ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ8969

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1239 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring deelname collectieve zorgverzekering

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Dit besluit, genomen op 30 december 2008, weigerde eisers deelname aan de collectieve zorgverzekering AV Amsterdam, omdat bij de aanvraag geen inkomensgegevens waren meegestuurd. Eiser had op 28 november 2008 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat de inschrijftermijn op 20 december 2008 was gesloten. Eiser stelde dat hij tijdig had aangevraagd en dat de gemeente al op de hoogte was van zijn inkomensgegevens door eerdere aanvragen voor bijzondere bijstand.

De rechtbank heeft de zaak op 16 juni 2009 behandeld. Eiser was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. V.W.J. Kuit, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door mr. M. Diderich. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser op tijd was ontvangen, maar dat verweerder ten onrechte had besloten om de aanvraag niet te behandelen zonder eiser de kans te geven zijn aanvraag aan te vullen. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een uitzonderlijk geval waarin het niet bieden van een hersteltermijn gerechtvaardigd was.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verweerder binnen zes weken een nieuwe beslissing moest nemen op de bezwaren van eiser. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,00 en moest de gemeente Amsterdam het door eiser betaalde griffierecht van € 41,00 vergoeden. Deze uitspraak werd gedaan door rechter mr. S.E. Reichert en openbaar uitgesproken op 27 augustus 2009.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: 09/1239 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. V.W.J. Kuit,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. M. Diderich.
1. Procesverloop
Verweerder heeft bij besluit van 30 december 2008 aan eiser medegedeeld dat hij niet mag deelnemen aan de collectieve zorgverzekering AV Amsterdam of AV (Plus) Amsterdam, omdat bij de aanvraag geen inkomensgegevens zijn meegestuurd.
Bij besluit van 11 februari 2009 zijn eisers bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, omdat de inschrijftermijn voor de collectieve verzekering is gesloten op 20 december 2008 en een beslissing op bezwaar in geen geval kan leiden tot aanmelding bij Agis (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2009. Eiser is verschenen bij gemachtigde. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigde.
Met toepassing van artikel 8:66, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de termijn voor het doen van uitspraak verlengd tot 27 augustus 2009.
2. Overwegingen
2.1. Feiten
2.1.1. Eiser heeft op 28 november 2008 een aanvraag ingediend om te mogen deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering AV (Plus) Amsterdam. Op het formulier is vermeld dat de aanvraag voor 20 december 2008 moet worden ingediend. Deze aanvraag is door verweerder op 19 december 2008 ontvangen.
2.1.2. Verweerder heeft eisers aanvraag bij besluit van 30 december 2008 afgewezen, omdat de verstrekte informatie omtrent eisers inkomen niet volledig was, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Eiser heeft in bezwaar alsnog de gevraagde gegevens overgelegd.
2.2. Standpunten van partijen
2.2.1. Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat de inschrijftermijn voor de collectieve verzekering is gesloten op 20 december 2008 en een beslissing op bezwaar in geen geval nog kan leiden tot aanmelding bij Agis voor de AV (Plus) Amsterdam. Verweerder heeft voorts in het bestreden besluit overwogen dat eisers bezwaren desondanks inhoudelijk worden bekeken en overwogen dat er geen inkomensgegevens waren meegestuurd en de aanvraag daarom terecht is afgewezen. Gezien de korte termijn was er geen tijd voor een hersteltermijn, aldus verweerder.
2.2.2. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hem een hersteltermijn had moeten worden geboden, omdat hij de aanvraag op tijd - in elk geval voor 20 december 2008 - heeft ingediend: hij heeft de aanvraag op 28 november 2008 ingevuld en op 2 december 2008 doen verzenden. Daarnaast was verweerder reeds op de hoogte van de inkomensgegevens van eiser, omdat hij deze al bij een aanvraag bijzondere bijstand heeft overgelegd.
2.3. Beoordeling van het geschil
2.3.1. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder ter zitting de grondslag van het bestreden besluit heeft gewijzigd in die zin dat de motivering van het besluit zicht dient te beperken tot het oordeel dat het bezwaar niet-ontvankelijk is. De overwegingen ten aanzien van de inhoud zijn ten onrechte opgenomen in het bestreden besluit, aldus verweerder.
2.3.2. Ten aanzien van de vraag of eisers aanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard overweegt de rechtbank het navolgende. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de aanvraag van eiser in elk geval voor 20 december 2008 door verweerder is ontvangen. Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
2.3.3. Volgens de Memorie van Toelichting bij voornoemd artikel dient de aanvrager die een ongenoegzame aanvraag heeft ingediend steeds in de gelegenheid te worden gesteld zijn aanvraag te completeren, voordat het bestuursorgaan besluit een aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat aan eiser ten onrechte geen termijn is geboden om zijn onvolledige aanvraag te herstellen. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er in dit geval sprake is van een uitzonderlijk geval waarbij het geven van een termijn voor aanvulling van de gegevens zich niet zou verdragen met het systeem van verwerking van de aanvragen voor een collectieve verzekering. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat het niet bieden van een hersteltermijn gebaseerd is op een civielrechtelijke overeenkomst met Agis. De rechtbank is niet op de hoogte gesteld van de inhoud van deze overeenkomst anders dan dat deze ziet op het voor het einde van het jaar verwerken van alle aanvragen. Eiser heeft in beroep en ter zitting gesteld dat uit telefonische navraag bij Agis is gebleken dat Agis in dit soort gevallen verweerders beslissing volgt en aanvragers bij een positieve beslissing van verweerder alsnog onder de collectieve verzekering kunnen worden gebracht, ongeacht de daarvoor geldende termijn. De rechtbank is van oordeel dat, wat er ook zij van deze tussen verweerder en Agis geldende overeenkomst, eiser op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c van de Awb steeds in de gelegenheid dient te worden gesteld zijn aanvraag te completeren, hetgeen verweerder heeft nagelaten. Verweerder heeft eiser dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
2.3.4. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, omdat het niet berust op een deugdelijke motivering en daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb is genomen.
2.3.5. Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient verweerder de door eiser betaalde griffierechten aan hem te vergoeden. De rechtbank zal verweerder op grond van artikel 8:75 van de Awb veroordelen in de proceskosten van eiser in beroep. De rechtbank begroot deze kosten op € 644,00 voor verleende rechtsbijstand in beroep. Aangezien ten behoeve van eiser in deze zaak een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuwe beslissing neemt op de bezwaren van eiser met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,00 (zeshonderd vierenveertig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan de griffier van de rechtbank;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 41,00 (eenenveertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Reichert, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. S.J.W.H. Potters, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2009.
De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen. De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
D: C
SB