ECLI:NL:RBAMS:2009:BK1716

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-3363 WRO
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Y.A.A.G. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning en vrijstelling WRO in Amsterdam

In deze zaak hebben verzoekers een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met een bouwplan voor zes woningen aan de [straatnaam] in [woonplaats]. De verzoekers, die eigenaar zijn van een naastgelegen perceel, vrezen schade en gevaar tijdens de bouw, met name door heiwerkzaamheden die schade kunnen toebrengen aan hun niet onderheide woning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 augustus 2009. De rechter overweegt dat de vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO is verleend voor het overschrijden van de maximale goot- en bouwhoogte, en dat deze afwijkingen in stedenbouwkundig opzicht als geringe afwijkingen kunnen worden aangemerkt. De rechter concludeert dat de overlast van rook uit de schoorsteen van de verzoekers geen grond kan opleveren voor het weigeren van de vrijstelling, omdat verzoekers zelf verantwoordelijk zijn voor deze overlast en niet in hun rechtens te beschermen belangen worden geschaad.

De rechter heeft voorts overwogen dat de vergunninghouder vrij is om gebruik te maken van de afgegeven bouwvergunning, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is. De verzoekers hebben ook aangevoerd dat de heiwerkzaamheden gevaar en schade zullen opleveren voor hun woning, maar de rechter oordeelt dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat schade zal optreden. De rechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af, omdat niet is gebleken van zwaarwegende belangen aan de zijde van de verzoekers die aanleiding geven voor een dergelijke voorziening. De uitspraak is gedaan door mr. Y.A.A.G. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier mr. V. Heijman, en is openbaar uitgesproken op 1 september 2009.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/3363 WRO
uitspraak van de voorzieningenrechter
in de zaak tussen:
[verzoeker 1] en
[verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde mr. W.J. Brakenhoff
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,
verweerder,
gemachtigde mr. A.J. Tielbeke.
Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen:
“Woningstichting Eigen Haard Olympus Wonen”,
gevestigd te Amsterdam,
vergunninghoudster,
vertegenwoordigd door mr. A.M.M. Ferwerda.
1. Procesverloop
Verzoekers hebben een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door hen ingediende beroep tegen het besluit van verweerder van 12 juni 2009 (hierna: het bestreden besluit).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 augustus 2009.
Verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigde.
Vergunninghouder heeft zich doen vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger vergunninghouder], bijgestaan door voornoemde gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Aan de orde is een bouwplan voor zes woningen aan de [straatnaam] [nrs] te [woonplaats]. Verzoekers zijn eigenaar van het naastgelegen perceel [perceel] en vrezen schade en gevaar tijdens de bouw, omdat het heien schade kan toebrengen aan hun niet onderheide woning. .
2.2. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Voor zover de toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.
2.3. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Verzoekers hebben ter zitting verzocht om toepassing van artikel 8:86 van de Awb achterwege te laten. Verzoekers hebben eveneens ter zitting tevens bezwaar gemaakt tegen een door vergunninghouder vlak voor de zitting overgelegde nadere rapportage van onderzoeksbureau Peutz van 18 augustus 2009. Mede gelet op het feit dat deze rapportage niet is toegelaten en verzoekers daarop wellicht nog middels een contra-expertise willen reageren, zal de rechter in de onderhavige procedure geen gebruik maken van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 8:86 van de Awb.
2.4. De rechter overweegt dat genomen besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt temeer, indien, zoals in dit geval, verweerder het tegen het primaire besluit ingestelde bezwaar ongegrond heeft verklaard. Het staat vergunninghouder derhalve vrij om gebruik te maken van de afgegeven bouwvergunning, waarbij geldt dat, zolang de vergunning niet in rechte onaantastbaar is, vergunninghouder op eigen risico van deze vergunning gebruik maakt.
2.5. Op 1 juli 2008 is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken, is de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden en is artikel 44 van de Woningwet gewijzigd. Ingevolge het overgangsrecht is op deze procedure het recht zoals dit gold tot 1 juli 2008 van toepassing.
2.6. Verzoekers hebben in dit verband aangevoerd dat de woningen te dicht bij hun woning zullen komen te staan. De vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO is verleend voor het overschrijden van de maximale goothoogte van 3 meter tot circa 6,4 meter, de maximale bouwhoogte van 6 meter tot circa 9,1 meter en het overschrijden van de achtergevel- en zijgevelrooilijnen van het bouwvak.
De rechter overweegt dat het in dit geval reguliere woningen betreft en dat de betreffende gronden al een woonbestemming hebben. Naar voorlopig oordeel van de rechter zijn voornoemde afwijkingen van hetgeen bepaald is in het bestemmingplan, in stedenbouwkundig opzicht aan te merken als geringe afwijkingen. Het feit dat de zijgevel van te bouwen woningen dichter bij de zijgevel van de woning van verzoekers zal komen te staan, levert naar voorlopig oordeel van de rechter geen zodanig onevenredig resultaat op dat geconcludeerd moet worden dat verweerder daarvoor in redelijkheid geen vrijstelling had kunnen verlenen. Met verweerder acht de rechter daarbij van belang dat het voor- en achteruitzicht vanuit de woning van verzoekers onveranderd blijft, zodat het nadeel van deze verschuiving voor verzoekers relatief gering is.
2.7. Verzoekers hebben voorts aangevoerd dat de heiwerkzaamheden gevaar en schade zullen opleveren voor hun naastgelegen woning. Verweerder en vergunninghouder hebben erop gewezen dat dit allerminst aannemelijk is. De nieuwbouw grenst niet aan de woning van verzoekers, de werkzaamheden worden door professionele partijen verricht en er worden maatregelen genomen om schade aan de woningen in de omgeving te voorkomen. De rechter is voorlopig van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat schade zal optreden en dat dit overigens veeleer een civielrechtelijke aangelegenheid is, die geen grond kan opleveren om de vrijstelling en de bouwvergunning te weigeren.
2.8. Verzoekers hebben voorts gesteld dat de rook afkomstig uit de schoorsteen van hun eigen woning overlast zal veroorzaken bij de te bouwen woningen en dat dit een omgevingsfactor is waarmee verweerder bij het verlenen van de vrijstelling rekening diende te houden. Deze situatie zal in de toekomst “gedoe” met de bewoners van de te bouwen woningen opleveren, aldus verzoekers.
De rechter overweegt dat het door verzoekers zelf veroorzaken van overlast door rook uit de schoorsteen geen grond kan opleveren voor weigering van een vrijstelling en bouwvergunning, omdat zij daardoor niet in enig rechtens te beschermen belang worden geschaad. Bovendien hebben verzoekers het in eigen hand dergelijke overlast te beperken.
2.9. Verzoekers hebben zich voorts op het standpunt gesteld dat de bewoners van de te bouwen woningen geluidsoverlast zullen ondervinden van de achter de woningen gelegen bedrijven. Ter plaatse is inmiddels een geluidsscherm geplaats, maar omdat dit scherm zonder bouwvergunning is opgericht, bestaat onvoldoende zekerheid dat dit scherm niet wordt verwijderd en dat de bewoners van de nieuw te bouwen woningen geen geluidsoverlast zullen ondervinden, aldus verzoekers. De rechter overweegt dat het ook hier geen overlast betreft die verzoekers zelf als gevolg van het bouwplan zullen ondervinden, zodat ook dit geen grond kan zijn tot schorsing van het bestreden besluit.
2.10. Anders dan door verzoekers is aangevoerd is de rechter vooralsnog van oordeel dat niet is gebleken dat de procedure tot verlening van de vrijstelling op grond van artikel 19 van de WRO, op onjuiste wijze is gevoerd. Naar voorlopig oordeel van de rechter is evenmin gebleken van het bestaan van andere weigeringsgronden als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet.
2.11. Gelet op het voorgaande is naar voorlopig oordeel van de rechter aannemelijk dat het bestreden besluit zal standhouden in bezwaar. Daar tegenover is niet gebleken van zodanig zwaarwegende belangen aan de zijde van verzoeker, dat aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.
2.12. De rechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of om te bepalen dat het griffierecht moet worden vergoed.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. V. Heijman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2009.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB