1.1. [eiser], geboren [geboortedatum] 1951, is op 1 november 1977 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) UWV op het kantoor in Alkmaar. Het laatstelijk overeengekomen salaris bedroeg € 3.310,24 exclusief 8% vakantiegeld en 8,33% eindejaarsuitkering.
1.2. [eiser] heeft verschillende functies vervuld, laatstelijk de functie van districtsstafmedewerker op de afdeling inkoop re-integratiediensten (IR).
1.3. [eiser] is op 18 augustus 2003 uitgevallen ten gevolge van in eerste instantie rugklachten. Op 25 augustus 2003 is [eiser] op zijn verzoek gestart met het re-integreren in zijn functie.
1.4. [eiser] heeft op 22 september 2003 de bedrijfsarts bezocht. In de probleemanalyse van de bedrijfsarts van 6 oktober 2003 is opgenomen dat sprake is van een lichamelijke aandoening met psychosomatische aspecten die werkgerelateerd zijn. Op 14 oktober 2003 was [eiser] weer voor 80% arbeidsgeschikt. Op 22 oktober 2003 heeft UWV een eerste plan van aanpak opgesteld, waarin is opgenomen dat [eiser] per 24 november 2003 zijn werk volledig zou hervatten.
1.5. [eiser] is van 24 november 2003 tot 5 januari 2004 op vakantie geweest, heeft toen hervat en heeft zich op 12 januari 2004 weer ziek gemeld met psychische klachten ten gevolge van overbelasting.
1.6. [eiser] is met regelmaat op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest. De bedrijfarts heeft [eiser] tot aan het einde van het dienstverband steeds volledig arbeidsongeschikt verklaard.
1.7. Op 24 augustus 2004 heeft [eiser] op arbeidstherapeutische basis zijn werkzaamheden hervat voor twee uur per dag voor twee dagen per week. Deze poging tot re-integratie is begin oktober 2004 beëindigd.
1.8. Op 7 december 2004 heeft UWV een tweede plan van aanpak opgesteld. Daarin is onder meer het volgende vastgesteld: [eiser] heeft moeite om zich onder de geldende omstandigheden te handhaven. Het wordt onder andere veroorzaakt door het ontbreken van begeleiding door zijn leidinggevende en het ontbreken van duidelijkheid over naar welke functie te reïntegreren. Dit komt voort uit het feit dat de functie van [eiser] komt te vervallen per 1 januari 2005.
1.9. Op 18 januari 2005 heeft [eiser] een nieuwe re-integratiepoging ondernomen met als doel werkhervatting in de functie van klachtencoördinator. Met ingang van
1 februari 2005 heeft [eiser] deze poging gestaakt.
1.10. [naam 1], P&O adviseur bij UWV, heeft op 19 april 2005 onder meer geschreven:
De eerste reïntegratie was gericht op reïntegratie in je oude functie (Districtsstafmedewerker). Dit is niet gelukt. Met name door de onduidelijkheid binnen de functie, het gebrek aan structuur, onvoldoende op jou afgestemde begeleiding en het onzekere toekomstperspectief.
1.11. Op 24 mei 2005 is op advies van de bedrijfsarts op arbeidstherapeutische basis opnieuw een re-integratietraject gestart.
1.12. Bij brief van 29 juni 2005 heeft de bedrijfsarts UWV medegedeeld dat de re-integratie van [eiser] moeilijk verloopt. De bedrijfsarts heeft aangegeven dat in tegenstelling tot de vorige periode het grootste probleem ligt bij de gezondheidstoestand van [eiser]. Over de opvang en de wijze van begeleiding was [eiser] tevreden. Bij brief van 14 juli 2005 heeft de bedrijfsarts geadviseerd de re-integratiepoging te staken. [eiser] heeft dit advies opgevolgd.
1.13. [eiser] heeft geen verdere re-integratiepoging ondernomen. Tussen [eiser] en UWV is wel contact blijven bestaan.
1.14. [eiser] is gedurende zijn arbeidsongeschiktheid achtereenvolgens door vier casemanagers begeleid bij zijn re-integratie: [naam 2], [naam 3], [naam 4] en [naam 5], waarvan de eerste twee tegelijkertijd zijn leidinggevende waren.
1.15. Op verzoek van [eiser] heeft UWV in de hoedanigheid van deskundige een deskundigenoordeel inzake ongeschiktheid van [eiser] te werken op 24 november 2003 op 16 november 2005 geconcludeerd dat [eiser] op dat moment niet geschikt was voor het verrichten van zijn eigen werk.
1.16. Bij besluit van 7 februari 2006 is met ingang van 16 augustus 2004 aan [eiser] een WAO-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80/100 %.
1.17. De bedrijfsarts heeft bij brief van 12 maart 2007 meegedeeld dat gezien de aard, de duur en de intensiteit van de klachten van [eiser], (om)scholing niet haalbaar en ook niet wenselijk is en re-integratie bij UWV en/of elders is uitgesloten.
1.18. Bij brief van 26 april 2007 heeft UWV de arbeidsovereenkomst met [eiser] per
1 september 2007 opgezegd nadat zij daartoe bij brief van 10 april 2007 toestemming had gekregen van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).