ECLI:NL:RBAMS:2009:BK2092

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-400975-09 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelneming aan een overval op een Albert Heijn-supermarkt in Amsterdam

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 september 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelneming aan een overval op een Albert Heijn-supermarkt in de Rijnstraat te Amsterdam. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting en heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 juni 2009, samen met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geldkokers heeft weggenomen uit de supermarkt. De officier van justitie vorderde veroordeling van de verdachte, stellende dat hij een sleutelrol had bij het plegen van het misdrijf. De verdediging ontkende echter dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de telastegelegde feiten en verzocht om vrijspraak. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie kritisch beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen en de omstandigheden rondom de overval onvoldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle telastegelegde feiten en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Tevens werd de benadeelde partij, Albert Heijn B.V., niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank heeft ook beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen, waarbij enkele voorwerpen aan het verkeer zijn onttrokken en andere aan de verdachte zijn teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/400975-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 11 september 2009
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
buiten detentie verblijvende op het adres [adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Het Schouw” te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2009.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat
hij op of omstreeks 08 juni 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een of meer (geld)koker(s) (met daarin een
geldbedrag van in totaal 33780 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan Albert Heijn (filiaal Rijnstraat 33), in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [naam 1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en),
dat zijn mededader(s) in aanwezigheid van en/of goed waarneembaar voor die
[naam 1]
- (vlak) achter/naast [verdachte] is/zijn gaan staan en/of
- een stroomstootwapen op voornoemde [verdachte] heeft/hebben gericht en/of
(vlak) bij de nek, althans de hals, in elk geval het lichaam van die [verdachte]
heeft/hebben gehouden en/of op voornoemd stroomstootwapen heeft/hebben gedrukt
waardoor er (elektrische) vonken ontstonden en/of
- (dreigend) tegen voornoemde [verdachte] heeft/hebben gezegd dat die [verdachte]
zijn/hun tas(sen) moest vullen en/of heeft/hebben gezegd: "Snel snel, vlug
vlug", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Artikel 312 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op of omstreeks 08 juni 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een of meer (geld)koker(s) (met daarin een
geldbedrag van in totaal 33780 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan Albert Heijn (filiaal Rijnstraat 33), in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Artikel 311 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
[naam 2] op of omstreeks 08 juni 2009 te Amsterdam, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer (geld)koker(s) (met
daarin een geldbedrag van in totaal 33780 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (filiaal Rijnstraat 33), in
elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam 2] en/of zijn
mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zijn mededader(s) in
aanwezigheid van en/of goed waarneembaar voor die [naam 1]
- (vlak) achter/naast [ve[verdachte] is/zijn gaan staan en/of
- een stroomstootwapen op voornoemde [verdachte] heeft/hebben gericht en/of
(vlak) bij de nek, althans de hals, in elk geval het lichaam van die [verdachte]
heeft/hebben gehouden en/of op voornoemd stroomstootwapen heeft/hebben gedrukt
waardoor er (elektrische) vonken ontstonden en/of
- (dreigend) tegen voornoemde [verdachte] heeft/hebben gezegd dat die [verdachte]
zijn/hun tas(sen) moest vullen en/of heeft/hebben gezegd: "Snel snel, vlug
vlug", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
in of omstreeks de periode 01 mei 2009 tot en met 08 juni 2009 te Amsterdam
en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (als werknemer
van Albert Heijn (filiaal Rijnstraat 33)) de hiervoor genoemde
geweldshandelingen vrijwillig te ondergaan en/of
- de sleutel van de kluisruimte (van Albert Heijn (filiaal Rijnstraat 33)) mee
te nemen (waarna deze sleutel is vervangen door een niet-passende sleutel)
en/of
- een of meer ma(a)l(en) (telefonisch) contact te hebben met voornoemde
[naam 2] en/of zijn mededader(s) en/of (daarbij) inlichtingen te verstrekken
(waaronder inlichtingen over de gang van zaken in voornoemd filiaal van Albert
Heijn) aan die [naam 2] en/of zijn mededader(s) en/of
- een (plastic) voorwerp (een schapstickerhouder) tussen de deur van
voornoemde kluisruimte te leggen waardoor die kluisruimte niet (behoorlijk)
was afgesloten;
Artikel 312 juncto 48 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair:
[naam 2] op of omstreeks 08 juni 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een of meer geldkoker(s) (met daarin een
geldbedrag van in totaal 33780 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan Albert Heijn (filiaal Rijnstraat 33), in elk geval aan
een ander of anderen dan aan die [naam 2] en/of zijn mededader(s) en/of aan
verdachte, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of
omstreeks 08 juni 2009 te Amsterdam en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door (als werknemer van Albert Heijn (filiaal Rijnstraat
33))
- de sleutel van de kluisruimte (van Albert Heijn (filiaal Rijnstraat 33)) mee
te nemen (waarna deze sleutel is vervangen door een niet-passende sleutel)
en/of
- een of meer ma(a)l(en) (telefonisch) contact te hebben met voornoemde
[naam 2] en/of zijn mededader(s) en/of (daarbij) inlichtingen te verstrekken
(waaronder inlichtingen over de gang van zaken in voornoemd filiaal van Albert
Heijn) aan die [naam 2] en/of zijn mededader(s) en/of
- een (plastic) voorwerp (een schapstickerhouder) tussen de deur van
voornoemde kluisruimte te leggen waardoor die kluisruimte niet (behoorlijk)
was afgesloten;
Artikel 311 juncto 48 Wetboek van Strafrecht
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
3.1. De officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir veroordeling gevorderd ten aanzien van het primair telastegelegde. Zij heeft ter onderbouwing van haar standpunt een aantal feiten en omstandigheden genoemd uit het dossier, die hierna in rubriek 3.3. zullen worden besproken. Daarbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat van medeplegen sprake is, omdat verdachte een sleutelrol had bij het plegen van het misdrijf en het misdrijf zonder zijn aandeel niet kon worden gepleegd.
3.2. De verdediging
Verdachte heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan enige vorm van deelneming aan het telastegelegde. De raadsman van verdachte heeft gemotiveerd verzocht verdachte vrij te spreken van alle telastegelegde feiten. Het standpunt van de raadsman wordt hierna in rubriek 3.3 weergegeven, voor zover het ingaat op de door de officier van justitie als bewijs genoemde feiten en omstandigheden.
De raadsman heeft voorts gemotiveerd aangevoerd dat de doorzoeking in de woning van verdachte onrechtmatig was.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Gelet daarop zal de rechtbank -bij gebrek aan belang- de vraag naar de rechtmatigheid van de huiszoeking onbeantwoord laten.
Ten aanzien van de vrijspraak overweegt de rechtbank als volgt.
De officier van justitie heeft bij requisitoir achtereenvolgens de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van haar vordering tot veroordeling voor
– kort gezegd – het medeplegen van de overval op de Albert Heijn in de Rijnstraat. Ter inleiding merkt de rechtbank op dat verdachte werkzaam is bij deze supermarkt en op het moment van de overval bezig was om samen met een collega ([naam 1]) geldkokers te registreren (hierna genoemd: het doen van het transito). De officier van justitie beschouwt [naam 2] als de overvaller.
- Aangever [naam 3] heeft verklaard dat hem was opgevallen dat verdachte op de bewakingsbeelden van de overval een gelaten indruk maakte. De officier van justitie heeft daaraan toegevoegd dat op de fotoprints van de camerabeelden te zien is dat verdachte weinig beweging vertoont.
De raadsman heeft hiertegenover gesteld dat op de fotoprint op pagina 186 te zien is dat verdachte weg deinst voor de overvaller, die een stroomstootwapen vasthoudt. Op pagina 187 is te zien dat verdachte helemaal uit het beeld van de camera is verdwenen. Op pagina 188 is te zien dat verdachte doet wat de overvaller wil, namelijk het vullen van de tas met geldkokers.
De rechtbank overweegt dat uit de fotoprints van de bewakingsbeelden niet valt af te leiden dat verdachte wist dat de overval zou plaatsvinden, dan wel dat hij met de overvaller samenwerkte, dan wel dat hij niet bang was voor de overvaller. De verklaring van [naam 3] dat hij verdachte een gelaten indruk vond maken, is een interpretatie van hetgeen hij heeft waargenomen en kan dus niet als eigen waarneming meewerken voor het bewijs (artikel 342, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht). Bovendien deelt de rechtbank – kijkend naar de prints van de bewakingsbeelden – die interpretatie niet.
- Verdachte had aan zijn collega [naam 4] aangeboden om in haar plaats te werken op de ochtend van de overval. [naam 4] heeft verdachte de avond voor de overval een sms-bericht gestuurd, waarin zij hem vraagt om het transito te doen en hem een code geeft voor de kluis. Kort voordat verdachte deze sms had ontvangen, heeft hij gebeld naar [naam 5], de broer van [naam 2].
De rechtbank merkt allereerst het volgende op. Verdachte had aangeboden om in de plaats van [naam 4] te werken in verband met het feit dat [naam 4] zich een paar dagen eerder ziek had gemeld. Verdachte had dit aanbod gedaan op zaterdag 6 juni 2009, twee dagen voor de overval. Op zondag vroeg [naam 4] per sms of verdachtes aanbod om voor haar in te vallen nog gold. Verdachte heeft per sms toegezegd de volgende dag, 8 juni 2009, voor haar te zullen werken. Daarna heeft verdachte naar [naam 5] gebeld. En vervolgens heeft [naam 4] de sms verstuurd, waarin zij verdachte de opdracht geeft om om 9:30 uur het transito te doen en de code voor de kluis geeft. Hierna is tot aan het moment van de overval geen telefonisch contact vastgesteld tussen verdachte enerzijds en [naam 5] of [naam 2] anderzijds.
Zonder meer blijkt uit genoemde gang van zaken niet dat verdachte er volgens vooropgezet plan voor heeft gezorgd dat hij de dag van de overval het transito zou doen en evenmin dat hij (één van) de broers [naam 2] daarover heeft ingelicht.
- [[naam 6] (roepnaam [roepnaam ]) werkte de ochtend van de overval ook in de supermarkt en heeft verklaard dat verdachte haar om ca. 8:30 uur heeft gezegd dat de geldwagen had gebeld dat ze eraan kwamen. [naam 6] heeft toen nog gezegd dat verdachte terug moest bellen omdat het transito niet op tijd klaar zou zijn, maar verdachte is toch begonnen met het transito. Verdachte heeft verklaard dat de geldwagen vóór 9:00 uur had gebeld. Uit telefoongegevens van de supermarkt blijkt dat vóór 9:00 uur is gebeld naar de supermarkt, maar dat het nummer waarmee dit telefoontje is gepleegd, niet in gebruik is bij de geldwagen en wordt opgenomen door ene [naam 7]. Door het geldtransportbedrijf is verklaard dat zij die dag rond 11:00 uur naar de supermarkt hebben gebeld.
Hieruit blijkt, aldus de officier van justitie, dat verdachte heeft gelogen dat hij rond 8:30 uur door de geldwagen is gebeld.
De raadsman heeft hierover gezegd dat de verklaringen van [naam 6] over het tijdstip waarop de geldwagen zou hebben gebeld, gezien haar verwarde verklaring bij de rechter-commissaris, terzijde moeten worden geschoven. Dat de geldwagen om 8:30 uur zou hebben gebeld, vindt ook geen enkele steun in het dossier. Daarbij zou het onzinnig zijn om de verklaring van verdachte (dat de geldwagen even voor 9:00 uur heeft gebeld) als leugenachtig te beschouwen. Immers had verdachte van [naam 4] de opdracht gekregen om om 9:30 uur het transito te doen. Als je zou aannemen dat verdachte betrokken is bij de overval, zou verdachte geen enkele reden hebben gehad om te liegen over het telefoontje van de geldwagen, aldus de raadsman.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat verdachte – indien hij als dader betrokken zou zijn bij de overval – er geen redelijk belang bij had te liegen over het tijdstip waarop de geldwagen heeft gebeld. Verdachte had immers per sms van teamleider [naam 4] de opdracht gekregen om om 9:30 uur het transito te doen. Als verdachte invloed had willen uitoefenen op het moment waarop het transito zou worden gedaan, teneinde aldus de overvaller over dat tijdstip in te lichten, had hij slechts hoeven wijzen op de sms van [naam 4]. Zij had in haar sms immers het tijdstip van 9:30 uur genoemd terwijl de overval net na 9:30 uur is gepleegd. Daarbij komt dat de mogelijkheid bestaat dat de overvaller zelf
- of een mededader - naar de supermarkt heeft gebeld en zich heeft voorgedaan als personeel van de geldwagen, teneinde aldus te stimuleren dat met het transito zou worden begonnen. Betrokkenheid van verdachte bij de overval komt hiermee dus niet vast te staan.
- De ochtend van de overval is eveneens naar de supermarkt gebeld vanuit een telefooncel in de Lizzy Ansinghstraat, die dicht bij de supermarkt ligt.
De rechtbank acht deze informatie niet redengevend voor het telastegelegde, aangezien op geen enkele manier de relatie met verdachte blijkt.
- Verdachte heeft tijdens de politieverhoren maar mondjesmaat meer informatie gegeven over zijn relatie met [naam 2]. Hij heeft dat bovendien pas gedaan nadat de politie hem had geconfronteerd met stukken waaruit bleek dat verdachte [naam 2] kent. Verdachte verklaarde aanvankelijk dat hij [naam 2] van straat kent en taxi-theorieboeken aan hem heeft uitgeleend. Ter terechtzitting en eerst nadat hij bekend is geworden met telefoongegevens waaruit blijkt dat verdachte en [naam 2] intensief telefonisch contact hebben gehad, heeft verdachte verklaard dat hij met [naam 2] heeft samengewerkt.
De officier van justitie concludeert hieruit dat verdachte bewust informatie over zijn relatie met [naam 2] heeft achtergehouden, totdat de politie erachter kwam dat zij intensief contact hebben gehad.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zijn eerste politieverhoor niet heeft ondertekend en dat het verhoor volgens verdachte niet goed op papier is gezet. Verdachte heeft naar eigen zeggen wel direct verklaard dat hij [naam 2] kent. Hij heeft echter niet meteen verklaard over het intensieve telefonische contact met hem gedurende die ene maand april 2009, omdat verdachte zich dat niet herinnerde. Hij herinnerde zich die contacten niet, omdat verdachte het belang van die informatie niet in zag en omdat het korte gesprekjes waren als taxichauffeurs onderling. Verdachte heeft toen ook niet verklaard dat hij en [naam 2] collega-taxichauffeurs waren.
De rechtbank overweegt als volgt. In algemene zin kan het afleggen van wisselende verklaringen door een verdachte bijdragen aan de rechterlijke overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telastegelegde. Dat geldt in sterkere mate in het geval een verdachte aanvankelijk iets ontkent en die verklaring later, als hij/zij wordt geconfronteerd met bewijs van het tegendeel, bijstelt. Alhoewel de verklaring van verdachte zoals afgelegd op 10 juni 2009 (pagina 275 e.v.) zeker enige vragen doet rijzen ten aanzien van de relatie tussen verdachte en de broers [naam 2], heeft de rechtbank -zeker nu verdachte deze verklaring niet heeft ondertekend- niet de overtuiging bekomen dat hieruit enige betrokkenheid van verdachte bij het strafbare feit kan worden afgeleid. Voorts kan niet worden gezegd dat het hier een kennelijke leugenachtige verklaring van verdachte betreft.
- De overvaller heeft de deur van de kluisruimte geopend met een passende sleutel. Verdachte heeft gedurende enige tijd de beschikking gehad over één van de sleutels van de kluisruimte, namelijk toen hij deze sleutel had opgehaald bij [naam 4].
De raadsman heeft aangevoerd dat behalve verdachte veel meer mensen de beschikking kunnen hebben gehad over die sleutel, aangezien [naam 4] de sleutel permanent aan haar sleutelbos had en een ander exemplaar in de winkel aanwezig was. Ook was al enige tijd vóór de overval bekend dat één van de in totaal drie sleutels van de kluisruimte verdwenen was.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat – nu een onbepaalde hoeveelheid mensen beschikking heeft kunnen hebben over een sleutel van de kluisruimte – de omstandigheid dat verdachte de sleutel ongeveer een dag in bezit heeft gehad, als zodanig onvoldoende is om mee te werken voor het bewijs.
- Verdachte beschikte over de informatie dat het transito om 9:30 uur gedaan moest worden, aangezien [naam 4] hem dat in een sms had meegedeeld. [naam 4] heeft verklaard dat zij er normaalgesproken naar streefde het transito voor 11:00 uur klaar te hebben.
