3.3. [eiseres] heeft met een beroep op artikel 1:88 jo. 1:89 BW de lease-overeenkomst vernietigd. Dexia heeft hier tegen aangevoerd dat artikel 1:88 BW niet van toepassing is omdat de lease-overeenkomst geen overeenkomst van koop op afbetaling of huurkoop is. Volgens Dexia is geen sprake van aflevering van de aandelen. [echtgenoot van eiseres] heeft immers niet het genot van de aandelen gehad omdat hij volgens de lease-overeenkomst geen recht had op het uit de aandelen voortvloeiend dividend. Ter onderbouwing verwijst Dexia naar het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (LJN: BC2937, Dexia/[T]) en het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 27 januari 2009 (zaaknummer 104.000.758, Dexia/[O]).
3.4. De kantonrechter overweegt als volgt. Zoals Dexia terecht opmerkt, moet in een geval van levering van aandelen onder de opschortende voorwaarde dat volledige betaling heeft plaatsgevonden, onder aflevering worden verstaan dat aan de wederpartij van Dexia het genot van aandelen wordt verschaft. Onder het te verschaffen genot is, zoals de Hoge Raad in bovengenoemd arrest heeft overwogen, (mede) begrepen het uit aandelen voortvloeiend dividend. Anders dan Dexia meent, is evenwel niet noodzakelijk dat ook daadwerkelijke uitbetaling van het dividend plaatsvindt. Voldoende is dat het met het dividend verkregen voordeel wordt genoten. In een geval als het onderhavige, waarin de wederpartij van Dexia naast de vooruitbetaling een premie verschuldigd is en de te ontvangen dividenden in mindering worden gebracht op deze premie, geniet de wederpartij van Dexia het aan het dividend verbonden voordeel door middel van vermindering van zijn betalingsverplichting uit hoofde van die premie. De stelling van Dexia dat het woord ‘verrekening’ in de Bijzondere Voorwaarden niet in de juridische zin van het woord is gebruikt, wordt gepasseerd nu Dexia met voornoemde werkwijze juist uitvoering geeft aan verrekening in de juridische betekenis van het woord. Derhalve is sprake van verkrijging van het genot van de aandelen en mitsdien van aflevering. Hieruit volgt dat ook sprake is van huurkoop en dat de kantonrechter derhalve bevoegd is.
Beroep op artikel 1:88 jo 1:89 BW - verjaring
3.5. Uit het voorgaande volgt dat de echtgenoot de bevoegdheid had om een beroep te doen op de vernietigbaarheid van de lease-overeenkomst wegens het ontbreken van de in artikel 1:88 lid 1 onder d BW bedoelde toestemming daarvoor. De verjaringstermijn voor dit beroep is drie jaar en vangt aan op het moment dat de echtgenoot bekend wordt met het bestaan van de overeenkomst. Dexia heeft een beroep gedaan op verjaring van het recht van de echtgenoot de lease-overeenkomst te vernietigen.
3.6. De partij die zich beroept op de verjaring van een aan haar wederpartij toekomende bevoegdheid tot vernietiging, althans een daartoe strekkende vordering, derhalve Dexia, heeft de plicht feiten te stellen waaruit de gegrondheid van dit beroep kan volgen. Bij een voldoende gemotiveerde betwisting van die feiten rust bovendien op haar de last deze feiten te bewijzen.
3.7. Aanvankelijk heeft Dexia hiertoe gewezen op het feit dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. De lease-overeenkomst is op 16 november 2000 aangegaan, zodat het ervoor moet worden gehouden dat [eiseres] vanaf dat moment weet had van de overeenkomst en het beroep op de vernietiging van de overeenkomst derhalve te laat is gedaan.
3.8. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2009 (LJN: BI4359 en LJN: BI4354) en oordeelt in navolging van die arresten als volgt. De stelling van Dexia dat in de Nederlandse gezinsverhoudingen de ene echtgenoot weet heeft van een door de andere echtgenoot genomen beslissing tot het aangaan van een effectenlease-overeenkomst, houdt geen ervaringsregel in de zin van artikel 149 lid 2 Rv in en dient dus niet bij de beoordeling te worden betrokken. Aan deze stelling zal dan ook worden voorbijgegaan.
