ECLI:NL:RBAMS:2009:BK2843

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-1380 WW44
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling procesbelang bij sloopvergunning en asbestwetgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2009 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van eiser tegen de verleende sloopvergunning door het Dagelijks bestuur van het stadsdeel Zeeburg. Eiser, die niet verschenen was, had bezwaar gemaakt tegen de sloopvergunning die op 15 oktober 2007 was verleend aan LFP Vastgoed Ontwikkeling BV voor het verwijderen van asbesthoudende materialen in een gebouw. Eiser stelde dat de vergunning niet op de juiste wijze tot stand was gekomen en dat er onzorgvuldig was gehandeld bij de verwijdering van de asbesthoudende materialen. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had, aangezien de asbestplaten reeds op 21 november 2007 waren verwijderd. Het terugbrengen van de situatie naar de oude staat zou in strijd zijn met de asbestwetgeving, die het terugplaatsen van asbesthoudende materialen verbiedt. De rechtbank concludeerde dat er geen feitelijk resultaat meer te behalen viel voor eiser, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/1380 WW44
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
niet verschenen,
en
het Dagelijks bestuur van het stadsdeel Zeeburg,
verweerder,
gemachtigde mr. J. Vermeulen.
1. Procesverloop
Verweerder heeft bij besluit van 15 oktober 2007 aan LFP Vastgoed Ontwikkeling BV, eigenaar van het gebouw [gebouw], een sloopvergunning met voorschriften verleend.
Bij besluit van 12 februari 2008 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2009. Eiser heeft zich telefonisch afgemeld bij de griffie en is niet verschenen. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Eiser woont op de [nr] verdieping van het pand aan de [adres]. De door verweerder verleende sloopvergunning ziet op het verwijderen van asbesthoudende platen en materialen in het pand, welke zich niet bevinden op de verdieping van eiser. Op 21 november 2007 zijn de asbesthoudende materialen verwijderd, te weten een golfplaat op het dak van de schuur in de tuin van het pand, plaatmateriaal tegen de onderzijde van de trap op de begane grond, plaatmateriaal tegen het plafond van de CV-ruimte en de kast op de derde verdieping en plaatmateriaal in de deuren van het balkon op de derde verdieping.
2.2. Eiser verzoekt om vernietiging van het bestreden besluit omdat de sloopvergunning – kort gezegd –niet op de juiste wijze tot stand is gekomen en omdat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld bij de verwijdering van de asbesthoudende materialen.
2.3. Verweerder voert hiertegen aan dat eiser geen procesbelang in deze zaak meer heeft nu de asbesthoudende materialen reeds op 21 november 2007 zijn verwijderd. Het terugbrengen van het pand in de oude staat verdraagt zich niet met de wet; ingevolge asbestwetgeving mogen er geen asbesthoudende materialen worden teruggeplaatst. Bovendien zorgt het terugplaatsen van asbesthoudend materiaal voor eenzelfde gevaarlijke situatie als het verwijderen ervan, aldus verweerder.
2.4. De rechtbank overweegt als volgt. Er is sprake van voldoende procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het asbesthoudend materiaal is reeds op 21 november 2007 verwijderd. Hieruit volgt dat er sprake is van een feitelijk onomkeerbare situatie. De materialen mogen immers op grond van artikel 4 van het Productenbesluit asbest niet worden teruggeplaatst. Daarbij komt dat terugplaatsing tot een onveilige situatie kan leiden, hetgeen eiser juist heeft willen voorkomen met het instellen van beroep. Er is aldus geen sprake van voldoende procesbelang bij beoordeling van het beroep van eiser.
2.5. Voorts heeft eiser niet gesteld financieel nadeel te hebben geleden ten gevolge van de verlening van de sloopvergunning. Evenmin heeft hij een verzoek tot schadevergoeding gedaan. Ook overigens kan dus geen procesbelang worden vastgesteld.
2.6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht.
2.7. Beslist wordt als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
Deze uitspraak is gedaan op 16 oktober 2009 door mr. H.J. Tijselink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. van Hof, griffier,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Rechtsmiddel
Belanghebbenden en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken na verzending van de uitspraak.
Afschrift verzonden op:
D: C
SB