ECLI:NL:RBAMS:2009:BK0986

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
410006 - HA ZA 08-2858
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van voertuigen uit showroom en bewijsvoering omtrent wijziging sleutelbeleid

In de nacht van 20 op 21 augustus 2007 vond er een ramkraak plaats bij Westerspoor, waarbij twee voertuigen, een Mini en een Hyundai, werden gestolen uit de showroom. Tevens werd een kluis met sleutels van voertuigen uit de handelsvoorraad ontvreemd. De kern van het geschil betreft de vraag of de schade onder de dekking van de collectieve cascoverzekering van V.V.S. valt. De polisvoorwaarden vereisen dat de sleutels van alle aanwezige voertuigen verwijderd dienen te zijn. Westerspoor stelt echter dat er in 1997 een afwijkende afspraak is gemaakt met V.V.S. dat de auto’s in de showroom niet op slot behoefden te staan en dat de sleutels in de voertuigen mochten blijven. V.V.S. betwist dit en voert aan dat in 1999 nieuwe richtlijnen zijn vastgesteld die de oude afspraken ongeldig maken.

De rechtbank oordeelt dat V.V.S. moet bewijzen dat de aangetekende brief van 3 september 1999, waarin de wijziging van het sleutelbeleid werd aangekondigd, Westerspoor heeft bereikt. Dit is van belang omdat, volgens artikel 3:37 lid 3 BW, een verklaring gericht aan een persoon haar werking pas heeft als deze persoon de verklaring heeft ontvangen. De rechtbank laat V.V.S. toe om bewijs te leveren dat de brief op de juiste wijze is aangeboden. Daarnaast moet Westerspoor bewijzen dat de sleutels van de Hyundai zich niet in de auto bevonden, maar in de gestolen kluis.

De rechtbank concludeert dat als V.V.S. erin slaagt het bewijs te leveren, de gewijzigde polisvoorwaarden van toepassing zijn en de vordering van Westerspoor met betrekking tot de Mini zal worden afgewezen. Echter, als Westerspoor bewijst dat de sleutels van de Hyundai in de kluis lagen, kan de vordering ten aanzien van de Hyundai worden toegewezen. De rechtbank wijst erop dat de bewijslast bij de partijen ligt en dat de zaak opnieuw op de rol zal komen voor bewijslevering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 410006 / HA ZA 08-2858
Vonnis van 16 september 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOMOBIELBEDRIJF WESTERSPOOR B.V.,
gevestigd te Zaandam,
eiseres,
advocaat mr. A. Knigge,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
V.V.S. VERZEKERINGEN B.V.,
gevestigd te Diemen,
gedaagde,
advocaat mr. G.C. Endedijk.
Partijen zullen hierna Westerspoor en V.V.S. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 oktober 2008, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 17 december 2008, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 maart 2009, met de daarin genoemde stukken;
- de akte van de zijde van V.V.S.;
- de antwoordakte van de zijde van Westerspoor.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Westerspoor exploiteert een autogaragebedrijf in Zaandam. Westerspoor heeft bij V.V.S. twee verzekeringsovereenkomsten gesloten, een polis “collectief casco” (polisnummer: E203.95000114) en een polis “goederen/inventaris” (polisnummer: E203.02000011).
2.2. Bij brief van 24 april 1997 heeft V.V.S. aan Westerspoor onder meer het navolgende bericht:
“Hierbij bevestigen wij uw onderhoud met onze accountmanager,(…) alsmede preventieve maatregelen ter voorkoming van (diefstal)schade.
De navolgende maatregelen zijn besproken:
- het ’s avonds binnen op slot zetten van de eerste twee auto’s gerekend vanaf de voorzijde
- (…)
Wij verzoeken u de betreffende maatregelen voor 15 mei 1997 te treffen zodat de kans op eventuele toekomstige schades zo spoedig mogelijk wordt verminderd.”
