ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ7401
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.S.F. Voskens
- Rechtspraak.nl
Vertegenwoordiging en schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid in civiele rechtszaak
In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Amsterdam op 3 juni 2009, staat de vraag centraal of er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen eiser [A] en gedaagde NTU VILLA ARENA B.V. Eiser [A] had in september 2007 de winkel van NTU bezocht en gesproken met een medewerker, mevrouw [B], over de bekleding van twee trappen. Na een telefoongesprek met [B] op 8 oktober 2007 ontving [A] een factuur van La Donna De Luxe, waarop [B] als contactpersoon stond vermeld. [A] heeft vervolgens € 7.000,- overgemaakt naar de rekening van [B].
De rechtbank oordeelt dat, hoewel [A] in eerste instantie gerechtvaardigd kon vertrouwen op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [B], dit vertrouwen niet meer gerechtvaardigd was na ontvangst van de factuur. De factuur bevatte talrijke aanwijzingen dat [B] niet bevoegd was om namens NTU een overeenkomst aan te gaan. De rechtbank concludeert dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen [A] en NTU, en wijst de vorderingen van [A] af. Tevens wordt [A] veroordeeld in de proceskosten van NTU, die zijn begroot op € 1.071,-.
De uitspraak benadrukt het belang van de omstandigheden waaronder een overeenkomst tot stand komt en de verantwoordelijkheden van partijen in het geval van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. De rechtbank stelt dat van eenieder enig onderzoek mag worden verwacht, vooral wanneer er redenen zijn om te twijfelen aan de geldigheid van een overeenkomst.