ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ9979

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
409406 - HA ZA 08-2778
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting van dekking op basis van alcoholgebruik in ongevallenverzekering

In deze zaak vorderden de erfgenamen van de heer [K] een verklaring voor recht en veroordeling van Delta Lloyd tot uitkering onder een ongevallenverzekering. De heer [K] was op 15 oktober 2006 van de trap gevallen en overleed de volgende dag aan de gevolgen van zijn verwondingen. Delta Lloyd weigerde dekking onder de verzekering, omdat de polisvoorwaarden uitsluitingen bevatten voor ongevallen die plaatsvinden terwijl de verzekerde onder invloed van alcohol verkeert. De rechtbank oordeelde dat de erfgenamen de bewijslast hadden om aan te tonen dat de uitsluiting niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de heer [K] ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol verkeerde, wat werd ondersteund door medische informatie en getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat de uitsluitingsclausule niet onredelijk bezwarend was en in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid. De vorderingen van de erfgenamen werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van Delta Lloyd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 409406 / HA ZA 08-2778
Vonnis van 19 augustus 2009
in de zaak van
1. [A],
wonende te --,
2. [B],
wonende te --,
3. [C],
wonende te --,
4. [D],
wonende te --,
5. [E],
wonende te --,
6. [F],
wonende te --,
7. [G],
wonende te --,
8. [H],
wonende te --,
9. [I],
wonende te --,
10. [J],
wonende te --,
eisers,
advocaat mr. K.A.M. Akkermans,
tegen
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. H. Lebbing.
Partijen zullen hierna de Erven en Delta Lloyd genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 december 2008 waarin ambtshalve een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 maart 2009 met de daarin genoemde processtukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Erven zijn erfgenamen, aangewezen bij testament, van wijlen de heer [K] (hierna: de heer [K]). Laatstgenoemde is op 16 oktober 2006 overleden.
2.2. De heer [K] heeft per 1 juli 1999 via Aevitae B.V. (hierna: Aevitae) een Ongevallen Overlijdensverzekering (hierna: de ongevallenverzekering) afgesloten bij Delta Lloyd. Het verzekerd bedrag onder de ongevallenverzekering is EUR 45.378,00. Op de ongevallenverzekering zijn de Voorwaarden Ongevallen Overlijdensverzekering Plan modelnummer OP 96 (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing. Deze voorwaarden zijn door Aevitae als gevolmachtigd agent van Delta Lloyd opgesteld.
2.3. In de polisvoorwaarden is onder meer bepaald:
“De maatschappij zal het in het aanhangsel vermelde verzekerde bedrag uitkeren […], na ontvangst van het bewijs, binnen de termijn van 365 dagen na de overlijdensdatum van de verzekerde, dat
I) generlei uitsluitingen van toepassing zijn en
II) dat de verzekerde enkel en alleen is komen te overlijden als gevolg van en binnen 365 dagen na het oplopen van lichamelijk letsel door een ongeval, dat
III) plaatsvond ten tijde van de geldigheid van de polis en
IV) is veroorzaakt door een plotselinge, onvrijwillige inwerking van buiten af op het lichaam van de verzekerde,
V) waardoor geneeskundige vast te stellen lichamelijk letsel ontstaat.”
en
“Uitsluitingen; Van deze verzekering zijn uitgesloten ongevallen de verzekerde overkomen:
[…]
b) terwijl de verzekerde onder invloed verkeert van alcohol of enig ander verdovend middel, niet voorgeschreven door een bevoegde arts […].”
2.4. Op 15 oktober 2006 is de heer [K] in zijn woning in Harderwijk van de trap gevallen. De heer [K] is door ambulancepersoneel, dat toegang tot de woning had gekregen met behulp van de brandweer, meegenomen naar Ziekenhuis St Jansdal te Harderwijk. Op 16 oktober 2006 is de heer [K] in het ziekenhuis overleden aan ernstig hersenletsel.