2.3. Op deze brief is naar aanleiding van telefonisch contact tussen de heer [A] van Westerspoor en V.V.S. met de hand onder meer het volgende bijgeschreven:
“tel. dhr. [A]
dit mag niet van de brandweer”
2.4. Een brief, gedateerd 3 september 1999, opgesteld door V.V.S. en gericht aan Westerspoor luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Na een inventarisatie van de schade-oorzaken, hebben wij geconstateerd dat het aantal diefstallen van auto’s uit de handelsvoorraad landelijk gezien explosief stijgt.
Een nader onderzoek bracht naar voren dat bij een groot aantal diefstallen sprake was van auto’s waarbij de sleutels ofwel in de betreffende auto’s aanwezig waren, (…)
Verzekeraars hebben aangegeven dat zij deze ontwikkeling niet kunnen negeren en in overleg zijn de volgende maatregelen genomen:
- uit alle aanwezige auto’s (inclusief klantenauto’s), zowel binnen als buiten het pand, dienen de sleutels te zijn verwijderd;
- (…)
- de betreffende sleutels dienen te zijn opgeborgen in een afgesloten, niet voor het publiek toegankelijke ruimte.
Deze maatregelen dienen per 1 oktober aanstaande te zijn gerealiseerd.
In vervolg op bovengenoemde maatregelen dienen per 1 november 1999 de sleutels te zijn opgeborgen in een gecertificeerde sleutelkast;(…)
Wellicht ten overvloede wijzen wij u erop dat de eerder geschetste maatregelen een bindend karakter hebben. Het niet uitvoeren heeft tot gevolg dat na 1 oktober respectievelijk 1 november 1999 geen dekking meer bestaat voor het risico van diefstal.
U gelieve deze brief dan ook als aanhangsel bij uw garage- cascopolis te beschouwen.”
Naar aanleiding van dit schrijven heeft V.V.S. een brief, gedateerd 1 oktober 1999, gericht aan Westerspoor, waarbij zij een lijst met gecertificeerde sleutelkasten en leveranciers heeft gevoegd. Tevens vermeldt V.V.S. in deze brief, voor zover hier relevant:
“Aangezien er een levertijd kan bestaan voor de sleutelkasten en wij niet eerder in de gelegenheid zijn geweest om u volledig te informeren omtrent de sleutelkasten, leek het ons niet billijk om volledig aan deze maatregel vast te houden. Indien u een sleutelkast heeft besteld voor 1 november 1999 en u kunt een bestelbewijs overleggen, dan zullen wij hier tot 1 december 1999 genoegen mee nemen.
In de tussentijd dienen de sleutels te worden opgeborgen in een afsluitbare niet voor derden toegankelijke ruimte.”
2.5. In de “Algemene Voorwaarden GAR9205 VVS Garageverzekering” uit 2007 is, voor zover hier relevant, het volgende bepaald:
“ ARTIKEL 3 SLEUTELBEHEER
3.1 Uit alle aanwezige motorrijtuigen, inclusief auto’s van cliënten, zowel binnen als buiten het pand, dienen de sleutels te zijn verwijderd. De betreffende sleutels dienen te zijn opgeborgen in een afgesloten en gecertificeerde sleutelkluis welke vast gemonteerd is in een gedetecteerde ruimte.”
2.6. In rubriek C, “Bijzondere voorwaarden GAR9205C Casco-verzekering eigen motorrijtuigen” uit 2007 is bepaald, voor zover thans relevant:
“ ARTIKEL C2 DEKKING
C.2.1 Schade aan het verzekerd motorrijtuig
a. Beperkte cascodekking.
Indien uit de omschrijving op het polisblad blijkt dat de verzekering geldt voor een beperkte cascodekking, is voor motorrijtuigen welke niet ouder zijn dan 180 maanden, verzekerd schade aan of verlies van het verzekerd motorrijtuig ontstaan door:
1. (…)
4. diefstal, inbraak en joyriding of poging daartoe, alsmede tengevolge van verduistering en vermissing gepleegd door anderen dan verzekeringnemer.”
2.7. In de nacht van 20 op 21 augustus 2007 heeft een ramkraak plaatsgevonden bij Westerspoor. Daarbij zijn twee voertuigen – een Mini en een Hyundai – gestolen uit haar showroom. Verder is een kluis gestolen met daarin onder meer sleutels van voertuigen behorende tot de handelsvoorraad.
2.8. In opdracht van V.V.S. heeft Extenso Schademanagement & Taxatie B.V. (hierna: Extenso) de schade getaxeerd. De omvang van de schade is door Extenso vastgesteld op EUR 47.900,00 (totaalschade dagwaarde Mini EUR 12.900,00 + totaalschade dagwaarde Hyundai EUR 35.000,00).
Het taxatierapport betreffende de Hyundai van Extenso van 25 september 2007 vermeldt, voor zover thans relevant:
“Opmerking sleutels: beide sleutels lagen in de asbak van het voertuig”
Het taxatierapport betreffende de Mini van Extenso van 25 september 2007 vermeldt, voor zover thans relevant:
“Opmerking sleutels: beide sleutels zaten in het voertuig (in asbak).”
Deze opmerking wordt in beide taxatierapporten diverse malen herhaald in woorden van gelijke strekking.
2.9. Bij brief van 10 oktober 2007 heeft V.V.S. aan Westerspoor medegedeeld, voor zover thans relevant:
“In het expertiserapport wordt vermeld dat er ongeveer twintig onafgesloten voertuigen in de showroom staan waarvan de sleutels veelal in de asbak zijn opgeborgen. Dit was helaas ook het geval van de Hyundai Santa Fe evenals de Mini One, waardoor het vrij eenvoudig was om beide voertuigen te stelen.
In tegenstelling tot de polisvoorwaarden, zie artikel 3 “sleutelbeheer” van de algemene voorwaarden, bent u op 24 april 1997 met VVS Verzekeringen BV overeengekomen dat u ’s avonds de eerste twee auto’s (gerekend vanaf de voorzijde) op slot dient te zetten.
Naar aanleiding van deze afspraak valt het ons op dat er geen auto’s zijn beschadigd of verplaatst. Hierdoor kunnen wij niet anders concluderen dat u bovenstaande preventiemaatregel niet bent nagekomen. Gelet op dit gegeven zijn wij genoodzaakt u mede te delen dat uw schade niet in aanmerking komt voor vergoeding.”
2.10. Bij brief van 8 november 2007 heeft V.V.S. aan Westerspoor bericht, voor zover hier relevant:
“Met betrekking tot deze afspraak van 24 april 1997 delen wij u mede dat deze niet meer relevant is. Een door u ondertekend exemplaar van deze afspraak is verder ook niet voorhanden.
In ons schrijven van 10 oktober 2007 hebben wij verzuimd u mede te delen dat er vanaf 3 september 1999 aangepaste richtlijnen inzake het sleutelbeheer gelden. Deze maatregelen zijn per aangetekend schrijven aan u kenbaar gemaakt. Een kopie van dit schrijven sluiten wij bij.
(…)
Het niet uitvoeren van de nieuwe maatregelen heeft tot gevolg dat er na
1 december 1999 geen dekking meer bestaat voor het risico van diefstal.
Gelet op de toedracht kunnen wij niet anders concluderen dat de richtlijnen inzake het sleutelbeheer niet zijn nagekomen.
Wij handhaven derhalve ons standpunt dat de diefstalschade niet voor vergoeding in aanmerking komt.”
2.11. Westerspoor heeft de gestolen sleutels van voertuigen behorende tot de handelsvoorraad (die zich in de gestolen kluis bevonden) opnieuw moeten bestellen. De sleutels moesten worden ingelezen en zijn daarvoor naar de betreffende dealers geweest. De totale kosten hiervan bedroegen EUR 5.519,29. Bij brieven van 19 mei 2008 en 5 juni 2008 is V.V.S. door Westerspoor voor dit bedrag aangesproken.