De rechtbank acht het feit dat verdachte over deze informatie beschikte, als zodanig niet voldoende om mee te werken voor het bewijs. Bovendien waren er ook anderen die wisten dat het transito om 9:30 uur zou worden gedaan, namelijk in elk geval [naam 4], [naam 6] en [naam 1]. Ook anderen van de die ochtend in de supermarkt werkzame personen kunnen het hebben geweten. Daarbij komt nog de mogelijkheid, die door de raadsman is genoemd, dat mensen met kennis over de gang van zaken bij deze supermarkt in actie zijn gekomen nadat zij zagen dat twee medewerkers richting de kluisruimte gingen. De rechtbank ziet niet in hoe de omstandigheid dat [naam 4] er normaliter naar streefde het transito voor 11:00 uur klaar te hebben, redengevend kan zijn voor het bewijs.
- Verdachte heeft intensief telefonisch contact gehad met [naam 2] en [naam 5].
De rechtbank overweegt het volgende over de bewijswaarde van deze omstandigheid. Niet bekend is wat de inhoud is van de telefoongesprekken tussen verdachte enerzijds en [naam 2] of [naam 5] anderzijds. Niet is gebleken dat de sms-berichten belastende informatie bevatten. Voor zover al vast staat dat [naam 2] en/of [naam 5] betrokken zijn bij het plegen van de overval, kunnen de telefooncontacten - op zichzelf beschouwd - dan ook niet bewijzen dat sprake is van een intensieve en nauwe samenwerking tussen (één van) deze broers en verdachte, waardoor sprake zou zijn van medeplegen in de zin van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de feiten en omstandigheden die door de officier van justitie zijn aangedragen – zelfs als die als vaststaand zouden kunnen worden aangenomen – onderling noch in samenhang bezien kunnen leiden tot de conclusie dat verdachte het hem telastegelegde heeft gepleegd.
4. Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen
4.1. De officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen als volgt gevorderd, waarbij wordt verwezen naar de in rubriek 6 genoemde nummers:
- nummers 1 t/m 3: onttrekking aan het verkeer;
- nummers 4 t/m 13: teruggave aan verdachte;
- nummer 14: teruggave aan beslagene.
4.2. De verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ter zake de beslissing over de inbeslaggenomen voorwerpen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: één pistool, 5 stuks gasmiddel en 1 stuks munitie (nummers 1 t/m 3), die aan verdachte toebehoren, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar het misdrijf waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De overige inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
5. Ten aanzien van de benadeelde partij Albert Heijn B.V.
5.1. De officier van justitie
De officier van justitie heeft de vordering deels toewijsbaar geacht en wel hoofdelijk, namelijk tot een bedrag van € 33.000,-. De officier van justitie heeft overwogen dat dit bedrag in elk geval zal zijn weggenomen. Voor het overige heeft de officier van justitie de benadeelde partij niet-ontvankelijk geacht.
5.2. De verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de vordering niet voldoende onderbouwd is.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij Albert Heijn B.V. in de vordering niet-ontvankelijk is.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
6. Beslissing
? Verklaart het telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
? Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
? Verklaart de benadeelde partij Albert Heijn B.V. niet-ontvankelijk in haar vordering.
? Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 1.00 STK Pistool Kl:grijs
BERETTA 92 FS
[nr]
2 Gasmiddel
CROSMAN
[nr]
3 1.00 STK Munitie
UMAREX
[nr]
? Gelast de teruggave aan verdachte van:
4 1.00 STK Bankpas Kl:goud
GOLDCARD
[nr]
5 1.00 STK Papier
kpn
[nr]
6 43.00 STK Zak
[nr]
7 5.00 STK Papier
[nr]
8 1.00 STK Zaktelefoon Kl:ZWART
SAMSUNG
[nr]
9 1.00 STK Zaktelefoon Kl:ZWART
SAMSUNG
[nr]
10 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
[nr]
11 1.00 STK Zaktelefoon
SAMSUNG
[nr]
12 1.00 STK Sleutelbos
3 Sleutels
[nr]
13 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon
[nr]
? Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
14 Geld Euro
Waarde 32.300
[nr]
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. Moors, voorzitter,
mrs. F.J. van de Poel en A.J. Wesdorp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.F. Zaagsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 september 2009.