2.5. Op het rittenformulier van de ambulance staat onder meer vermeld:
“Past medical history
Alcohol Abusis”
en
“Toelichting op anamnese en lichamelijk onderzoek
Onder invloed van alcohol v/d trap gevallen. Geeft niet aan waar hij pijn heeft. Iets bloedverlies van wondje achterhoofd. ABC stabiel.”
2.6. Spoedarts dr. [L] heeft in zijn brief van 15 oktober 2006 aan de huisarts van [K], dr. [M] (hierna: de huisarts), geschreven:
“Op 15-10-2006 zag ik om ca. 23:03 uur patiënt [K] op de afdeling S.E.H.
[…]
Hetero anamnese: Buren hoorde bonk. Zijn gaan kijken vonden pt onderaan trap niet aanspreekbaar. Snel bij, hoofdwondje, totaal beschonken. Bij ambulance zeer obstinaat, geplankt meegenomen. Conversatie niet mogelijk.”
2.7. In een specialistenbericht van 10 november 2006 aan de huisarts heeft dr. [N], chirurg, geschreven:
“Anamnese: patient werd ter observatie opgenomen in verband met een trauma capitis nadat hij onder invloed van alcohol van de trap was gevallen.”
2.8. In antwoord op een brief van de heer [F] (één van de Erven) heeft chirurg [N] bij brief van 31 januari 2008 het hiervoor geciteerde specialistenbericht als volgt toegelicht:
“Het onder invloed van alcohol verkeren is dus vastgesteld op basis van de combinatie van een alcohollucht met het gedrag passend bij overmatig alcoholgebruik wat de ambulanceverpleegkundige ertoe brengt de situatie als totaal beschonken te beschrijven.
Er is geen alcoholconcentratie in het bloed bepaald.”
2.9. Bij brief van 6 november 2006 heeft Aevitae het overlijden van de heer [K] gemeld bij Delta Lloyd. Bij brief van 3 april 2007 heeft Delta Lloyd, middels Aevitae, de aanspraak van de Erven op het verzekerde kapitaal met een beroep op de uitsluiting onder b) van de polisvoorwaarden afgewezen (zoals hiervoor onder 2.3 geciteerd).
2.10. Mr. C. Bijl, een kantoorgenoot van de advocaat van de Erven in deze procedure, heeft in een brief van 23 april 2008 aan de heer [O], leidinggevende van de ambulanceverpleegkundige [P], geschreven:
“Naar aanleiding van mijn brieven van 18 maart en 7 april jl. heb ik in uw bijzijn (als leidinggevende) een gesprek gehad met de ambulanceverpleegkundige de heer [P].
De verpleegkundige vertelde mij dat hij op 15 oktober 2006 samen met de ambulancechauffeur is gereden naar het adres […] na een oproep via 112. Hij is ook degene die het rittenformulier betreffende ritnummer […] heeft ingevuld.
[…]
U vertelde mij dat u van de buren, althans van omstanders, en van een familielid die later arriveerde, informatie heeft ontvangen waaruit kon worden afgeleid dat de heer [K] bekend stond als een “innemer”. Op grond van deze informatie heeft u bij wijze van heteroanamnese in het rittenformulier onder “past medical history” de omschrijving “alcohol abusis” ingevuld.
Nadat u toegang had gekregen tot de woning […], hebt u getracht hulp te verlenen aan de heer [K]. Deze lag op zijn rug in de hal achter de voordeur onderaan de trap en kon niet overeind komen.
De heer [K] gedroeg zich opstandig, vertelde dat hem niets mankeerde en wilde dat de hulpverleners zouden weggaan.
Aan de heer [K] heeft u niet gevraagd of hij had gedronken, of hij een regelmatig gebruiker was van alcohol en/of het gebruik van alcohol de oorzaak is geweest dat hij van de trap is gevallen. Ook de heer [K] heeft daarover niets gezegd. Wel heeft u bij de heer [K] een alcohollucht geroken.
Vanwege de waargenomen alcohollucht en het opstandige gedrag van de heer [K] heeft u de conclusie getrokken dat deze onder invloed van alcohol van de trap was gevallen.[…]”
2.11. De boedel van de heer [K] is geheel onder de erfgenamen verdeeld, met uitzondering van het boedelbestanddeel waar het in deze zaak over gaat.
3. De vordering van de Erven
3.1. De Erven vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I primair
een verklaring voor recht dat het in de Polisvoorwaarden Ongevallen Overlijdensverzekering Plan modelnummer OP 96 opgenomen beding, waaruit volgt dat de Erven dienen te bewijzen dat generlei uitsluiting, in het bijzonder de uitsluiting onder b, van toepassing is, in strijd is met de wet, en op grond daarvan het betreffende beding in de Polisvoorwaarden Ongevallen Overlijdensverzekering Plan modelnummer OP 96 te vernietigen zodat op Delta Lloyd de bewijslast rust van haar stelling dat de heer [K] ten tijde van het ongeval onder invloed was van alcohol, conform de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv);
subsidiair
een verklaring voor recht dat het beding in de Polisvoorwaarden Ongevallen Overlijdensverzekering Plan model nummer OP 96, waaruit volgt dat de Erven dienen te bewijzen dat de heer [K] ten tijde van het ongeval niet onder invloed was van alcohol onredelijk bezwarend is, en op grond daarvan het betreffende beding in de Polisvoorwaarden Ongevallen Overlijdensverzekering Plan model nummer OP 96 te vernietigen zodat op Delta Lloyd de bewijslast rust van haar stelling dat de heer [K] ten tijde van het ongeval onder invloed was van alcohol, conform de hoofdregel van artikel 150 Rv;
II veroordeling van Delta Lloyd tot betaling aan de Erven van EUR 51.250,02 althans een bedrag zoals de rechtbank in goede jusitie zal vernemen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over het bedrag van EUR 47.166,00 vanaf 1 oktober 2008 althans vanaf 2 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
III met veroordeling van Delta Lloyd in de kosten van deze procedure.
3.2. De Erven leggen aan hun vordering ten grondslag dat Delta Lloyd in gebreke is in de nakoming van haar uitkeringsverplichting op grond van de ongevallenverzekering.
3.3. De Erven betwisten dat bewezen is dat de heer [K] ten tijde van het ongeval onder invloed was van alcohol. Deze aanname is enkel gebaseerd op de constatering van een alchollucht door de ambulanceverpleegkundige, die door de spoedarts en de overige behandelaars is overgenomen. Uit het verslaggesprek met de ambulanceverpleegkundige volgt dat deze niet heeft gevraagd aan de heer [K] of hij had gedronken. Ook in het ziekenhuis is dit niet gevraagd en is de heer [K] niet getest op alcohol in zijn bloed. Het verwarde, opstandige gedrag dat de heer [K] vertoonde kan volgens de Erven ook zijn veroorzaakt door het hersenletsel. De enkele constatering van een alchollucht en het obstinaat gedrag bewijzen volgens de Erven niet dat de heer [K] ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol was.
3.4. Ten aanzien van de bewijslastverdeling voeren de Erven aan dat de polisvoorwaarden strijdig zijn met het bepaalde in artikel 150 Rv en derhalve dient te worden teruggevallen op de hoofdregel van voornoemd artikel. Nu Delta Lloyd een beroep doet op een uitsluitingsgrond, rust op haar de bewijslast, aldus de Erven. Subsidiair stellen de Erven dat, indien de polisvoorwaarden niet in strijd zijn met artikel 150 Rv, deze dienen te worden gekwalificeerd als een bewijsovereenkomst ex artikel 153 Rv. Op grond van artikel 6:236 onder k BW althans artikel 6:233 BW is dit beding onredelijk bezwarend nu het de uit de wet voortvloeiende verdeling van de bewijslast ten nadele van de wederpartij wijzigt terwijl de voorwaarden eenzijdig zijn opgesteld en de heer [K] nooit is gewezen op de gevolgen van een dergelijk beding in de polisvoorwaarden. De Erven worden op deze manier met een onmogelijke bewijsopdracht geconfronteerd en ernstig in hun positie benadeeld. De Erven beroepen zich dan ook op vernietiging van het beding. Tot slot voeren de Erven aan dat het beding onredelijk bezwarend is omdat het begrip “onder invloed van alcohol” niet objectief kan worden bepaald. Deze lacune in de polisvoorwaarden dient op grond van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 BW voor rekening van Delta Lloyd, als gebruiker van de polisvoorwaarden, te komen.
4. Het verweer van Delta Lloyd
4.1. Delta Lloyd wijst dekking onder de ongevallenverzekering van de hand met een beroep op de polisvoorwaarden. In deze voorwaarden is bepaald dat er uitkering plaatsvindt na ontvangst van het bewijs dat generlei uitsluitingen van toepassing zijn. Delta Lloyd is van oordeel dat, gelet op de medische informatie, de uitsluiting genoemd onder b, inhoudende dat van de verzekering zijn uitgesloten ongevallen die de verzekerde overkomen terwijl hij onder invloed verkeert van alcohol of enig ander verdovend middel, in het onderhavige geval van toepassing is. Delta Lloyd voert aan dat de in de polisvoorwaarden opgenomen uitsluiting is ingegeven door het gegeven dat met het nuttigen van alcohol een verzekerde zichzelf (vrijwillig) in de situatie brengt waarin zijn stemmingen, remmingen en controle over zijn gedrag en handelen worden beïnvloed. Dit betekent dat er een grotere kans is op een ongeval. Er is volgens Delta Lloyd afdoende vastgesteld dat de heer [K] ten tijde van het ongeval verkeerde onder invloed van alcohol. In ieder geval rust op de Erven de bewijslast van de stelling dat deze uitsluiting niet van toepassing is. Dit bewijs is thans niet geleverd.
4.2. De uitsluiting in de polisvoorwaarden betreft een primaire dekkingsomschrijving, aldus Delta Lloyd. Onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad voert Delta Lloyd aan dat zij als verzekeraar vrij is om de grenzen aan te geven waarbinnen zij bereid is dekking te verlenen onder de verzekering. Nu uit de feiten blijkt dat de heer [K] ten tijde van het ongeval verkeerde onder invloed van alchol, voldeed hij niet aan de dekkingsomschrijving en hoeft Delta Lloyd ook geen dekking te verlenen. Het beroep van een verzekeraar op de primaire dekkingsomschrijving kan niet worden afgeweerd met de stelling dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.3. Subsidiair voert Delta Lloyd aan dat de uitsluitingsclausule dient te worden gekwalificeerd als een kernbeding waarop de afdeling 6.5.3 BW niet van toepassing is.
4.4. Meer subsidiair stelt Delta Lloyd zich op het standpunt dat de bewijsclausule in overeenstemming is met de hoofdregel van artikel 150 Rv en de situaties van artikel 6:236 aanhef en onder k BW zich in deze zaak niet voordoen. In de polisvoorwaarden wordt niet de bevoegdheid van de Erven om bewijs te leveren uitgesloten of beperkt. De Erven dienen volgens Delta Lloyd te stellen en zonodig te bewijzen dat zich een ongeval heeft voorgedaan terwijl de verzekerde niet onder invloed van alcohol verkeerde en zich aldus het risico heeft verwezenlijkt waartegen de verzekering dekking biedt. Indien de clausule wel als bewijsovereenkomst kan worden gekwalificeerd en Delta Lloyd zou moeten bewijzen dat de heer [K] onder invloed van alcohol verkeerde, dan komt zij in een onmogelijke bewijspositie. Delta Lloyd wijst erop dat de polisvoorwaarden van de onderhavige verzekering geen mogelijkheid voor haar bieden om sectie te verrichten, zoals andere ongevallenverzekeringen wel plegen te bepalen. Deze verzekering is aldus opgezet dat niet binnen korte termijn het overlijden dient te worden gemeld zodat de verzekeraar sectie kan doen op het lichaam. Hierdoor is Delta Lloyd wel afhankelijk van de ontvangst van bewijsstukken zoals onder andere de medische informatie die achteraf aan haar medisch adviseur wordt verstrekt. De aanspraak tot uitkering is dan ook pas aanwezig na ontvangst van het bewijs dat de uitsluiting niet van toepassing is.
