ECLI:NL:RBAMS:2009:BK3721

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
921822 DX EXPL 07-2164
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de vernietiging van een effectenlease-overeenkomst en verjaring van het recht op vernietiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Dexia Bank Nederland N.V. over de vernietiging van een effectenlease-overeenkomst. De zaak betreft de vraag of het beroep van Dexia op verjaring van het recht op vernietiging van de lease-overeenkomst gegrond is. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis Dexia opgedragen bewijs te leveren van haar stelling dat het beroep op vernietiging is verjaard. Dexia heeft getuigen, waaronder de echtgenoot van [eiseres], gehoord. De getuigenverklaringen wezen erop dat [eiseres] pas op 9 mei 2007 op de hoogte was van de lease-overeenkomst, wat cruciaal is voor de beoordeling van de verjaring. Dexia stelde dat [eiseres] eerder op de hoogte was, maar de kantonrechter oordeelde dat deze stelling niet voldoende onderbouwd was.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat artikel 1:88 BW van toepassing is op de lease-overeenkomst en dat deze buitengerechtelijk is vernietigd. Dexia is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 11.376,44 aan [echtgenoot eiseres], vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Daarnaast is Dexia veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.333,31. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijsvoering bij verjaringskwesties en de bescherming van consumenten in effectenlease-overeenkomsten.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaak- en rolnummer: 921822 DX EXPL 07-2164
Vonnis van: 4 november 2009
F.no.: 695
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
nader te noemen [eiseres],
gemachtigde: mr. O. Diemel,
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: dw. P. Swier.
1. Verdere verloop van de procedure
1.1. Op 8 april 2009 heeft de kantonrechter een in deze zaak gewezen tussenvonnis (hierna: het tussenvonnis) uitgesproken. Voor het verloop van het proces tot dan toe, verwijst de kantonrechter naar hetgeen dienaangaande in het tussenvonnis is overwogen.
1.2. Het verdere verloop van de procedure blijkt voorts uit:
- de antwoordakte na tussenvonnis van de zijde van Dexia;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op 13 juli 2009;
- de conclusie na enquête van de zijde van Dexia;
- de conclusie na enquête van de zijde van [eiseres].
1.3. Daarna is vonnis bepaald op heden.
2. Verdere beoordeling
2.1. De kantonrechter verwijst naar en blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter Dexia opgedragen bewijs te leveren van haar stelling dat het beroep op de vernietiging van de lease-overeenkomst is verjaard. Daartoe heeft Dexia de echtgenoot van [eiseres], [echtgenoot eiseres] (hierna: [echtgenoot eiseres]), en [eiseres] doen horen als getuigen.
2.2. De getuigen [echtgenoot eiseres] en [eiseres] hebben beiden verklaard dat [echtgenoot eiseres] zijn echtgenote op 9 mei 2007 heeft verteld van de lease-overeenkomst. [eiseres] weet nog dat het op 9 mei 2007 was, omdat op die dag hun schoondochter naar het ziekenhuis was gegaan om te bevallen van hun derde kleinkind. [eiseres] heeft voorts verklaard: “Normaal maakten wij elkaars post niet open” en “Op uw vraag of ik eerder brieven van de DSI of van Dexia heb gezien antwoord ik dat ik wel vaker zakelijke post zag. Ik schonk daar geen aandacht aan. Het zegt mij niets”. [echtgenoot eiseres] heeft verklaard dat hij zijn vrouw op 9 mei 2007, zijnde de geboortedag van hun derde kleinkind, voor het eerst informeerde over de lease-overeenkomst omdat zijn vrouw op die dag de brief van DSI opende en hem vroeg wat dat was. Voorts heeft [echtgenoot eiseres] verklaard: “Het gebeurde wel vaker dat wij in elkaars aanwezigheid de post openden. Wij maakten echter in beginsel niet elkaars post open. Dat het nu wel gebeurde hing samen met die bijzondere dag”. Tevens heeft [echtgenoot eiseres] verklaard dat hij in de klachtprocedure bij het DSI een beroep heeft gedaan op het feit dat zijn echtgenote niet had meegetekend en dat hem bij staat dat te hebben opgenomen omdat hij dat “bij een programma van de VARA had gehoord”.
