RECHTBANK AMSTERDAM,
SECTOR KANTON, LOCATIE AMSTERDAM
KKnummer: 773KK09
5
datum: 12 augustus 2009
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
in persoon procederend,
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.M. Langeloo.
Partijen worden verder aangeduid als [eiser] en Ymere.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 28 juli 2009 een voorziening gevorderd als in dat exploot omschreven.
De mondelinge behandeling heeft ter terechtzitting van 5 augustus 2009 plaatsgevonden. Partijen zijn gehoord. De gemachtigde van Ymere heeft pleitnotities overgelegd.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1.1 In dit geding wordt uitgegaan van het volgende.
1.2 Ymere verhuurt aan [eiser] een woning aan de [adres].
1.3 Bij tussen [eiser] en Ymere op 30 september 2008 gewezen vonnis van deze rechtbank, sector kanton, is [eiser] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Ymere, tot op de datum van dat vonnis bepaald op € 400,00 als salaris van de gemachtigde van Ymere.
1.4 Bij exploot van 1 juli 2009 is dit vonnis aan [eiser] betekend met bevel tot betaling van voormeld bedrag en van de kosten van het exploot.
2.1 [eiser] vordert -samengevat- schorsing van de executie van het vonnis.
3.1 Primair werpt Ymere op dat de kantonrechter onbevoegd is van de vordering kennis te nemen. Subsidiair betwist zij de vordering.
4.1 Naar aanleiding van de door Ymere primair opgeworpen exceptie, maar ook ambtshalve, zal de kantonrechter moeten beoordelen of hij bevoegd is tot berechting van het geschil.
4.2 Ingevolge artikel 438 eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden geschillen die in verband met een executie rijzen gebracht voor de rechtbank.
4.3 Het tweede lid van artikel 438 Rv bepaalt dat voor het verkrijgen van een voorziening bij voorraad het geschil ook kan worden gebracht in kort geding voor de voorzieningen-rechter van de volgens het eerste lid bevoegde rechtbank.
4.4 Ingevolge artikel 254 lid 1 Rv is in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, de voor-zieningenrechter bevoegd deze te geven.
4.5 Het vierde lid van artikel 254 Rv bepaalt dat in zaken die ten gronde door de kanton-rechter worden behandeld en beslist ook de kantonrechter bevoegd is tot het geven van een voorziening als hiervoor bedoeld.
4.6 Deze bepalingen leiden, in onderlinge samenhang bezien, tot het oordeel dat de kantonrechter niet bevoegd is tot berechting van een executiegeschil in kort geding.
4.7 Het tweede lid van artikel 438 Rv verklaart te dien aanzien "de voorzieningenrechter" bevoegd, zonder ook de kantonrechter te noemen en/of een uitzondering te maken voor gevallen waarin het vonnis waarvan de executie wordt bestreden door de kantonrechter is gewezen.
4.8 Ingevolge artikel 50 van de Wet RO moet onder "voorzieningenrechter" worden verstaan degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer die is gevormd voor het behandelen en beslissen van zaken waarvoor in verband met onverwijlde spoed een voorziening wordt gevraagd. Het derde lid kent aan deze rechter de aanspreektitel van president in kort geding toe.
4.9 Dat artikel 254 lid 4 Rv in kantonzaken aan de kantonrechter de bevoegdheid geeft tot het geven van een voorziening in kort geding en dat daarbij van toepassing is verklaard hetgeen omtrent de voorzieningenrechter is bepaald, betekent nog niet dat de kanton-rechter is aan te merken als "de voorzieningenrechter" als bedoeld in de artikelen 50 Wet RO en 438 lid 2 Rv.
4.10 De kantonrechter is daarom niet bevoegd tot berechting van een executiegeschil.
4.11 Een andere opvatting zou er bovendien toe leiden dat in een executiegeschil het kort geding door de kantonrechter zou kunnen worden berecht terwijl "de zaak ten gronde"
-het geschil ex artikel 438 lid 1 Rv- exclusief behoort tot de kennisneming door de civiele sector van de rechtbank. Dat is niet te rijmen met de in artikel 254 lid 4 neergelegde be-perking van de "actieradius" van de kantonrechter in kort geding tot zaken die ten gronde door hem worden behandeld.
4.12 Voorts moet bedacht worden dat de onderwerpen die in een executiegeschil betreffende een uit¬spraak van de kantonrechter aan de orde worden gesteld niet noodzakelijkerwijs betrekking behoeven te hebben op rechtsgebieden waarop de kantonrechter bij uitsluiting bevoegd is. Veelal zal dat juist niet het geval zijn, omdat een executiegeschil niet mag dienen als verkapt rechtsmiddel en de inhoud van het vonnis in dat geschil dus niet of nauwelijks aan de orde kan komen.
4.13 De zaak zal worden verwezen. Voor wat betreft deze instantie moet [eiser] worden aangemerkt als in het ongelijk gestelde partij en worden veroordeeld in de kosten van het geding.
De kantonrechter verklaart zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen.
De zaak wordt in de stand waarin deze zich bevindt verwezen naar de voorzieningenrechter in de civiele sector van deze rechtbank. Voortzetting van het kort geding kan door [eiser] worden bewerkstelligd door aan het bureau kort geding van die sector te vragen een datum te bepalen voor de behandeling door de voorzieningenrechter. Bij de voorzieningenrechter zal [eiser] bij advocaat moeten verschijnen; Ymere kan "in persoon" of vertegenwoordigd door een advocaat verschijnen.
[eiser] wordt veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van Ymere tot op deze uitspraak begroot op € 400,00 als salaris van de gemachtigde van Ymere.
Deze kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. S.G. Ellerbroek, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2009 in aanwezigheid van de griffier.