ECLI:NL:RBAMS:2009:BK1750

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-3385 HUISV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenbehandelingstelling aanvraag splitsingsvergunning door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 oktober 2009 uitspraak gedaan over de buitenbehandelingstelling van een aanvraag voor een splitsingsvergunning door het dagelijks bestuur van stadsdeel Oud-Zuid van de gemeente Amsterdam. Eiseres had op 19 december 2007 een aanvraag ingediend voor het splitsen van een gebouw in drie appartementsrechten. De aanvraag werd echter niet volledig geacht, omdat eiseres een bouwkundig opnamerapport, een uitvoeringsplan en een keuringsrapport van een erkend installatiebedrijf niet had ingediend. Verweerder heeft eiseres een termijn van 28 dagen gegeven om de ontbrekende gegevens aan te leveren, maar eiseres vroeg om uitstel omdat de funderingsherstelwerkzaamheden nog niet waren afgerond.

Op 13 maart 2008 heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 21 augustus 2009 behandeld, waarbij eiseres in persoon verscheen en verweerder werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank overwoog dat het bouwkundig opnamerapport noodzakelijk was voor de beoordeling van de aanvraag en dat het rapport onafhankelijk van de funderingswerkzaamheden kon worden opgesteld.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat het rapport niet binnen de gestelde termijn kon worden ingediend en dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om geen uitstel te verlenen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/3385 HUISV
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
en
het dagelijks bestuur van stadsdeel Oud-Zuid van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. A. van Buuren.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2008 heeft verweerder een aanvraag van eiseres om een splitsingsvergunning buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 5 augustus 2008 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2009. Eiseres is in persoon verschenen. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigde.
2. Overwegingen
Eiseres heeft op 19 december 2007 een aanvraag bij verweerder ingediend voor een vergunning tot het splitsen van het recht op het gebouw [adres] in drie appartementsrechten.
Bij brief van 5 februari 2008 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat haar aanvraag niet volledig was. Verweerder heeft haar verzocht binnen 28 dagen na verzending van de brief de ontbrekende gegevens, te weten een bouwkundig opnamerapport, een uitvoeringsplan en een keuringsrapport van een erkend installatiebedrijf, over te leggen.
Eiseres heeft bij brief van 10 maart 2008 om uitstel gevraagd voor het indienen van de gevraagde stukken, omdat de funderingsherstelwerkzaamheden nog niet geheel voltooid waren.
Bij besluit van 13 maart 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een splitsingsvergunning buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het besluit van 13 maart 2008 gehandhaafd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb kan het bestuursorgaan, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwkundig opnamerapport, waarom verweerder bij brief van 5 februari 2008 heeft verzocht, noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag van eiseres om een splitsingsvergunning.
Eiseres heeft aangevoerd dat het bouwkundig opnamerapport nog niet kon worden opgemaakt, omdat de funderingswerkzaamheden nog niet waren afgerond.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bouwkundige opnamerapport opgesteld had kunnen worden onafhankelijk van de status van het funderingsherstel.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat het bouwkundige opnamerapport opgesteld had kunnen worden, onafhankelijk van de stand van zaken met betrekking tot de funderingswerkzaamheden. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat een bouwkundig opnamerapport gegevens bevat met betrekking tot vereisten uit het Bouwbesluit (isolatie, vluchtroutes, afvoer van water en rook enz.). Zij heeft in dit verband verwezen naar de Checklist kwaliteitseisen splitsen, die deel uitmaakt van de gedingstukken. Onduidelijk is waarom dergelijke gegevens niet in een opnamerapport verwerkt zouden kunnen worden in verband met nog uit te voeren funderingswerkzaamheden, zoals eiseres heeft gesteld. Eiseres heeft haar stelling ook niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld door een verklaring over te leggen van een terzake kundige persoon. De grief van eiseres slaagt dan ook niet.
De rechtbank verwerpt voorts de grief van eiseres dat de hersteltermijn van 28 dagen onredelijk kort was. Niet gebleken is dat een bouwkundig opnamerapport niet binnen 28 dagen opgesteld zou kunnen worden. Dat eiseres de brief van verweerder van 5 februari 2008 eerst twee weken na (de aangetekende) verzending bij het postkantoor heeft opgehaald, waardoor haar een aanzienlijk kortere termijn restte dan 28 dagen om het rapport over te leggen, komt voor haar risico. De stelling van eiseres dat de termijn van 28 dagen eerst is gaan lopen nadat zij de brief bij het postkantoor had opgehaald, onderschrijft de rechtbank niet. Verweerder heeft in de brief van 5 februari 2008 immers expliciet vermeld dat de ontbrekende gegevens binnen 28 dagen na verzending van de brief moesten worden ingediend. Eiseres heeft overigens ook nadien geen bouwkundig rapport overgelegd.
De rechtbank stelt dan ook vast dat eiseres het door verweerder gevraagde bouwkundige rapport niet heeft ingediend, ook niet nadat verweerder haar daartoe een - niet onredelijk te achten - hersteltermijn heeft geboden. Verweerder was dan ook bevoegd de aanvraag van eiseres buiten behandeling te stellen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voorts in redelijkheid kunnen beslissen eiseres geen uitstel te verlenen voor het indienen van het bouwkundige rapport. Nog daargelaten dat het uitstelverzoek van eiseres eerst na het verstrijken van de hersteltermijn van 28 dagen is ingediend, heeft eiseres (ook) in haar uitstelverzoek als reden voor het uitstel aangegeven dat het bouwkundige rapport pas opgesteld kon worden nadat de funderingswerkzaamheden waren afgerond. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verweerder hierin geen aanleiding hoeven zien het gevraagde uitstel te verlenen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn in artikel 4:5 van de Awb neergelegde bevoegdheid.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is.
Voor een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T.E. Bouwmeester, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2009.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na toezending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ‘s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: C
SB