2.12. Bij brief van 19 september 2008 heeft (de advocaat van) Westerspoor aan V.V.S. onder meer het volgende bericht:
“Navraag bij cliënte leerde mij dat van de twee gestolen voertuigen de Mini niet, en de Hyundai wel op slot stond. De sleutels van de Hyundai bevonden zich in één van de gestolen kluizen. Als ik het goed zie, is een en ander niet correct in de schaderapporten van 25 september 2007 opgenomen. (…)
Cliënte heeft omtrent het al dan niet afgesloten staan van de voertuigen overigens een nadere verklaring afgelegd aan Extenso en wel op 4 oktober 2007, waarmee ik u bekend veronderstel.”
2.13. In dezelfde brief heeft Westerspoor zich bereid verklaard om onder voorbehoud van alle rechten en weren genoegen te nemen met betaling van een bedrag van EUR 43.019,29, waarna partijen over en weer finaal zouden zijn gekweten. Tevens heeft Westerspoor medegedeeld dat indien V.V.S. niet akkoord zou gaan met dit voorstel de brief diende te worden beschouwd als een sommatie met ingebrekestelling.
3. Het geschil
3.1. Westerspoor vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, V.V.S. te veroordelen om aan Westerspoor te voldoen een bedrag in hoofdsom groot EUR 53.419,29, althans een zodanig bedrag als uw rechtbank in goede justitie mocht bepalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over genoemd bedrag vanaf 21 augustus 2007, dan wel 26 september 2008 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van V.V.S. in de proceskosten en de nakosten.
3.2. Westerspoor legt hieraan ten grondslag dat V.V.S. op grond van de met haar gesloten verzekeringsovereenkomsten gehouden is alle door de ramkraak veroorzaakte schade aan haar te voldoen.
3.3. V.V.S. voert gemotiveerd verweer en stelt dat de door Westerspoor geleden schade niet onder de polis is gedekt.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
De gestolen voertuigen
4.1. V.V.S. voert aan dat de door Westerspoor geleden schade wegens de gestolen Hyundai en Mini niet onder de polis “collectief casco” is gedekt omdat in artikel 3 van de toepasselijke polisvoorwaarden, zoals geciteerd onder rechtsoverweging 2.5, uitdrukkelijk is bepaald dat uit alle aanwezige motorrijtuigen de sleutels verwijderd dienen te zijn. Blijkens de taxatierapporten van Extenso waren de sleutels van de Hyundai en de Mini niet uit de motorrijtuigen verwijderd, aldus V.V.S.
4.2. Westerspoor stelt dat zij, blijkens de schriftelijke aantekening op de brief van
24 april 1997 (zie rechtoverwegingen 2.2 en 2.3), een van de polisvoorwaarden afwijkende afspraak met V.V.S. heeft gemaakt inhoudende dat geen der auto’s in de showroom op slot behoefde te staan, welke afspraak prevaleert boven de polisvoorwaarden. Westerspoor heeft voorts toegelicht dat in die tijd de sleutels in de auto’s achterbleven, waarvan V.V.S. op de hoogte was. V.V.S. erkent dat zij hier in 1997 met Westerspoor over heeft gesproken, maar stelt dat uiteindelijk geen afwijkende afspraken met betrekking tot het sleutelbeheer tot stand zijn gekomen omdat Westerspoor een nieuwe brief van V.V.S. gedateerd 22 juli 1997, waarin de afwijkende afspraken worden bevestigd, niet heeft geaccordeerd.
4.3. De rechtbank stelt voorop dat de brief van 22 juli 1997 vrijwel identiek is aan de brief van 24 april 1997. Een verschil is dat de maatregel “het ’s avonds binnen op slot zetten van de eerste twee auto’s gerekend vanaf de voorzijde”, waar Westerspoor niet mee wilde instemmen omdat dit volgens haar niet mocht van de brandweer, niet meer is opgenomen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat partijen mondeling zijn overeengekomen dat de eerste twee auto’s gerekend vanaf de voorzijde niet op slot behoefde te staan. Het feit dat Westerspoor de brief niet heeft geaccordeerd doet daar niets aan af. De rechtbank concludeert dan ook dat partijen in 1997 zijn overeengekomen dat de auto’s in de showroom van Westerspoor niet op slot behoefde te staan en dat de sleutels dus ook niet uit de auto’s verwijderd behoefde te zijn.
4.4. V.V.S. verweert zich voorts met de stelling dat in 1999 afwijkende afspraken met Westerspoor zijn gemaakt. Bij brieven van 3 september 1999 en 1 oktober 1999 stelt V.V.S. Westerspoor te hebben geïnformeerd over het gewijzigde sleutelbeleid. Deze in 1999 bepaalde regels houden kort in dat uit alle aanwezige auto’s (inclusief klantenauto’s), zowel binnen als buiten het pand, de sleutels verwijderd dienen te zijn en dat de betreffende sleutels dienen te zijn opgeborgen in een afgesloten, niet voor het publiek toegankelijke, ruimte. Dezelfde regels zijn later middels een En Bloc-clausule in de polisvoorwaarden opgenomen in artikel 3. Deze polisvoorwaarden waren ten tijde van de ramkraak in 2007 van toepassing op Westerspoor, aldus V.V.S.
Westerspoor ontkent dat zij de betreffende brieven van V.V.S. heeft ontvangen.
4.5. Wanneer een verzekeraar zijn polisvoorwaarden middels een En Bloc-clausule wil wijzigen, dient de verzekeraar de verzekeringnemer van deze wijziging op de hoogte te stellen. Indien de verzekeraar de polisvoorwaarden ten nadele van de verzekeringnemer wijzigt, is de verzekeringnemer gerechtigd de overeenkomst op te zeggen tegen de dag waarop de wijziging ingaat en in ieder geval gedurende een maand nadat de wijziging hem is meegedeeld. De rechtbank beschouwt de brief van 3 september 1999, zoals geciteerd onder rechtsoverweging 2.4, als de begeleidende brief bij de En Bloc wijziging van de polisvoorwaarden door V.V.S. waarin zij Westerspoor van deze wijziging op de hoogte stelt. De polisvoorwaarden zoals die in 2007 golden zijn letterlijk gelijk aan die van de brief van 3 september 1999. V.V.S. heeft onvoldoende gesteld ten aanzien van een latere En Bloc wijziging van deze voorwaarden, zodat op dat verweer in zoverre niet wordt ingegaan.
4.6. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 3:37, derde lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) als uitgangspunt geldt dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Voorts is uitgangspunt dat V.V.S., nu zij zich beroept op het rechtsgevolg van de door haar tot Westerspoor gerichte verklaring houdende de wijziging van het sleutelbeleid, moet bewijzen dat deze verklaring, dus de brieven van 3 september en 1 oktober 1999, Westerspoor hebben bereikt.
V.V.S. stelt dat de brief van 3 september 1999 aangetekend aan Westerspoor is verzonden en heeft ter ondersteuning van deze stelling bij akte het verzendbewijs overgelegd.
De rechtbank overweegt dat met betrekking tot aangetekende brieven geldt dat de afzender daarvan, wanneer de geadresseerde stelt dat de brief hem niet heeft bereikt, dient te bewijzen dat hij de brief aangetekend en naar het juiste adres heeft verzonden, en bovendien aannemelijk dient te maken dat de brief aan de geadresseerde is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven.
4.7. V.V.S. heeft met het bij akte overgelegde verzendbewijs naar het oordeel van de rechtbank aangetoond dat de brief op 3 september 1999 aangetekend naar het adres van Westerspoor is verzonden. Hoewel het stempel niet heel duidelijk is, is naar het oordeel van de rechtbank de datum “03.IX.99-20” toch voldoende leesbaar. Met het verzendbewijs maakt V.V.S. echter nog niet aannemelijk dat de brief aan Westerspoor is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven. Nu gelet op het hiervoor vermelde de bewijslast hiervan op V.V.S. rust en V.V.S. bewijs heeft aangeboden van al haar stellingen met alle middelen rechtens, in het bijzonder getuigen en deskundigen, zal de rechtbank haar toelaten te bewijzen dat de aangetekende brief van 3 september 1999 aan Westerspoor is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven.
V.V.S. heeft geen nader bewijs bijgebracht of aangeboden van verzending van de brief van 1 oktober 1999.
4.8. Als V.V.S. erin slaagt het haar opgedragen bewijs te leveren, staat vast dat in 1999 afwijkende afspraken met Westerspoor zijn gemaakt, inhoudende dat uit alle aanwezige auto’s de sleutels verwijderd dienen te zijn en dat de betreffende sleutels dienen te zijn opgeborgen in een afgesloten ruimte.
Wanneer V.V.S. erin slaagt het haar opgedragen bewijs te leveren komt tevens vast te staan dat V.V.S. aan Westerspoor kenbaar heeft gemaakt dat zij haar polisvoorwaarden op dit punt En Bloc zou gaan wijzigen. Nu Westerspoor hier geen bezwaar tegen heeft gemaakt en haar overeenkomst met V.V.S. niet heeft opgezegd, wordt zij in dat geval geacht met de wijziging van de polisvoorwaarden te hebben ingestemd. De rechtbank concludeert in dat geval dat de gewijzigde polisvoorwaarden in artikel 3 betreffende het sleutelbeheer ten tijde van de ramkraak in 2007 van toepassing waren op de verzekeringsovereenkomst met Westerspoor.
De vordering van Westerspoor met betrekking tot de Mini – waarvan vaststaat dat de sleutels daarvan niet op de door V.V.S. in artikel 3 van haar polisvoorwaarden voorgeschreven wijze waren opgeborgen – zal dan worden afgewezen.
4.9. Ten aanzien van de Hyundai heeft Westerspoor echter gesteld dat, in tegenstelling tot hetgeen het rapport van Extenso vermeldt, zij zich wel aan de (volgens V.V.S. geldende) sleutelclausule heeft gehouden aangezien zij nader heeft verklaard dat de sleutels van de Hyundai zich niet in de auto bevonden, maar in de (gestolen) kluis. V.V.S. betwist dit en blijft op grond van het rapport van Extenso bij haar stelling dat de sleutels van de Hyundai in de asbak van de auto lagen.
De bewijslast van de stelling van Westerspoor dat de sleutels van de Hyundai in de (gestolen) kluis en dus niet in de auto zelf lagen rust op Westerspoor. Nu Westerspoor op dit punt bewijs heeft aangeboden, zal de rechtbank haar toelaten dit bewijs te leveren.
Als Westerspoor erin slaagt het haar opgedragen bewijs te leveren, staat vast dat de sleutels van de Hyundai in de (gestolen) kluis lagen en zal de vordering van Westerspoor ten aanzien van de Hyundai worden toegewezen.
Als Westerspoor er niet in slaagt het haar opgedragen bewijs te leveren (en V.V.S. slaagt er wel in te bewijzen dat de aangetekende brief van 3 september 1999 aan Westerspoor is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven), staat vast dat de sleutels van de Hyundai niet op de voorgeschreven wijze waren opgeborgen en zal de vordering van Westerspoor met betrekking tot de Hyundai ook worden afgewezen.
4.10. Als V.V.S. er niet in slaagt te bewijzen dat de aangetekende brief van
3 september 1999 aan Westerspoor is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven, staat vast dat in 1999 geen van de afspraak van 1997 afwijkende afspraken met Westerspoor tot stand zijn gekomen.
Indien V.V.S. er niet in slaagt het haar opgedragen bewijs te leveren komt tevens vast te staan dat V.V.S. geen mededeling heeft gedaan aan Westerspoor van de En Bloc wijziging van haar polisvoorwaarden en dat Westerspoor dus niet de kans heeft gehad om haar overeenkomst met V.V.S. op te zeggen. Westerspoor kan in dat geval niet geacht worden met de wijziging te hebben ingestemd.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de gewijzigde polisvoorwaarden op een gegeven moment aan alle verzekeringnemers zijn verstrekt en dus ook aan Westerspoor zijn overhandigd (zonder dat Westerspoor uitdrukkelijk op de En Bloc gewijzigde clausule is gewezen) niet maakt dat de individuele afspraak uit 1997 tussen Westerspoor en V.V.S. opzij wordt gezet. Westerspoor is er door V.V.S. dan immers niet attent op gemaakt dat de afwijkende afspraak met deze wijziging van de polisvoorwaarden zou komen te vervallen en heeft geen mogelijkheid gehad om zich hiertegen te verzetten. De rechtbank concludeert in dat geval dat de gewijzigde polisvoorwaarden in artikel 3 betreffende het sleutelbeheer ten tijde van de ramkraak in 2007 niet van toepassing waren op de verzekeringsovereenkomst met Westerspoor.
De in 1997 overeengekomen afspraak dat de auto’s in de showroom van Westerspoor niet op slot behoefde te staan en dat de sleutels dus ook niet uit de auto’s verwijderd behoefde te zijn tussen partijen is in dat geval blijven gelden en V.V.S. zal veroordeeld worden de schade van Westerspoor als gevolg van het stelen van de Mini en de Hyundai op grond van de polis “collectief casco” te vergoeden.
4.11. De rechtbank zal voorbij gaan aan de stelling van Westerspoor dat er geen causaal verband bestaat tussen het voorhanden hebben van de sleutels en het starten van de auto’s en haar bewijsaanbod dienaangaande aangezien partijen het ter comparitie eens waren over het feit dat bij moderne auto’s als de Mini en de Hyundai een sleutel wel degelijk nodig is voor het starten van de auto.
De gestolen sleutels
4.12. V.V.S. stelt dat de kosten die Westerspoor gemaakt heeft ten aanzien van de vervanging van de gestolen sleutels van voertuigen behorende tot de handelsvoorraad niet zijn gedekt onder de polis “collectief casco”. Op grond van deze polis is slechts schade aan de verzekerde motorrijtuigen zelf verzekerd, aldus V.V.S.
4.13. Westerspoor betwist dit en stelt dat op grond van de polis “collectief casco” niet slechts schade aan motorrijtuigen, maar tevens verlies van motorrijtuigen door diefstal wordt vergoed. Aangezien de sleutel een dusdanig essentieel onderdeel is van het motorrijtuig dat het zonder de sleutel niet mogelijk is gebruik te maken van de functie van het motorrijtuig, valt verlies van de sleutels door diefstal binnen de polis “collectief casco” en dienen de kosten van het nabestellen van de sleutels te worden vergoed, aldus Westerspoor.
4.14. De rechtbank volgt Westerspoor niet in haar stelling dat verlies van motorrijtuigen, zoals bedoeld in artikel C.2.1 sub a onder 4 van de “Bijzondere voorwaarden GAR9205C Casco-verzekering eigen motorrijtuigen” (geciteerd onder rechtsoverweging 2.6) gelijk gesteld kan worden aan verlies van de sleutels van motorrijtuigen. Deze interpretatie is naar het oordeel van de rechtbank niet uit de tekst van de polisvoorwaarden af te leiden. Westerspoor heeft verder niet toegelicht op basis waarvan zij op de door haar voorgestane interpretatie van deze bepaling zou mogen vertrouwen.
4.15. V.V.S. stelt voorts dat de polis “goederen/inventaris” uitsluitend de dagwaarde van de sleutels, dus de vervangingskosten, dekt. Westerspoor vordert volgens V.V.S. echter meer, omdat in verband met de diefstal van de sleutels werkzaamheden aan de auto’s zijn verricht, die in feite neerkomen op het vervangen van de sloten in elektronische zin. De kosten van dit inleren zijn niet onder de polis “goederen/inventaris” gedekt, omdat deze niet tot de vervangingskosten kunnen worden gerekend. V.V.S. heeft evenwel het beleid – zoals meer verzekeraars in zaken als de onderhavige – dat 50% van de in dit verband door een verzekerde geleden schade wordt vergoed en biedt derhalve aan een bedrag van EUR 2.319,02 te vergoeden aan Westerspoor.
4.16. Westerspoor stelt dat V.V.S. onvoldoende heeft betwist dat de polis “goederen/inventaris” dekking biedt in het onderhavige geval omdat zij de polis behorende bij haar brandverzekering heeft overgelegd in plaats van de polis “goederen/inventaris” zoals de rechtbank had bevolen. Voorts stelt Westerspoor dat niet is uitgesloten dat de voorwaarden die door V.V.S. bij akte zijn overgelegd wel van toepassing zijn op de polis “goederen/inventaris” en dat zij – uitdrukkelijk zonder enige erkenning dat de voorwaarden daadwerkelijk van toepassing zijn – op grond van die voorwaarden verzekerd is tegen schade aan of verlies van zaken door diefstal tegen nieuwwaarde. Westerspoor betwist dat slechts de dagwaarde van de sleutels dient te worden vergoed en stelt dat de door haar gevorderde kosten als vervangingskosten dienen te worden aangemerkt. De kosten van het inleren van de sleutels zijn noodzakelijk om de sleutels deugdelijk te vervangen en vallen aldus onder de dekking van de polis “goederen/inventaris”, aldus Westerspoor. Bij gebrek aan wetenschap betwist Westerspoor dat het beleid is van verschillende verzekeraars om in het onderhavige geval slechts 50% van de geleden schade te vergoeden en bovendien acht Westerspoor zich niet gebonden aan dergelijke beleidsregels.
4.17. Op basis van de titel van de door V.V.S. overgelegde algemene verzekeringsvoorwaarden “Uitgebreide gevarenverzekering voor gebouwen, bedrijfsuitrusting/inventaris, goederen en bedrijfsschade” neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat dit de toepasselijke voorwaarden zijn. Op grond van artikel 9.2.2.2 van deze voorwaarden bestaat de verplichting van V.V.S. tot schadevergoeding, indien er geen sprake is van een geldige voortaxatie, ingeval van verzekering van bedrijfsuitrusting/inventaris uit vergoeding van de nieuwwaarde.
Op grond van dit artikel wordt de vervangingswaarde evenwel aangehouden voor motorrijtuigen alsmede onderdelen daarvan. Nu sleutels een onderdeel vormen van een motorrijtuig is de rechtbank van oordeel dat van de vervangingswaarde uit dient te worden gegaan. Blijkens artikel 1.14 van de betreffende verzekeringsvoorwaarden moet onder vervangingswaarde worden verstaan: “het bedrag dat benodigd is voor het verkrijgen van naar soort, kwaliteit, staat en ouderdom gelijkwaardige zaken.”
4.18. De rechtbank is van oordeel dat de vervangende sleutels gelet op de stand van de techniek werkende, goed functionerende sleutels moeten zijn en het inleren van de sleutels is daar naar het oordeel van de rechtbank een onderdeel van. Wanneer het inleren niet onder de dekking zou vallen zou slechts een niet functionerende sleutel worden vergoed en ontstaat er dus geen naar kwaliteit gelijkwaardige zaak als bedoeld in de voornoemde definitie van vervangingswaarde.
De rechtbank concludeert dat de kosten die Westerspoor heeft gemaakt voor het vervangen (inclusief inleren) van de gestolen sleutels van voertuigen die tot de handelsvoorraad behoren, gedekt zijn onder de polis “goederen/inventaris” en dat het door Westerspoor gevorderde bedrag dienaangaande geheel voor vergoeding in aanmerking komt.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt V.V.S. op te bewijzen dat de aangetekende brief van 3 september 1999 aan Westerspoor is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven;
5.2. draagt Westerspoor op te bewijzen dat de sleutels van de Hyundai in de (gestolen) kluis en dus niet in de auto zelf lagen;
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 14 oktober 2009 voor uitlating door partijen of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel;
5.4. bepaalt dat partijen, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel nadere bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen;
5.5. bepaalt dat partijen, indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden november 2009 tot en met januari 2010 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2009.?