3.9. Ook heeft Dexia aangevoerd dat het in de Nederlandse gezinsverhoudingen gebruikelijk is dat een echtpaar een en/of-rekening heeft. De kantonrechter begrijpt de stellingen van Dexia aldus dat betalingen van de op grond van de lease-overeenkomst verschuldigde bedragen hebben plaatsgevonden vanaf die en/of-rekening. Daaruit volgt volgens Dexia dat de echtgenoot op de hoogte was van de lease-overeenkomst, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. Het beroep op vernietiging, bij brief van 3 januari 2006, is dan ook te laat gedaan.
3.10. [eiseres] heeft deze stelling betwist stellende dat de vooruitbetaling van de lease-overeenkomst en de betalingen inzake de renteloze lening plaatsvonden van een rekening die alleen op naam van [echtgenoot van eiseres] stond en waarmee zij geen bemoeienis had. [eiseres] heeft één keer toevalligerwijs een afschrift van deze rekening onder ogen gekregen waarop een betaling aan Dexia stond vermeld. [eiseres] heeft aan [echtgenoot van eiseres] gevraagd waar die betaling toe diende en [echtgenoot van eiseres] heeft [eiseres] toen ingelicht over het bestaan van de lease-overeenkomst. [eiseres] stelt dat dit na november 2003 is geweest omdat de lease-overeenkomst was betaald met een eenmalige vooruitbetaling en [echtgenoot van eiseres] vanaf november 2003 maandelijks betalingen verrichte in verband met de renteloze lening.
3.11. Dexia heeft geen andere feiten of omstandigheden gesteld waaruit eerdere bekendheid van [echtgenoot van eiseres] met de lease-overeenkomst kan worden afgeleid. Gelet voorts op de gemotiveerde betwisting door [eiseres] van de stellingen van Dexia, ziet de kantonrechter geen aanleiding Dexia toe te laten tot het leveren van nader bewijs van haar stellingen op dit punt. Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee voldoende komen vast te staan dat [eiseres] niet eerder dan drie jaar voor het versturen van de vernietigingsbrief op de hoogte is geraakt van het bestaan van de lease-overeenkomst. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat [eiseres] de lease-overeenkomst tijdig heeft vernietigd.
3.12. Nu de lease-overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd dienen alle betalingen van [echtgenoot van eiseres] aan Dexia op grond van de lease-overeenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [echtgenoot van eiseres] op grond van die overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden. Op grond van artikel 1:89 lid 5 BW kan [eiseres] alle uit de nietigheid voortvloeiende rechtshandelingen instellen, die [echtgenoot van eiseres] ook zou kunnen instellen. De vordering van [eiseres] dat alle betalingen voortvloeiende uit het aangaan van de lease-overeenkomst dienen te worden terugbetaald komt derhalve voor toewijzing in aanmerking. Onder deze betalingen worden mede begrepen de bedragen die zijn betaald nadat [echtgenoot van eiseres] ter uitvoering van het Dexia-Aanbod heeft geopteerd voor de renteloze lening. Immers, nu de uit de lease-overeenkomst voortgekomen restschuld met de vernietiging van die overeenkomst is komen te vervallen, zijn deze betalingen onverschuldigd verricht. Voor de bedragen wordt verwezen naar hetgeen op de bijlage bij dit vonnis is vermeld onder ‘betaald’, ‘ontvangen dividenden’ en ‘te ontvangen’.
3.13. Volgens Dexia heeft [echtgenoot van eiseres] de garantie van artikel 5.1.4 van het Dexia Aanbod geschonden. In verband met de schending van deze garantie zou Dexia een vordering tot schadevergoeding op [echtgenoot van eiseres] hebben, waarvan de omvang noodzakelijkerwijs gelijk is aan het bedrag dat [eiseres] in verband met de vernietiging zou worden toegewezen. Dexia heeft zich in dit verband beroepen op verrekening van deze vordering op [echtgenoot van eiseres] met de vordering die [eiseres] op Dexia heeft.