ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ9286

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-4446 WMO
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woonvoorziening op basis van Wmo door gemeente Aalsmeer

In deze zaak heeft eiseres, een 68-jarige rolstoelgebonden vrouw, een aanvraag ingediend voor woonvoorzieningen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bij de gemeente Aalsmeer. De aanvraag, ingediend op 19 november 2007, omvatte een traplift, beugels in de natte cel, het bevestigen van een douchezitje en een afdak voor de scootmobiel. De gemeente heeft deze aanvraag op 27 februari 2008 afgewezen, met als reden dat eiseres niet was verhuisd naar de meest geschikte woning voor haar beperkingen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 13 oktober 2008, wat leidde tot het indienen van beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 9 juli 2009 behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door twee gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet voldoende had aangetoond dat er in de relevante periode meer geschikte woningen beschikbaar waren. De rechtbank stelde vast dat de afwijzing van de aanvraag niet deugdelijke motivering had en dat de gemeente niet had aangetoond dat de noodzaak voor de woonvoorziening het gevolg was van een verhuizing zonder aanleiding.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de gemeente binnen zes weken een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiseres, tot een bedrag van € 644,-, en het vergoeden van het griffierecht van € 39,-. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 juli 2009.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/4446 WMO
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. M.A. van Hoof,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer,
verweerder,
gemachtigden: [gemachtigde 1 verweerder] en [gemachtigde 2 verweerder].
1. Procesverloop
Op 19 november 2007 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een woningvoorziening ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Bij besluit van 27 februari 2008 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Bij besluit van 13 oktober 2008 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Nadat de rechtbank toepassing heeft gegeven aan artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de rechtbank de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2009. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigden.
2. Overwegingen
Van belang zijnde feiten en omstandigheden
2.1. Eiseres is een 68-jarige rolstoelgebonden vrouw. De echtgenoot van eiseres is ernstig ziek, hij lijdt aan de kwaadaardige ziekte van Kahler.
2.2. Op 18 november 2007 zijn eiseres en haar echtgenoot van de gemeente Amsterdam naar de gemeente Aalsmeer verhuisd.
2.3. Op 19 november 2007 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor woonvoorzieningen ingevolge de Wmo, te weten een traplift, beugels in de natte cel, het bevestigen van het aanwezige douchezitje en een afdak ten behoeve van het stallen van de scootmobiel.
2.4. Bij besluit van 27 februari 2008 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2.5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
Wettelijk kader
2.6. Ingevolge artikel 4.7., aanhef en onder a en b, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalsmeer 2008 (hierna: de Verordening) wordt de aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk geweigerd indien:
a. de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was, tenzij een termijn van 7 jaar is verstreken;
b. de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college.
Beoordeling
2.7. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen nog slechts de afwijzing van de aanvraag om een traplift in geschil is.
2.8. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder de aanvraag van eiseres om een traplift heeft afgewezen op grond van het bepaalde in artikel 4.7., aanhef en onder b, van de Verordening.
2.9. Gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) van 15 april 2009 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer LJN: BI1913) dient verweerder bij weigering van een woonvoorziening op grond van artikel 4.7., aanhef en onder b, van de Verordening aannemelijk te maken dat er in de periode van belang, te weten de periode dat eiseres de woning heeft geaccepteerd, méér geschikte woningen voorhanden waren.
2.10. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn redenering dat voornoemde uitspraak van de CRvB op het onderhavige geval niet van toepassing is, omdat dit een andere situatie betreft. De rechtbank overweegt in dit verband dat artikel 4.7., aanhef en onder b, van de Verordening geen onderscheid maakt tussen een verhuizing van de ene gemeente naar de andere gemeente of een verhuizing binnen een gemeente. Ook de toelichting op voornoemd artikel bevat geen aanknopingspunten voor deze redenering. In de toelichting staat dat verweerder, in verband met deze weigeringsgrond, zicht dient te hebben op de aangepaste of makkelijk aan te passen woningvoorraad, zodat gemotiveerd kan worden dat iemand niet is verhuisd naar de voor zijn situatie meest geschikte woning.
2.11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet enige indicatie heeft gegeven dat er in de periode van belang méér geschikte woningen voorhanden waren in de gemeente Aalsmeer. Daarbij komt dat ter zitting is gebleken dat eiseres op grond van haar medische urgentie pas maanden later een woning is aangeboden, die zich bovendien niet in Aalsmeer zelf, maar in Kudelstaart bevond.
2.12. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder de aanvraag niet kunnen afwijzen op grond van artikel 4.7.aanhef en onder b, van de Verordening. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit een deugdelijke motivering ontbeert.
2.13. Voor zover verweerder van mening is dat de aanvraag ook geweigerd zou kunnen worden op grond van onderdeel a van artikel 4.7. van de Verordening overweegt de rechtbank dat daarvoor dient vast te staan dat de noodzaak tot het treffen van een voorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van de belemmeringen van eiseres bij het normale gebruik van de woning in Amsterdam geen aanleiding bestond. Nu eiseres heeft gesteld dat zij in Amsterdam niet zelfstandig de woning kon verlaten, kan verweerder er niet zonder meer vanuit gaan dat voor een verhuizing geen aanleiding bestond.
Mocht blijken dat op grond van de belemmeringen van eiseres bij het normale gebruik van de woning in Amsterdam geen aanleiding voor de verhuizing bestond, dan dient verweerder na te gaan of er een andere belangrijke reden voor de verhuizing bestond. Bij de beantwoording van die vraag dient verweerder alle omstandigheden die eiseres in dat verband heeft aangevoerd, te betrekken.
Conclusie
2.14. Gelet op het bovenstaande zal het bestreden besluit wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Awb worden vernietigd. Het beroep wordt gegrond verklaard. Verweerder dient, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen.
2.15. De rechtbank ziet, gelet op het vorengaande, aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van verleende rechtsbijstand aan eiseres, begroot op € 644,-. Daarnaast dient het betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,- door verweerder te worden vergoed.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit neemt op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,- (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro) te betalen door de gemeente Aalsmeer aan de griffier;
- bepaalt dat de gemeente Aalsmeer aan eiseres het door haar betaalde griffierecht, ad € 39,- (zegge: negenendertig euro), vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.E. Mildner, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. Seijsener, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2009.
de griffier, de rechter,
Rechtsmiddel
Belanghebbenden en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken na verzending van de uitspraak.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB