vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 419479 / HA ZA 09-469
Vonnis van 30 september 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHIPHOL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.A.L.M. Willems,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHIPHOL APPROACH B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOMBURG MEDIA GROUP B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. F.M. Peters.
Partijen zullen hierna Schiphol, SA en Homburg worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk SA c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- dagvaarding van 10 juli 2008, aangebracht bij de rechtbank Haarlem;
- de akte overlegging producties tevens houdende akte tot vermeerdering van eis;
- incidentele conclusie strekkende tot onbevoegdheidsverklaring van de rechtbank Haarlem ex artikel 110 Rv, tevens houdende conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident;
- het vonnis in incident van 10 december 2008 van de rechtbank Haarlem, waarin de rechtbank Haarlem zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar deze rechtbank in de stand waarin die zich bevindt;
- het tussenvonnis van 25 februari 2009, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 mei 2009 met de daaraan gehechte producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De rechtsvoorgangers van Schiphol en SA hebben op 16 december 1997 een overeenkomst gesloten (hierna: de Concessieovereenkomst) betreffende de exploitatie van een zogenaamd Giant Screen op het terrein voor de aankomsthal op de luchthaven Schiphol.
2.2. De Concessieovereenkomst had een looptijd van 10 jaren en expireerde op 31 januari 2007.
2.3. In de Concessieovereenkomst is neergelegd dat partijen uiterlijk een jaar voor het verstrijken van de looptijd met elkaar in overleg treden over de mogelijkheden en voorwaarden van voortzetting van de overeenkomst en dat de overeenkomst eindigt met het verstrijken van de looptijd indien zij niet uiterlijk 3 maanden voor het verstrijken daarvan overeenstemming hebben bereikt.
2.4. Op grond van deze overeenkomst is SA gehouden 50% van de gerealiseerde winst voor belastingen af te dragen aan Schiphol.
2.5. Vanaf 1 oktober 2007 heeft SA deze verplichting niet meer voldaan.
2.6. Gedurende de looptijd van de Concessieovereenkomst is Homburg enig aandeelhoudster van SA geworden.
2.7. Geruime tijd voor het verstrijken van de looptijd heeft Schiphol laten weten geen belangstelling te hebben voor verlenging van de Concessieovereenkomst. Overleg tussen Schiphol en SA heeft niet geleid tot overeenstemming. Over de beëindiging van de Concessieovereenkomst is tussen partijen een geschil ontstaan.
2.8. Op 28 november 2007 hebben SA en Homburg een dagvaarding uitgebracht tegen Schiphol en twee natuurlijke personen, genaamd [A] en [B]. Tussen de betrokken partijen hebben daarop schikkingsonderhandelingen plaatsgevonden.
2.9. Op 12 december 2007 zond de toenmalige raadsman van Schiphol, mr. C. Drion, aan de raadsman van SA en Homburg, mr. F. Peters, een e-mailbericht, waarin
- voor zover van belang - het volgende is opgenomen.
Hierbij bevestig ik dat Schiphol Nederland BV bereid is om een bedrag van Euro 1.500.000,- te betalen aan Schiphol Approach BV in ruil voor het kosteloos overnemen en zelf verder exploiteren van het in werkende staat verkerende scherm, alsook van de overeenkomsten met adverteerders die nog doorlopen na 31 december 2007. De concessieovereenkomst zal per 31 december 2007 van rechtswege eindigen. Schiphol zal voorts de (redelijke) advocaatkosten van Schiphol Approach dragen voor de periode na het definitief vastlopen van de onderhandelingen/overleggen.
(…)
Wij bespraken dat wij het bovenstaande wederzijds per mail zouden bevestigen en een en ander dan in een vaststellingsovereenkomst zullen opnemen. Uitgangspunt van die vaststellingsovereenkomst zal natuurlijk zijn dat partijen elkaar (op voorwaarde van ontvangst van de genoemde betalingen) over en weer finale kwijting zullen verlenen ten aanzien van dit geschil. Er dient natuurlijk nog wel op normale wijze, zoals ook vastgesteld in de concessieovereenkomst, tussen partijen te worden afgewikkeld in termen van de relatie tot en met 31 december 2007.
2.10. Bij e-mailbericht van 13 december 2007 beantwoordde mr. J. Zee namens mr. F. Peters voorgaande email als volgt:
Cliënte is akkoord met de schikking, uiteraard met dien verstande dat de betaling vóór het einde van dit jaar ontvangen is. (…) Met betrekking tot de advocaatkosten bericht ik u morgen. Maakt u een opzetje voor de vaststellingsovereenkomst?
2.11. Bij e-mailbericht van 20 december 2007 heeft mr. F. Peters aan mr C. Drion het volgende bericht:
Gaarne zou ik morgen uw concept schikkingovereenkomst ontvangen. (…)
Voorts ontving cliënte een aanmaning van EDR incasso, ter zake van de opgeschorte termijnbetalingen aan Schiphol Nederland BV. Cliënte heeft betaling opgeschort, met het oog op haar vordering zoals die in de dagvaarding is toegelicht. Ik stel voor een en ander met elkaar te verrekenen, bij afwikkeling van de transactie voor het einde van het jaar. Graag ontvang ik uw bevestiging dat dat akkoord is, en dat EDR Incasso niet onnodig maatregelen gaat nemen.
2.12. Schiphol heeft hierop de incassomaatregelen gestaakt.
2.13. De door mr. C. Drion opgestelde definitieve versie van de vaststellingsovereenkomst is ondertekend op 27 december 2007 door SA en Homburg.
2.14. De vaststellingsovereenkomst is door Schiphol op 3 januari 2008 ondertekend.
2.15. Deze vaststellingsovereenkomst luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
Partijen nemen het volgende in aanmerking:
(…)
2. Tegen het einde van de Concessieovereenkomst is tussen SA en Homburg enerzijds (hierna ook tezamen en hoofdelijk te noemen “SA/Homburg”) en Schiphol anderzijds een geschil ontstaan over de vraag of en, zo ja, onder welke voorwaarden de Concessieovereenkomst zou dienen te worden verlengd (“Geschil”).
(…)
4. Tussen SA/Homburg en Schiphol (“Partijen”) en hun respectieve advocaten zijn vervolgens besprekingen gevoerd over een mogelijke minnelijke oplossing van het Geschil en Partijen zijn daarin geslaagd.
5. Partijen wensen derhalve een einde te maken aan het Geschil door middel van het sluiten van deze vaststellingsovereenkomst (“Overeenkomst”) (…).
Artikel 1
De partijen zijn in volledige overeenstemming en bindend ten opzicht van elkaar en [A] en [B] overeengekomen (1) dat Schiphol uiterlijk op 28 december 2007 of zoveel later als partijen gezamenlijk overeenkomen (“Betaaldatum”) aan Homburg een bedrag van Euro € 1.500.000,-- (zegge: anderhalf miljoen Euro), te vermeerderen met de daarover verschuldigde BTW ad Euro 285.000,-- zal betalen (“Betaling 1”), (2) dat Schiphol uiterlijk op Betaaldatum een bedrag van Euro 20.010,24 (inclusief kantoorkosten en (on) belaste verschotten) te vermeerderen met Euro 3.801,95 BTW over het salaris en belaste verschotten zal voldoen aan Homburg ter zake van de door de advocaten van Spigthoff van SA/Homburg in redelijkheid gemaakte kosten ter voorbereiding van de dagvaarding en het herstelexploit en de kosten gemoeid met het uitbrengen van beide, alsmede met de inschakeling van een procureur te Haarlem (“Betaling 2”), (3) dat SA/Homburg zo spoedig mogelijk na ontvangst van dit bedrag de door hen aanhangig gemaakte procedure bij de Rechtbank Haarlem tegen Schiphol, [A] en [B] zal royeren, (4) dat SA alle op Betaaldatum nog lopende overeenkomsten met adverteerders hierbij aan Schiphol overdraagt en volledig zal meewerken aan de effectuering van deze overdracht daar waar daartoe, naar het oordeel van Schipho,l contacten met en het verkrijgen van instemming door de adverteerders gewenst zouden zijn, (5) dat de Concessieovereenkomst per 31 december 2007 is geëindigd, (6) dat SA/Homburg volledig zullen meewerken aan de afwikkeling van de samenwerking tussen SA/Homburg en Schiphol, onder meer door daartoe de desbetreffende bepalingen in de Concessieovereenkomst in acht te nemen, (7) dat SA/Homburg het Giant Screen in afwijking van art. 16 van de Concessieovereenkomst niet zullen verwijderen en hierbij per Betaaldatum overdragen aan Schiphol onder de opschortende voorwaarde dat Betaling 1 en Betaling 2 zijn gedaan, (…)
(9) (…) Het totaalbedrag van Betaling 1 en Betaling 2, zijnde Euro 1.808.812,19, heeft betrekking op alle door SA en/of Homburg geleden schade, alsmede op alle mogelijke vorderingen van de zijde van SA en/of Homburg met betrekking tot de relatie met Schiphol, [A] en [B], voortvloeiende uit of samenhangende met de Concessieovereenkomst en het Geschil, alles zonder enige uitzondering en op welke rechtsgrond ook gebaseerd.
(…)
Artikel 3
SA en Homburg verlenen Schiphol, [A] en [B] hierbij tegenover ontvangst van Betaling 1 en Betaling 2 algehele en finale kwijting ter zake van al hetgeen zij met betrekking tot de Concessieovereenkomst, de beëindiging daarvan en het Geschil jegens Schiphol, [A] en [B] te vorderen zouden hebben, zonder enige uitzondering en om het even op welke rechtsgrond gebaseerd. Schiphol, [A] en [B] verlenen hierbij tezelfdertijd finale kwijting aan SA en Homburg terzake van al hetgeen zij met betrekking tot de Concessieovereenkomst, de beëindiging daarvan en het Geschil jegens SA en/of Homburg te vorderen zouden hebben, zonder enige uitzondering en om het even op welke rechtsgrond gebaseerd.
2.16. Op 3 januari 2008 vond betaling op grond van de vaststellingsovereenkomst door Schiphol plaats zonder verrekening met de door SA opgeschorte termijnbetalingen.
2.17. Op 11 januari 2008 heeft mr. C. Drion het volgende e-mailbericht aan mr. F. Peters gezonden:
In het kader van onze gesprekken over de vaststellingsovereenkomst en de afwikkeling van de concessieovereenkomst spraken wij een aantal malen over nog openstaande vorderingen van Schiphol. Wij hebben toen afgesproken dat we over het tot stand laten komen van de vaststellingsovereenkomst en de betaling daaronder niet wilden vertragen door discussies over die vorderingen, doch dat wij die zouden zien als vallende onder het afwikkelen van de concessieovereenkomst. Ik hoor nu dat door Schiphol contact is gezocht met [C] en dat deze zich op het standpunt stelt dat SA niets meer verschuldigd zou zijn door het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Zoudt u contact willen zoeken met [C] om deze kwestie recht te zetten?
2.18. SA en Homburg hebben gepersisteerd bij hun standpunt dat zij niets meer aan Schiphol verschuldigd zijn en heeft de facturen betreffende de eerder opgeschorte termijnbetalingen onbetaald gelaten.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Schiphol vordert –na vermeerdering van eis- om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
1. te verklaren voor recht dat SA en Homburg uit hoofde van de met Schiphol tot 1 januari 2008 bestaande concessieovereenkomst en de met Schiphol gesloten vaststellingsovereenkomst hoofdelijk, althans gezamenlijk gehouden zijn tot betaling van de uit hoofde van de concessieovereenkomst aan Schiphol verschuldigde concessievergoeding(en) en tot het overleggen aan Schiphol van een door de accountant van SA goedgekeurde jaarrekening van SA over het boekjaar 2007;
1a. Homburg te veroordelen tot betaling aan Schiphol van EUR 285.000 ter zake onverschuldigd betaalde BTW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van betaling, althans de datum van het in deze te wijzen vonnis;
2. SA c.s. te voordelen
I
tot betaling aan Schiphol van EUR 253.773,14 aan voorschotten op de concessievergoeding over de periode tot aan 1 januari 2008, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening onder toezending van een deugdelijk gespecificeerde factuur;
II
tot betaling aan Schiphol van EUR 42.637,22 ter zake buitengerechtelijke (incasso)kosten, althans een zodanig bedrag als uw rechtbank in goede justitie bepaalt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding;
3. SA c.s te veroordelen in de kosten van dit geding, de kosten van het gelegde beslag daaronder begrepen.
3.2. SA c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.3. Ter comparitie hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten ten aanzien van de bij vermeerdering van eis ingestelde vordering tot betaling van een bedrag van EUR 285.000,- terzake van onverschuldigd betaalde BTW (onderdeel 1a). Schiphol heeft dit deel van de vordering ingetrokken, zodat de rechtbank hierover geen beslissing meer zal nemen.
in reconventie
3.4. SA c.s. vordert om bij vonnis, uitvoer te verklaren bij voorraad
a. de door Schiphol ten laste van SA en Homburg gelegde beslagen op te heffen;
b. Schiphol te veroordelen tot vergoeding van de door SA en Homburg door die beslagen geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en
c. Schiphol te veroordelen tot vergoeding van de werkelijke proceskosten van dit geding in reconventie
3.5. Schiphol voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Partijen twisten over het antwoord op de vraag of Schiphol met de finale kwijting, zoals neergelegd in artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst, haar aanspraak op betaling van de termijnbedragen op grond van de Concessieovereenkomst heeft laten varen.
4.2. Schiphol stelt dat dit niet het geval is. SA had de facturen betreffende deze termijnbetalingen vanaf 1 oktober 2007 onbetaald gelaten, zich beroepende op opschorting in het kader van haar vordering op Schiphol, welke vordering onderwerp was van de aanhangige procedure. Het was de raadsman van SA die, in de correspondentie over de vaststellingsovereenkomst, de incassomaatregelen in verband met deze facturen ter sprake bracht en aanbood deze bedragen te verrekenen met het overeengekomen schikkingsbedrag.
Schiphol stelt dat de raadslieden, in verband met de tijdsdruk, telefonisch hebben afgesproken dat het overeengekomen schikkingsbedrag in zijn geheel zou worden betaald en dat de betaling van de facturen zou worden beschouwd als de afwikkeling van de concessieovereenkomst als bedoeld in artikel 1 onder (6) van de vaststellingsovereenkomst.
4.3. SA c.s. beroept zich op de tekst van artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst, waarin is vermeld dat tegenover de betalingen 1 en 2 finale kwijting staat. Zij wijst erop dat de kwijtingsbepaling zeer ruim is geformuleerd. Een vaststellingsovereenkomst heeft bovendien tot doel om duidelijkheid te scheppen in de onderlinge verhouding tussen partijen. Nu partijen zich hebben laten bijstaan door professionele rechtsbijstandverleners, is er reden temeer om uit te gaan van de letterlijke tekst van de overeenkomst. Dat voorafgaande aan het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst door de advocaat van SA c.s. nog is voorgesteld de termijnbedragen te verrekenen met de overeengekomen som, doet hieraan niet af nu Schiphol op dit voorstel niet is ingegaan en de vaststellingsovereenkomst met de ruime kwijtingsbepaling vervolgens heeft ondertekend. Kennelijk heeft Schiphol afstand gedaan van haar aanspraak op de termijnbetalingen.
