichten naar de verblijfsstatus van eiser en zijn toeslagpartner. Verweerder had bijvoorbeeld de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: GBA) kunnen raadplegen. Nu verweerder dat heeft nagelaten, is het besluit in strijd met artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft eiser onder meer verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank met registernummers AWB 07/2058 ZORG en AWB 07/3101 HUUR van 31 oktober 2008. In deze uitspraken is – kort gezegd – overwogen dat verweerder in redelijkheid geen gebruik mocht maken van de bevoegdheid tot herziening (met terugwerkende kracht) en terugvordering, omdat de belanghebbende er geen rekening mee hoefde te houden dat een besluit daartoe zou worden genomen.
2.4. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Vast staat dat een voorschot zorgtoeslag binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag wordt verleend op basis van de door de aanvrager ingediende gegevens. De uiteindelijke definitieve toekenning van de tegemoetkoming geschiedt op basis van de gegevens en omstandigheden van het gehele berekeningsjaar. De rechtbank stelt voorop dat het gaat om verlening van voorschotten. Eiser diende rekening te houden met de mogelijkheid dat de uiteindelijk toe te kennen zorgtoeslag zou afwijken van de verstrekte voorschotten. Zoals verweerder in beroep heeft gesteld zijn veel gegevens, waaronder gegevens over de verblijfsstatus in het GBA, niet statisch van aard, maar kunnen deze in de loop van het berekeningsjaar veranderen door wijzigingen in de situatie van de aanvrager. Hierdoor kunnen veel gegevens pas aan het einde van het berekeningsjaar worden vastgesteld. Dat betekent dat een definitieve berekening pas kan worden gemaakt aan het einde van een berekeningsjaar. Gelet hierop bestond er naar het oordeel van de rechtbank voor verweerder in de fase van de aanvraag voor huur- en zorgtoeslag en voorafgaande aan de verleende voorschotten, geen onderzoeks- of informatieplicht ten aanzien van de verblijfsstatus van eiser. Verweerder mocht zich dan ook baseren op de gegevens die eiser in zijn aanvraag heeft verstrekt. Anders dan in haar uitspraken van 31 oktober 2008, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat verweerder onzorgvuldig jegens eiser heeft gehandeld door niet voorafgaande aan het verlenen van voorschotten zijn verblijfsstatus, door middel van het raadplegen van de GBA, nader te onderzoeken.
2.5. De rechtbank is voorts van oordeel dat, gezien de aard van een voorschot, de tekst van de wettelijke regeling en het feit dat in de toelichting bij het aanvraagformulier (en op internet) is vermeld dat de aanvrager van zorgtoeslag rechtmatig verblijf in Nederland dient te hebben, eiser op de hoogte had kunnen zijn van het feit dat deze gegevens van belang waren voor de toekenning van zorgtoeslag.
2.6. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 1 juli 2009 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BJ1093) heeft overwogen mag de Belastingdienst zich baseren op de verblijfstitelcodes die in de GBA zijn opgenomen. Verweerder heeft dit onderzoek verricht en uit die codes blijkt dat eiser en zijn partner geen rechtmatig verblijf hadden in Nederland in 2007. Eiser heeft in bezwaar niet aannemelijk gemaakt dat hij in 2007 wel rechtmatig verblijf in Nederland had. Nu in de aangehaalde wettelijke bepalingen dwingend is voorgeschreven dat alsdan geen recht op tegemoetkoming bestaat is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden is overgegaan tot stopzetting, herziening en terugvorderingen van de reeds verstrekte tegemoetkomingen.De wet biedt geen ruimte voor afwijking van de Wet buiten de daarin omschreven specifieke gevallen, die zich hier niet voordoen (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 juni 2009, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer: BI6058).
2.7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of voor vergoeding van het betaalde griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.A.A.G. de Vries, voorzitter, mrs. L.C. Bachrach en N.M. van Waterschoot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Heijman, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2009.
De griffier is buiten staat De voorzitter,
de uitspraak te ondertekenen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s S-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB