ECLI:NL:RBAMS:2009:BK1789

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
436858 / FTRK 09.1552 en 436864 / FTRK 09.1553
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K.D. van Ringen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opleggen van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 22 september 2009, hebben verzoekers A en B, beiden wonende te Amsterdam, een verzoek ingediend tot het vaststellen van een dwangakkoord met hun schuldeiser ING Bank N.V. Dit verzoek volgde op een eerder aangeboden schuldregeling, waarbij verzoekers een percentage van hun schulden wilden aflossen in ruil voor finale kwijting. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers een aanzienlijke schuldenlast van € 110.961,14 hebben, verdeeld over meerdere schuldeisers, waaronder Visa Card en ABN AMRO, die wel instemden met de regeling. ING daarentegen heeft geweigerd in te stemmen met de aangeboden regeling, onder andere omdat verzoekers in hun ogen niet voldoende garanties boden voor de aflossing van hun schulden.

De rechtbank heeft de argumenten van ING in overweging genomen, waaronder het bezit van een auto en de hoge woonlasten van verzoekers. ING stelde dat verzoekers in een wettelijke schuldsaneringsregeling meer zekerheid zouden kunnen bieden, en dat de huidige regeling niet voldeed aan de eisen voor een dwangakkoord. De rechtbank oordeelde dat verzoekers niet voldoende bewijs hadden geleverd dat zij in staat zouden zijn om de aangeboden regeling na te komen, en dat de bezwaren van ING gegrond waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot het vaststellen van het dwangakkoord afgewezen, met de overweging dat verzoekers in redelijkheid niet konden verwachten dat ING zou instemmen met de regeling. De rechtbank benadrukte dat de afwijzing van het verzoek niet alleen gebaseerd was op de bezwaren van ING, maar ook op de financiële situatie van verzoekers en hun onregelmatige inkomsten. Het verzoek tot vergoeding van (buiten)gerechtelijke kosten werd eveneens afgewezen. De rechtbank heeft aangegeven dat er bij een afzonderlijk vonnis zal worden beslist over het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummers / rekestnummers: 436858 / FT RK 09.1552 en
436864 / FT RK 09.1553
Vonnis van 22 september 2009
in de zaak van
A,
geboren op XXX te Amsterdam,
- hierna te noemen: verzoekster,
en
B,
geboren op XXX te Amsterdam,
- hierna te noemen: verzoeker,
beiden wonende te XXX Amsterdam, XXX,
- hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.
gevestigd te Amsterdam,
- hierna te noemen: ING.
1. De procedure
1.1. Ter griffie van deze rechtbank is op 28 augustus 2009 tegelijk met een verzoek-schrift tot toelating tot de schuldsanering ingekomen een verzoekschrift tot vaststelling van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw).
1.2. Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 15 september 2009. Verzoekers zijn in persoon verschenen, vergezeld van mevrouw C, werkzaam als juridisch adviseur bij Zuidweg & Partners. Namens ING is niemand verschenen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten, zoals deze uit de stukken blijken dan wel ter zitting naar voren zijn gekomen.
2.1. Blijkens de overgelegde schuldenlijst hebben verzoekers een schuldenlast van € 110.961,14 verdeeld over tien schuldvorderingen. De tien schuldvorderingen zijn verdeeld over drie oorspronkelijke schuldeisers, te weten Visa Card, ING en ABN AMRO.
2.2. Namens verzoekers heeft mevrouw C hun schuldeisers op of omstreeks 13 mei 2009 een schuldregeling aangeboden. Deze regeling houdt in - kort samengevat - dat tegen finale kwijting 29,19% van de vorderingen van de schuldeisers worden voldaan. Op of omstreeks 29 juni 2009 heeft mevrouw C namens verzoekers een gewijzigde schuldregeling aangeboden, omdat was gebleken van een nagekomen vordering. In dit laatste voorstel is het aangeboden percentage tegen finale kwijting gewijzigd naar 27,58%.
Uit de bijgevoegde toelichting blijkt dat deze schuldregeling is gebaseerd op een belastingteruggaaf van € 13.000,- alsmede een prognose van het inkomen van verzoekers en de daarmee samenhangende afloscapaciteit over de aankomende 36 maanden.
2.3. De schuldregeling is aanvaard door Visa Card en ABN AMRO. Zij vertegen-woordigen samen 40% van het aantal schuldvorderingen en 73,92% van de totale schuldenlast.
2.4. ING heeft bij brief van 18 juni 2009 aan mevrouw C gemotiveerd te kennen gegeven niet in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
3. Het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord
3.1. Verzoekers hebben de rechtbank verzocht ING te bevelen in te stemmen met de onder 2.2 bedoelde schuldregeling. Tevens verzoeken zij ING te veroordelen in de (buiten)gerechtelijke kosten ad € 1.200,- (exclusief BTW).
3.2. Verzoeker geniet inkomsten uit fulltime arbeid op basis van een vast arbeids-contract. Verzoekster ontvangt inkomsten uit WW-uitkering. Daarnaast verricht zij betaalde arbeid op freelance basis, onder andere als actrice. De inkomsten hieruit zijn onregelmatig.
Om een oplossing te vinden voor hun financiële problemen hebben verzoekers op 20 maart 2009 hun woning verkocht en een goedkopere woning gekocht. Zij hebben daarmee hun bruto maandlasten verlaagd van € 1.279,- naar € 949,-. Verzoekers hebben verklaard in 2008 hun auto van de hand te hebben gedaan.
Verder hebben zij verklaard dat hun minderjarige dochter van zeventien jaar inwonend is en dat hun meerderjarige zoon weliswaar bij hen ingeschreven staat maar onregelmatig bij hen verblijft.
3.3. Verzoekers komen niet in aanmerking voor een saneringskrediet van de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam (hierna verder: GKA) vanwege de onregelmatige inkomsten van verzoekster. Zodoende heeft de schuldhulpverlener een spaartraject opgestart op basis van geprognosticeerde afloscapaciteit. Verzoekers zullen bij instemming van de schuldregeling - al dan niet nadat de rechtbank de schuldeisers hiertoe heeft bevolen - maandelijks de werkelijke inkomsten boven het vrij te laten bedrag op de derdengeldenrekening van de schuldhulpverlener storten. De schuldhulpverlener zal zorg dragen voor de correcte uitvoering hiervan. Daarnaast zal de schuldhulpverlener erop toezien dat verzoekers voldoende informatie verstrekken voor de behoorlijke uitvoering van het spaartraject en dat verzoekster solliciteert naar een fulltime dienstverband.
4. Het verweer van ING
4.1. De rechtbank gaat bij de behandeling uit van de reeds vermelde brief van ING van 18 juni 2009. De datum van deze brief is gelegen vóór de datum van het gewijzigde voorstel van de schuldregeling. Daar het aangeboden percentage bij het laatste voorstel niet ten gunste van ING is gewijzigd, gaat de rechtbank er vanuit dat de bezwaren van ING onveranderd zijn.
4.2. ING heeft in voornoemde brief een viertal bezwaren aangevoerd op grond waarvan naar haar mening het verzoek dient te worden afgewezen.
Ten eerste gaat ING er vanuit dat verzoekers in het bezit zijn van een auto. ING betoogt dat in een wettelijke schuldsaneringsregeling een alternatief zou moeten worden gevonden dan wel dat een goedkoper exemplaar dient te worden aangeschaft.
Voorts constateert ING dat er sprake is van een eigen woning. ING is van mening dat de hoge woonlasten die hieruit voortvloeien niet passend zijn voor de financiële situatie van verzoekers.
Daarnaast constateert ING dat verzoekster geen inkomsten uit arbeid geniet. Zou dit het geval zijn, dan zou de schuld bij ING met een betalingsregeling kunnen worden opgelost. ING gaat er vanuit dat er voldoende perspectief is, gezien de leeftijd van verzoekers, om de totale inkomstenpositie in de nabije toekomst te verbeteren en geeft daarom de voorkeur om het incassotraject in eigen hand te houden.
Als laatste punt draagt ING aan dat het wettelijke traject meer zekerheden biedt, zoals het opleggen van een postblokkade, een huisbezoek van de bewindvoerder en onderzoek naar andere bankrekeningen of andere vermogensbestanddelen.
5. De beoordeling van het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord
5.1. In artikel 287a Fw is bepaald dat een verzoek als het onderhavige slechts kan worden toegewezen als ING in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van haar bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekers of van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
5.2. Uitgangspunt is dat bij de beoordeling van de vraag of ING in redelijkheid tot haar weigering kon komen moet worden gekeken naar de inhoud van het akkoord. De discussie over het autobezit zal de rechtbank daarbij buiten beschouwing laten, nu verzoekers het standpunt van ING gemotiveerd hebben betwist, zodat dit niet vast is komen te staan.
5.3. Bij de beantwoording van voormelde vraag acht de rechtbank van belang dat de aangeboden schuldregeling geen betaling ineens behelst. Dit in tegenstelling tot de situatie die ontstaat indien de GKA zoals gebruikelijk een saneringskrediet verstrekt ten behoeve van de schuldeisers.
In de gegeven situatie wordt naar oordeel van de rechtbank door verzoekers noch door hun schuldhulpverlener voldoende garantie gegeven dat verzoekers genoeg zullen sparen om de aangeboden schuldregeling uiteindelijk na te komen. Evenmin is duidelijk geworden welke waarborgen er zijn dat verzoekers een eventueel hoger gerealiseerde afloscapaciteit ook ten goede van hun schuldeisers doen komen. ING heeft in dat kader terecht opgemerkt dat het wettelijke traject met waarborgen is omkleed en dat daarbij verplichtingen aan verzoekers worden opgelegd, op de naleving waarvan wordt toegezien door de rechter-commissaris en de door de rechtbank benoemde bewindvoerder.
5.4. De rechtbank acht voorts aannemelijk dat verzoekers in staat zijn een hogere aflossing op hun schuldenlast te realiseren in een wettelijke schuldregeling dan de aflossing waarin de aangeboden schuldregeling thans voorziet. Verzoekster verricht op dit moment geen fulltime arbeid en zal in het wettelijke traject worden verplicht naar fulltime werk te solliciteren zodat de kans daarop zal toenemen, evenals de afloscapaciteit. Ook is in de huidige berekening van het vrij te laten bedrag ten onrechte geen rekening gehouden met inkomsten uit kostgeld van de (meerderjarige) kinderen.
5.5. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat ING in redelijkheid tot weigering van instemming met de aangeboden schuldregeling heeft kunnen komen. Het verzoek zal dus worden afgewezen.
5.5. Overigens hebben verzoekers wel geprobeerd hun woonlasten te verlagen door in maart 2009 hun woning te verkopen en een goedkopere woning aan te kopen. Hoewel de rechtbank deze omstandigheid beschouwt als een positieve ontwikkeling ten behoeve van hun schuldeisers, legt dit onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen.
5.7. Nu het verzoek om ING te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling is afgewezen, wordt ook het verzoek tot de veroordeling van de (buiten)gerechtelijke kosten afgewezen.
5.8. Op het door verzoekers gehandhaafde verzoek tot toelating tot de schuldsanerings-regeling zal bij afzonderlijk vonnis worden beslist.
6. De beslissing
De rechtbank
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.D. van Ringen en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2009.