4.4. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Voor het antwoord op de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over een weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Bovendien zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
4.5. In dat licht is van belang op te merken dat partijen beide professionele spelers in het veld zijn en dat zij bovendien werden bijgestaan door vakkundige rechtsbijstandverleners. Verder is van belang dat sprake is van een vaststellingsovereenkomst, die naar zijn aard bedoeld is om een einde te maken aan een geschil tussen partijen en eenduidig de rechtsverhouding van partijen tot elkaar te regelen. In zoverre ligt het in de rede om veel betekenis toe te kennen aan de letterlijke tekst van artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst.
4.6. Met SA c.s. is de rechtbank van oordeel dat deze bepaling zeer ruim geformuleerd is. Echter, om de precieze betekenis van dit artikel te duiden, dient dit te worden beoordeeld in de context waarin dit artikel moet worden gelezen, en in het licht van de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling.
4.7. De rechtbank overweegt in dat verband dat de vaststellingsovereenkomst strekt ter beslechting van een geschil dat tussen partijen is ontstaan over het al dan niet voortzetten van de Concessieovereenkomst na afloop van de looptijd van 10 jaar. Over de (uitvoering van de) Concessieovereenkomst zelf bestond tussen partijen geen geschil. Ook over de aanspraak die Schiphol maakte op de termijnbedragen tot 1 januari 2008 hebben partijen nooit getwist. SA heeft zich enkel op enig moment op opschorting beroepen in het kader van een gepretendeerde tegenvordering, die onderwerp was van de procedure van S.A. c.s. tegen Schiphol.
4.8. Partijen hebben vervolgens overeenstemming bereikt over de wijze waarop zij hun geschil met betrekking tot de beëindiging van de Concessieovereenkomst na 1 januari 2008 wilden beslechten. Deze overeenstemming zag op betaling van een vergoeding van EUR 1.500.000,-- vermeerderd met vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Op het moment dat partijen het over dit bedrag eens werden (e-mailbericht 13 december 2007), ging geen van beide partijen ervan uit dat in deze schikking begrepen was de betaling van de opgeschorte termijnbedragen. Immers, deze opgeschorte bedragen waren geen onderwerp van onderhandelingen geweest. Bovendien blijkt uit het e-mailbericht van 20 december 2007 dat Schiphol incassomaatregelen trof ten aanzien van deze bedragen en dat de raadsman van SA c.s. voorstelde om deze verschuldigde bedragen met de overeengekomen som te verrekenen.
4.9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft SA c.s. uit het enkele feit dat Schiphol de bij de vaststellingsovereenkomst overeengekomen som heeft voldaan, zonder verrekening met de termijnbedragen, niet kunnen afleiden dat de vaststellings¬over¬een¬komst in die zin stilzwijgend was gewijzigd, dat niet alleen een regeling was getroffen ten aanzien van het geschil met betrekking tot het niet voortzetten van de Concessieovereenkomst, maar dat daarin tevens de termijnbetalingen tót 1 januari 2008 zouden zijn begrepen. Immers, niet valt in te zien waarom Schiphol, zonder dat hierover ooit onderhandeld is en zonder dat SA c.s. daarom had verzocht, afstand zou doen van vorderingen waarover geen geschil bestond.
4.10. Voor zover SA c.s. stelt dat uit artikel 1.6 in samenhang met artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst blijkt dat Schiphol afstand heeft gedaan van haar vorderingen tot betaling van genoemde termijnbedragen, wordt deze stelling verworpen. Immers, een redelijke uitleg van deze bepaling brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat hiermee wordt benadrukt dat partijen nakoming over en weer van de Concessieovereenkomst beoogden voor zover het de resterende looptijd betrof, en derhalve ook nakoming van de opgeschorte termijnbetalingen.
4.11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, ondanks de ruime formulering van de kwijtingsbepaling, alles overwegende, redelijkerwijs aan deze bepaling niet de betekenis kan worden toegekend die SA c.s. voorstaat, namelijk dat Schiphol hiermee afstand heeft gedaan van haar aanspraak op de opgeschorte termijnbetalingen.
4.12. Hiermee ligt de verklaring voor recht als onder 1 gevorderd voor toewijzing gereed voor zover deze vordering ziet op SA. De rechtbank ziet aanleiding de verklaring voor recht in zoverre beperkter te formuleren, dat de bedoelde verbintenissen slechts voortvloeien uit de Concessieovereenkomst. Niet gebleken is dat de vaststellingsovereenkomst deze verbintenissen in het leven heeft geroepen.
4.13. Voor zover de vordering zich mede uitstrekt tot partij Homburg, heeft laatstgenoemde aangevoerd dat zij geen partij is geweest bij de Concessieovereenkomst. De enige reden dat Homburg partij was bij de vaststellingsovereenkomst, was gelegen in het feit dat zij - mede - als eiseres was opgetreden in de procedure. Volgens Homburg zou uit artikel 1.6 van de vaststellingsovereenkomst niet volgen dat nog enige gehoudenheid zou bestaan tot betaling of verrekening van een geldbedrag. Zou dat al het geval zijn dan kan de bepaling niet zo excessief worden uitgelegd dat op grond van die bepaling Homburg een bedrag verschuldigd zou zijn aan Schiphol. In het beste geval kan hierin gelezen worden dat Homburg toestaat dat SA betaalt, aldus Homburg.
4.14. Gelijk de rechtbank hiervoor onder 4.10 heeft overwogen, volgt uit artikel 1.6 van de vaststellingsovereenkomst dat partijen wat betreft de termijnbetalingen nakoming over en weer van de Concessieovereenkomst tot 1 januari 2008 beoogden. Een redelijke uitleg van de vaststellingsovereenkomst brengt mee dat ook na het sluiten daarvan de verplichtingen uit de Concessieovereenkomst blijven rusten op de partijen die bij laatstgenoemde overeenkomst betrokken waren.
Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – valt niet in te zien dat en waarom artikel 1.6 zo moet worden uitgelegd dat de bepalingen in de Concessie¬over¬eenkomst een wijziging hebben ondergaan, in die zin dat Homburg, die geen partij was bij de Concessieovereenkomst, zich thans hoofdelijk zou hebben verbonden voor de daaruit voor SA voortvloeiende verplichtingen.
De vorderingen (1 tot en met 3) voor zover deze gericht zijn tegen Homburg moeten dan ook worden afgewezen.
4.15. Het gevorderde onder 2 sub I voor zover gericht tegen SA is, afgezien van het beroep op kwijting, niet, althans onvoldoende betwist. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum vermeld.
4.16. De onder 2 sub II gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn wel weersproken. Schiphol heeft daartoe gesteld dat zij ter invordering van haar vorderingen buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt bestaande uit de kosten voor het incassobureau ad EUR 4.571,25 en uit de kosten van haar advocaat, te begroten op EUR 38.065,97, zijnde in totaal EUR 42.637,22. Ter staving van deze vordering heeft Schiphol een factuur van EDR incasso overgelegd van 18 januari 2008 voor een bedrag van EUR 4.571,25 (productie 16).
4.17. SA heeft betwist dat zij gehouden is deze kosten te vergoeden en stelt daartoe dat zij ten tijde van de incassomaatregelen niet in verzuim was, nu zij zich met recht op opschorting beriep. Schiphol heeft dit opschortingsrecht nimmer betwist. De kosten van de niettemin opgedragen incassomaatregelen dienen volgens SA dan ook voor rekening van Schiphol te blijven. Bovendien heeft Schiphol haar kosten niet gespecificeerd en heeft zij evenmin gesteld dat het kosten betreft waarop de artikelen 56 en 57 Rv (de rechtbank begrijpt: de artikelen 237 tot en met 240 Rv) geen betrekking hebben. Meest subsidiair heeft SA aangevoerd dat hooguit een vergoeding conform het rapport Voorwerk II kan worden toegewezen.
4.18. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Uit de door Schiphol gestelde feiten blijkt dat reeds voor het sluiten van de vaststellingsovereenkomst opdracht was gegeven tot het nemen van incassomaatregelen. Die incassomaatregelen zijn in overleg met de advocaat van SA c.s. in december 2007 gestaakt. Vervolgens is door de advocaat van Schiphol in januari 2008 weer contact gezocht met de advocaat van SA c.s. en getracht de kwestie recht te zetten. In februari en maart 2008 is diverse malen gerappelleerd en gecorrespondeerd met de advocaat van SA c.s., zo blijkt uit de gestelde feiten bij dagvaarding. Deze feitelijke gang van zaken is door SA c.s. niet weersproken.
4.19. Voor zover SA zich erop beroept dat zij niet in verzuim was en derhalve de kosten van incassomaatregelen voor rekening van Schiphol dienen te blijven, kan dit slechts betrekking hebben op de periode tot het sluiten van de vaststellings¬overeen¬komst, althans tot het moment waarop Schiphol haar verplichtingen uit die vaststellingsovereenkomst nakwam, te weten 3 januari 2008. De door Schiphol na die datum gemaakte kosten ter incasso van de thans toegewezen vordering komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking.
4.20. Door Schiphol is niet aangetoond en ook heeft zij niet verzocht in de gelegenheid te worden gesteld aan te tonen, dat de daadwerkelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten hoger zijn dat het forfaitaire bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief in eerste aanleg. De rechtbank zal deze kosten tot dat bedrag matigen.
4.21. De wettelijke rente over het onder 2 sub I gevorderde bedrag van de dag der dagvaarding, zal als niet weersproken worden toegewezen.
Voor zover tevens wettelijke rente is gevorderd over de buitengerechtelijke kosten, zal deze vordering worden afgewezen nu niet gesteld of gebleken is dat en wanneer deze kosten daadwerkelijk zijn voldaan.
4.22. SA zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, de kosten van het gelegde beslag daaronder begrepen, deze laatste voor zover betrekking hebbend op SA De kosten aan de zijde van Schiphol worden begroot op:
dagvaarding EUR 85,44
vast recht EUR 4.839,00
salaris advocaat EUR 4.000,00 (2 punten × tarief VI)
kosten beslag:
verzoekschrift EUR 2.000,00 (1 punt x tarief VI)
vast recht EUR 99,00
verschotten EUR 211,28
------------------------------------------------
Totaal EUR 11.234,72
4.23. Nu de vorderingen tegen Homburg alle worden afgewezen zal Schiphol worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Homburg heeft zich op het standpunt gesteld dat hier een veroordeling in de reële proceskosten op haar plaats zou zijn, nu in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat partijen niet meer op de daarin gemaakte afspraken zouden terugkomen. Nu Schiphol in strijd met de gemaakte afspraken Homburg toch in rechte heeft betrokken zou een reële proceskosten¬ver¬oor¬deling gerechtvaardigd, aldus Homburg.
4.24. De rechtbank volgt Homburg hierin niet, reeds omdat niet is gebleken dat Schiphol is teruggekomen op afspraken die zijn gemaakt in de vaststellingsovereenkomst. Partijen hebben slechts getwist over de reikwijdte van de vaststellingsovereenkomst. Bovendien verzuimt Homburg te stellen wat de daadwerkelijk door haar gemaakte kosten zijn geweest, zodat de vordering om Schiphol te veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte kosten te onbepaald is.
De rechtbank zal derhalve een forfaitaire proceskostenveroordeling uitspreken, waarbij zij bovendien aanleiding ziet het aantal toe te kennen punten te halveren, in verband met het feit dat beide gedaagden zijn bijgestaan door een en dezelfde advocaat. Er is tenminste van enige overlap in de verrichte werkzaamheden sprake geweest.
4.25. De kosten aan de zijde van Homburg worden begroot op:
vast recht EUR 4.938,00
salaris advocaat EUR 2.000,00 (2 punten × 0,5 x tarief VI)
--------------------------------------------------
Totaal EUR 6.938,00
in reconventie
4.26. SA c.s. heeft in reconventie gevorderd dat de door Schiphol ten laste van SA en Homburg gelegde beslagen worden opgeheven. Nu de vorderingen in reconventie tegen SA zijn toegewezen en die tegen Homburg zijn afgewezen, is deze reconventionele vordering slechts toewijsbaar ten aanzien van de ten laste van Homburg gelegde beslagen. Voor zover de vordering strekt tot opheffing van het beslag ten laste van SA zal deze worden afgewezen.
4.27. Nu de vordering ten aanzien van het ten laste van SA gelegde beslag zal worden afgewezen, zal dit lot ook de overige vorderingen treffen voor zover betrekking hebbend op SA.
4.28. SA zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie worden veroordeeld in de kosten van het geding. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op
€ 226,--. (0,5 punt x tarief II).
4.29. Homburg heeft voorts gevorderd dat Schiphol wordt veroordeeld tot vergoeding van de Homburg door de beslagen geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Een vordering tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat kan worden toegewezen indien de mogelijkheid van het bestaan van schade aannemelijk is geworden. Voorts moet de gestelde schade in causaal verband staan met de gestelde onrechtmatige gedraging. Homburg heeft evenwel verzuimd te stellen dat en welke zij schade als gevolg van het beslag op een bankrekening heeft geleden, zodat de vordering moet worden afgewezen.
4.30. Voor een veroordeling in de reële proceskosten als door Homburg gevorderd is geen plaats gelet op hetgeen hierover in conventie is overwogen. Aangezien de vorderingen in reconventie betreffende Homburg deels worden toegewezen en deels afgewezen, zal de rechtbank de proceskosten compenseren aldus dat ieder de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat SA uit hoofde van de met Schiphol tot 1 januari 2008 bestaande concessieovereenkomst gehouden is tot betaling van de uit hoofde van de concessieovereenkomst aan Schiphol verschuldigde concessievergoeding(en) en tot het overleggen aan Schiphol van een door de accountant van SA goedgekeurde jaarrekening van SA over het boekjaar 2007;
5.2. veroordeelt SA tot betaling aan Schiphol tegen behoorlijk bewijs van kwijting van EUR 253.773,14 aan voorschotten op de concessievergoeding over de periode tot aan 1 januari 2008, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3. veroordeelt SA tot betaling aan Schiphol van EUR 4.000,- ter zake buitengerechtelijke incassokosten;
5.4. veroordeelt SA in de kosten van dit geding, de kosten van het gelegde beslag daaronder begrepen, tot op heden aan de zijde van Schiphol begroot op
EUR 11.234,72
5.5. wijst de vorderingen tegen Homburg af;
5.6. veroordeelt Schiphol in de kosten van het geding tegen Homburg, aan de zijde van Homburg tot op heden begroot op EUR 6.938,00;
5.7. wijst de vorderingen van SA af;
5.8. veroordeelt SA in de kosten van het geding aan de zijde van Schiphol tot op heden begroot op € 228,-;
5.9. heft op het ten laste van Homburg gelegde beslag;
5.10. wijst af het meer of anders door Homburg gevorderde;
5.11. compenseert de kosten van het geding tussen Schiphol en Homburg in die zin dat ieder de eigen proceskosten draagt.
In conventie en reconventie
5.12. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de veroordelingen betreft.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Aalders en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2009.?