4.5. Tot slot voert Delta Lloyd aan dat het feit dat niet over de polisvoorwaarden is onderhandeld en de stelling van de Erven dat zij in een onmogelijke bewijspositie worden gebracht niet meebrengen dat de clausule buiten toepassing moet worden verklaard.
4.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. De Erven vorderen - kort samengevat - uitkering op grond van de ongevallenverzekering van Delta Lloyd. Laatstgenoemde weigert dekking onder de verzekering en beroept zich in dat kader op de in de polisvoorwaarden opgenomen uitsluitingsclausule inhoudende dat van de verzekering zijn uitgesloten ongevallen die de verzekerde overkomen terwijl hij onder invloed van alcohol is en waarvan de Erven dienen te bewijzen dat deze niet van toepassing is. Partijen verschillen van mening over deze uitsluitingsclausule alsook over de in de polisvoorwaarden opgenomen verplichting van de Erven om bewijs te leveren dat de uitsluitingen die zijn genoemd in de polisvoorwaarden niet van toepassing zijn. Deze laatste clausule (hierna: de bewijsclausule) dient te worden onderscheiden van de uitsluitings- of alcoholclausule.
5.2. De rechtbank volgt Delta Lloyd in haar stelling dat de uitsluitingsclausule de primaire dekkingsomschrijving van de ongevallenverzekering betreft. In de eerste alinea van de polisvoorwaarden heeft Delta Lloyd althans haar gevolmachtigd agent Aevitae de grenzen omschreven waarbinnen zij bereid is dekking te verlenen, zoals hiervoor in 2.3 is geciteerd. De onderhavige verzekering geeft dekking, zo begrijpt de rechtbank, voor tijdens de geldigheid van de verzekering overlijden van de verzekerde als gevolg van geneeskundig vast te stellen letsel dat is veroorzaakt door een plotselinge, onvrijwillige inwerking van buitenaf op het lichaam van de verzekerde en waarop geen uitsluitingen van toepassing zijn. In deze primaire omschrijving van de dekking heeft Delta Lloyd ongevallen die plaatsvinden onder bepaalde omstandigheden, waaronder het onder invloed zijn van alcohol, uitgesloten. Hiermee heeft Delta Lloyd de grenzen omschreven waarbinnen zij bereid was dekking te verlenen. [K] had de verzekeringsovereenkomst zo ook moeten en kunnen opvatten.
5.3. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv dienen de Erven, die uitkering van Delta Lloyd vorderen, te stellen en te bewijzen dat het risico waartegen de verzekering in beginsel dekking biedt, zich heeft verwezenlijkt. De bewijsclausule is hiermee in overeenstemming. Partijen zijn derhalve geen van de hoofdregel afwijkende bewijsverdeling overeengekomen. De stellingen van de Erven ten aanzien van de onredelijk bezwarendheid van de bewijsclausule behoeven dan ook, nu de hoofdregel van artikel 150 Rv wordt toegepast, geen nadere bespreking meer.
5.4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat op de Erven de bewijslast en tevens het bewijsrisico rust van de stelling dat de heer [K] ten tijde van het ongeval niet onder invloed was van alcohol, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit zoals artikel 150 lid 2 Rv voorschrijft, hetgeen hierna zal worden besproken. Mocht dit het geval zijn, dan zou tevens sprake zijn van onredelijk bezwarendheid van de bewijsovereenkomst in de zin van artikel 6:233 BW nu deze bepaling een uitvloeisel is van de algemene regels omtrent redelijkheid en billijkheid bij de nakoming van overeenkomsten.
5.5. De Erven stellen ten aanzien van de alcoholclausule dat deze onredelijk bezwarend is nu het begrip “onder invloed van alcohol” niet objectief kan worden bepaald aangezien dit per persoon verschilt. Dit houdt volgens de Erven in dat zij een gedrag zouden moeten bewijzen terwijl de betrokken persoon overleden is, hetgeen hen in een onmogelijke bewijspositie brengt. Deze uitsluitingsclausule is onredelijk bezwarend en dient deswege te worden vernietigd en de lacune in de polisvoorwaarden wegens het gebrek aan een objectief vast te stellen norm dient volgens de Erven tevens op grond van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 BW voor rekening van Delta Lloyd te komen.
5.6. Delta Lloyd voert aan dat de alcoholclausule duidelijk en begrijpelijk is; wanneer iemand alcohol heeft gedronken, is hij of zij onder invloed van alcohol. Delta Lloyd voegt daaraan toe dat zij deze norm niet zo streng toepast, maar dat het hier gaat om een helder voorbeeld van onder invloed verkeren.
5.7. De alcoholclausule maakt deel uit van de primaire dekkingsomschrijving en betreft derhalve een kernbeding, althans voorzover het beding duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd. De rechtbank is van oordeel dat het beding niet volledig duidelijk is aangezien de gebruikte termen voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Derhalve is de alcoholclausule is op grond van artikel 6:233 sub b BW vernietigbaar indien deze, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarde tot stand is gekomen, de wederzijdse kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval onredelijk bezwarend is voor de verzekerde.
5.8. De aard van de onderhavige overeenkomst betreft, kort gezegd, verzekering bieden in geval van overlijden als gevolg van een ongeval. Het belang van de verzekeraar bij de onderhavige clausule is dat zij geen dekking wenst te bieden in het geval er alcohol in het spel is, met welke uitsluiting zij ook rekening heeft gehouden bij het vaststellen van de hoogte van de premie. De verzekerde althans de Erven hebben er belang bij dat zij begrijpen wat de norm “onder invloed van alchohol” behelst.
5.9. Om te kunnen beoordelen of de Erven de norm hebben kunnen begrijpen, dient deze norm te worden uitgelegd. De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de door Delta Lloyd geschetste achtergrond van de bepaling, de norm “onder invloed van alcohol” inhoudt dat de toestand is ingetreden waarin de stemmingen, remmingen en controle over het gedrag en het handelen van de verzekerde worden beïnvloed. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol een dergelijke invloed heeft op het gedrag en handelen van mensen. Eveneens van algemene bekendheid is, dat er van zodanige invloed geen sprake is bij een enkele alcoholconsumptie. In zoverre volgt de rechtbank niet het betoog van Delta Lloyd dat elke alcoholconsumptie leidt tot mogelijke toepassing van de uitsluiting. Voorgaande houdt in dat sprake is van een enigszins objectiveerbare norm, die begrijpelijk is voor de verzekerde althans voor de Erven. Nu de term niet volledig duidelijk is, heeft de rechtbank overeenkomstig de contra proferentem-regel van artikel 6:238 lid 2 BW de bepaling in het voordeel van de verzekerde uitgelegd.
5.10. De rechtbank is gelet op de aard van de overeenkomst en de belangen van beide partijen van oordeel dat de alcoholclausule niet onredelijk bezwarend is.
5.11. Ten aanzien van het beroep van de Erven op artikel 6:248 BW worden de rechtsgronden in zoverre aangevuld dat de rechtbank begrijpt dat de Erven betogen dat de alcoholclausule gelet op de onduidelijke en ondefinieerbare bewoordingen en de onmogelijke bewijspositie buiten toepassing dient te worden gelaten. Ten aanzien van de stellingen van de Erven dat in de woorden van de clausule geen duidelijke norm is opgenomen, verwijst de rechtbank naar het hiervoor onder 5.9 overwogene. De norm in de alcoholclausule is aldus uitgelegd dat sprake is van voldoende objectiveerbaar gedrag. Dit gedrag is, in tegenstelling tot hetgeen de Erven betogen, ook te bewijzen, zodat ook op die grond geen strijd is met de redelijkheid en billijkheid, bij welke vaststelling de rechtbank rekening houdt met de systematiek van deze specifieke ongevallenverzekering. Bij de onderhavige verzekering is de systematiek gekozen waarin het overlijden niet meteen, zoals bij veel andere ongevallenverzekeringen het geval is, hoeft te worden gemeld. De Erven hebben hiervoor 365 dagen de tijd. Dit heeft als consequentie dat Delta Lloyd na het overlijden geen onderzoek kan en overigens ook niet mag verrichten op het lichaam. De Erven daarentegen waren wel in de positie om te bewijzen dat de heer [K] geen dan wel een enkele alcoholconsumptie had gedronken.
5.12. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat met deze uitleg de norm voldoende objectiveerbaar is bepaald en dat aldus ook het bewijs te leveren is. De bepaling is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid en ook een omkering van de bewijslast op grond van artikel 150 lid 2 Rv is niet aan de orde. Dit betekent dat de Erven, gelet op de gemotiveerde betwisting door Delta Lloyd, gemotiveerd dienen te stellen en te bewijzen dat de heer [K] ten tijde van het ongeval niet onder invloed van alcohol verkeerde.
5.13. Vaststaat dat de heer [K] voor het ongeval alcohol had gedronken en dat de ambulanceverpleegkundige een alcoholadem heeft geroken. Eveneens staat vast dat de heer [K] zich na het ongeval zeer obstinaat gedroeg en geplankt in de ambulance is meegenomen. De spoedarts schrijft voorts in zijn brief aan de huisarts dat de heer [K] totaal beschonken was. Chirurg [N] gebruikt in de toelichting op het specialistenbericht termen als “overmatig alcoholgebruik” en “totaal beschonken”. Deze feiten en verklaringen leiden naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat de heer [K] ten tijde van het ongeval in de toestand was gekomen waarin de stemmingen, remmingen en controle over zijn gedrag en handelen door de alcohol werden beïnvloed.
5.14. De stelling van de Erven dat de artsen zouden zijn afgegaan op de constatering van de ambulanceverpleegkundige en dat laatstgenoemde niet heeft gevraagd aan de heer [K] of hij had gedronken, doet hier niet aan af. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat voornoemde artsen schrijven dat de heer [K] “totaal beschonken” was, indien daartoe geen aanleiding was. Gelet op het beroep van de artsen en de ambulanceverpleegkundige en het feit dat de constatering dat een patiënt onder invloed van alcohol is een rol kan spelen bij de medische behandeling hecht de rechtbank een groot belang aan deze verklaringen.
5.15. De stelling van de Erven dat het obstinate gedrag van de heer [K] tegenover het ambulancepersoneel ook kan zijn veroorzaakt door eventueel hersenletsel van de heer [K], wordt gepasseerd aangezien deze stelling niet (voldoende) gemotiveerd onderbouwd is, hetgeen wel op de weg van de Erven had gelegen
5.16. Het feit dat thans niet meer is te bepalen welk alcholpromillage in het bloed van de heer [K] was ten tijde dan wel na het ongeval, hetgeen een mogelijke (objectieve) aanwijzing had kunnen zijn voor de vraag of de heer [K] ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol was, komt voor rekening van de Erven op wie de bewijslast en het –risico rust.
5.17. In het licht van het vorenstaande hebben de Erven naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aan de op hen rustende stelplicht voldaan om te worden toegelaten tot nadere bewijslevering van de stelling dat de heer [K] ten tijde van het ongeval niet onder invloed van alcohol verkeerde. De door hen aangedragen stellingen zijn, gelet op het gemotiveerde verweer van Delta Lloyd en de thans voorhanden zijnde informatie, niet dan wel onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. De Erven zullen dan ook niet in de gelegenheid worden gesteld hun stellingen nader te bewijzen.
5.18. Op basis van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat de uitsluiting voor ongevallen terwijl verzekerde onder invloed van alcohol verkeerde onderdeel is van de primaire dekkingsomschrijving. De Erven hebben, nu vaststaat dat de heer [K] ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol verkeerde als bedoeld in de polisvoorwaarden, niet aangetoond dat sprake is van een evenement dat onder de verzekering is gedekt. Delta Lloyd heeft dan ook terecht dekking onder de verzekeringsovereenkomst geweigerd. De vordering van de Erven zal worden afgewezen.
5.19. De Erven zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta Lloyd worden begroot op:
- vast recht 1.130,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 2.918,00
5.20. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt de Erven in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op EUR 2.918,00,
6.3. veroordeelt de Erven in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op EUR 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak
6.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2009.?