2.3. Volgens Dexia was [eiseres] al eerder dan mei 2007 op de hoogte van het bestaan van de lease-overeenkomst. Dexia baseert deze stelling onder andere op de grote hoeveelheid post die, niet alleen met betrekking tot de lease-overeenkomst, maar ook met betrekking tot de DSI-procedure, sinds 2000 is verzonden naar het huisadres van [echtgenoot eiseres] en [eiseres]. Dexia acht het onaannemelijk dat [eiseres], zoals zij heeft verklaard, vaker zakelijke post zag binnenkomen, maar er nooit naar doorvroeg en pas op 9 mei 2007 een brief van het DSI opende en dientengevolge op de hoogte raakte van het bestaan van de lease-overeenkomst. Naar [eiseres] heeft verklaard en Dexia niet heeft weersproken, staat echter vast dat brieven van Dexia en de Klachtencommissie DSI aan [echtgenoot eiseres] waren gericht en niet (ook) aan [eiseres]. [echtgenoot eiseres] en [eiseres] hebben voorts beiden als getuige verklaard dat zij elkaars post niet openmaakten. Dat [echtgenoot eiseres] heeft verklaard dat zij wel eens de post in elkaars aanwezigheid openden doet hier niets aan af, daar hieruit niet zonder meer volgt dat de echtelieden elkaar van de inhoud van de post op de hoogte brachten. Tevens hebben [echtgenoot eiseres] en [eiseres] beiden als getuige verklaard dat [echtgenoot eiseres] zijn echtgenote op 9 mei 2007 voor het eerst van het bestaan van de lease-overeenkomst op de hoogte heeft gebracht, toen [eiseres] de brief van het DSI heeft geopend.
2.4. Daarnaast heeft Dexia aangevoerd dat de aandelenlease affaire landelijke bekendheid verkreeg door de Tros Radar uitzending en dat toen in de media veel aandacht is besteed aan de eega-zaken, waarbij geadviseerd werd de effectenlease-overeenkomsten te laten vernietigen door de echtgenoten. Dexia stelt dat [echtgenoot eiseres] hiervan ook op de hoogte was blijkens een brief van 9 juli 2003 aan de Klachtencomissie DSI, waarin hij een beroep heeft gedaan op het feit dat zijn vrouw niet had meegetekend. Op grond hiervan gaat Dexia ervan uit dat [eiseres] al in juli 2003 op de hoogte was van het bestaan van de lease-overeenkomst. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit evenwel onvoldoende aannemelijk geworden, nu deze stelling volledig berust op een aanname door Dexia en niet wordt ondersteund door enige verklaring van de zijde van [echtgenoot eiseres] en [eiseres], noch door enig ander bewijsmiddel. Immers, in de brief van 9 juli 2003 heeft [echtgenoot eiseres] aangegeven dat zijn echtgenote op dat moment niet op de hoogte was van de lease-overeenkomst.
2.5. Nu noch uit de getuigenverklaringen, noch anderszins objectief vastgesteld kan worden dat [eiseres] eerder dan drie jaar voor 9 mei 2007 wist van de onderhavige lease-overeenkomst, faalt het beroep van Dexia op verjaring bij gebrek aan een deugdelijke feitelijke grondslag. De lease-overeenkomst moet derhalve worden geacht rechtsgeldig te zijn vernietigd, zodat alle betalingen van [echtgenoot eiseres] aan Dexia op grond van de lease-overeenkomst aan hem dienen te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [echtgenoot eiseres] op grond van de lease-overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden en de betaling van Dexia aan [echtgenoot eiseres] op grond van het bindend advies van de Klachtencommissie DSI.
2.7. Vast staat dat [echtgenoot eiseres] op grond van de lease-overeenkomst in totaal € 24.173,30 aan Dexia heeft betaald en dat Dexia op de voet van het bindend advies van de Klachtencommissie DSI op 4 augustus 2008 een bedrag van € 8.299,34 aan [echtgenoot eiseres] heeft uitgekeerd. Uit de door Dexia verstrekte specificatie van de over en weer betaalde en ontvangen bedragen, die [eiseres] niet heeft weersproken, leidt de kantonrechter voorts als vaststaand af dat [echtgenoot eiseres] € 4.497,52 aan dividenden heeft ontvangen. Mitsdien dient een bedrag van € 11.376,44 aan [echtgenoot eiseres] te worden gerestitueerd.
2.8. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt. Vaststaat dat uit de brief van Dexia van 21 november 2007 blijkt dat zij de vernietiging van de lease-overeenkomst niet aanvaardt. In een dergelijk geval treedt verzuim in zonder ingebrekestelling. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 21 november 2007 over het totaal van de voor die datum door [echtgenoot eiseres] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [echtgenoot eiseres] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden). Over de na 21 november 2007 door [echtgenoot eiseres] aan Dexia gedane betalingen is wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag van elke betaling, verminderd met de over de na 21 november 2007 door [echtgenoot eiseres] van Dexia ontvangen uitkeringen (waaronder dividenden en de betaling op grond van het bindend advies van de Klachtencommissie DSI) berekende wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst van die uitkeringen.
2.9. Gelet op de uitkomst van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomst van toepassing is en dat de lease-overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd;
II. veroordeelt Dexia om aan [echtgenoot eiseres] te betalen € 11.376,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 21 november 2007 door [echtgenoot eiseres] aan Dexia gedane betalingen verminderd met het totaal van de voor die datum door [echtgenoot eiseres] van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf 21 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 21 november 2007 aan Dexia verrichte betaling vanaf het moment van betaling, verminderd met de wettelijke rente over de na die datum van Dexia ontvangen uitkeringen vanaf het moment van ontvangst, tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht € 199,--
voor het exploot van dagvaarding € 84,31
voor salaris van gemachtigde € 1.050,--
totaal € 1.333,31
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
IV. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. C.S. Schoorl, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter