ECLI:NL:RBAMS:2009:BK5114

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07-4161 WET
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid stadsdeel bij verkeersbesluit over fietspad en onvolledige besluitvorming

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 oktober 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer. De eiser heeft beroep ingesteld tegen een verkeersbesluit van 18 september 2009, waarbij een fietspad tussen het Ma Braunpad en de Osdorperweg als recreatief (onverplicht) fietspad is aangewezen. Eiser betoogde dat het stadsdeel niet bevoegd was om dit besluit te nemen, aangezien het fietspad deel uitmaakt van het Hoofdnet Fiets. De rechtbank heeft de bevoegdheid van het stadsdeel om een verkeersbesluit te nemen bevestigd, maar oordeelde dat de besluitvorming onvolledig was. De rechtbank stelde vast dat het aangevochten besluit geen beslissing bevatte over de ventweg, die als alternatief voor het (brom)fietsverkeer dient. Dit was noodzakelijk, omdat de verkeersbesluiten met betrekking tot het fietspad op de dijk invloed hebben op de verkeersbewegingen op de ventweg.

De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel en vernietigde het besluit. De rechtbank droeg verweerder op om binnen twaalf weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de onwenselijke situatie die was ontstaan op de ventweg. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten van de eiser. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de noodzaak om alle relevante verkeersaspecten in overweging te nemen bij het nemen van verkeersbesluiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07/4161 WET
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. F.C. Schirmeister,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde verweerder].
1. Procesverloop
Verweerder heeft bij besluit van 18 september 2009 het fietspad tussen het Ma Braunpad en de Osdorperweg als recreatief (lees: onverplicht) fietspad aangewezen (hierna: het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit rechtstreeks beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 september 2009. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij voornoemde gemachtigde.
2. Overwegingen
1. Op 9 juni 2005 heeft Oranjewoud in opdracht van het stadsdeel een rapport uitgebracht over de oorzaken van het verzakken van het fietspad ten zuiden van en langs de Haarlemmerweg. Dit fietspad is gelegen op een oude dijk. Oranjewoud komt met twee oplossingen, te weten een fietspad op palen of het kappen van bomen.
2. Op 3 april 2007 heeft verweerder een ontwerp-verkeersbesluit bekendgemaakt. Eiser heeft hiertegen een zienswijze ingediend.
3. In augustus 2007 is door DTV Consultants in opdracht van het stadsdeel een tweede rapport uitgebracht.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit fietspad tussen het Ma Braunpad en de Osdorperweg aangewezen als recreatief/onverplicht fietspad. De intrekking van de functie “verplicht fietspad” geschiedt door verwijdering van de verkeersborden G12a van Bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. De aanwijzing tot “onverplicht fietspad” geschiedt door plaatsing van de verkeersborden G13 en G14 van Bijlage 1. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat het oude harde asfalt is vervangen door een losse verharding van steenkorrels. Als gevolg hiervan is het fietspad niet meer geschikt als doorgaand fietspad. Om fietsers een veilig comfortabel alternatief te bieden, is de ventweg langs de Haarlemmerweg geasfalteerd.
5. In beroep heeft eiser aangevoerd dat verweerder had beloofd het “oude” fietspad over de dijk in 2006 te renoveren. Verweerder heeft dit nagelaten. Door het fietspad moeilijk begaanbaar te maken en de ventweg te asfalteren, is een ongewenste situatie ontstaan. De situatie op de ventweg is gevaarlijk voor alle gebruikers door de hoge snelheid van de bromfietsers, door het feit dat het achteropkomende verkeer niet hoorbaar is, door de op- en afritten van de omliggende woningen, doordat de ventweg slechts 3 meter breed is, het vrachtverkeer met moeite kan passeren, het opspattende water bij regen en de toenemende criminaliteit. Verweerder heeft voorts niets gedaan met het alternatief wat door eiser naar voren is gebracht.
Ter zitting is namens eiser voorts nog aangevoerd dat het stadsdeel niet bevoegd is om een verkeersbesluit te nemen ten aanzien van een fietspad dat onderdeel uitmaakt van het Hoofdnet Fiets.
Bevoegdheid stadsdeel
6. Langs de Haarlemmerweg ligt een fietsroute die tot het Hoofdnet Fiets behoort. In het Beleidskader Hoofdnetten (hoofdstuk 4) staat aangegeven dat wegen die tot het Hoofdnet Fiets behoren snel, comfortabel, verkeersveilig en sociaal veilig dienen te zijn. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het fietspad op de dijk gelet door de aanwijzing van recreatief fietspad en het aanbrengen van een losse verharding van steenkorrels geen deel (meer) uitmaakt van het Hoofdnet Fiets. Doordat verweerder de ventweg als alternatieve route heeft aangemerkt en de ventweg heeft geasfalteerd gaat de rechtbank ervan uit dat de ventweg (voortaan) tot het Hoofdnet Fiets behoort.
7. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder bevoegd is een verkeersbesluit te nemen ten aanzien van een fietspad dat deel uitmaakt van het Hoofdnet Fiets. De rechtbank verwijst naar hetgeen in het Beleidskader Hoofdnetten, bij partijen bekend, is bepaald. Hierin wordt gesteld dat de Verordening op de stadsdelen aangeeft welk bestuurlijk orgaan waarvoor bevoegd is (zie pagina 6).
8. Ingevolge artikel 26 van de Verordening op de stadsdelen worden de bevoegdheden van de Centrale Stad overgedragen naar de stadsdelen tenzij deze bevoegdheid op bijlage lijst A is vernoemd. De bevoegdheid tot het nemen van een verkeersbesluit ten aanzien van het Hoofdnet Fiets is niet vermeld op de bijlage lijst A. Het bepaalde in de Nota Stedelijk Infrastructuur brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. In hoofdstuk 6 is niet meer bepaald dan dat de Centrale Stad de plannen en maatregelen van de stadsdelen bij aanleg, groot onderhoud en vervanging van (delen van) wegen die onderdeel uitmaken van het Hoofdnet Fiets toetst.
Ten gronde
9. In artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is bepaald dat de krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van verkeer.
10. Op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: BABW) – voor zover hier van belang – moeten verkeersbesluiten met redenen zijn omkleed. In ieder geval wordt aangegeven welke doelstelling met het verkeersbesluit wordt beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
11. De bevoegdheid tot het nemen van verkeersmaatregelen kent ruime beoordelingsmarges, waarbinnen het daartoe bevoegde bestuursorgaan de belangen die bij het nemen van een verkeersbesluit zijn betrokken tegen elkaar afweegt.
12. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit enkel verkeersbesluiten bevat met betrekking tot het fietspad op de dijk. Anders dan verweerder meent, bevat het bestreden besluit niet tevens een verkeersbesluit inzake de ventweg. Ter zitting is gebleken dat nog geen verkeersbesluit inzake de ventweg is genomen. Naar het oordeel van de rechtbank had dit wel gemoeten, omdat de verkeersbesluiten met betrekking tot het fietspad op de dijk rechtstreeks van invloed zijn op de verkeersbewegingen op de ventweg. Immers, blijkens het bestreden besluit, dient de ventweg als alternatief voor doorgaande fietsers. Voorts blijkt uit het bestreden besluit dat het (brom)fietsverkeer op de ventweg is toegenomen door het terugbrengen van het fietspad op de dijk tot recreatief fietspad.
13. De rechtbank acht de onderhavige besluitvorming reeds hierom onvolkomen. Dit brengt mee dat het bestreden besluit in aanmerking komt om te worden vernietigd wegens strijd met het in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde zorgvuldigheidsbeginsel. Voorts strijdt het bestreden besluit met het in artikel 3:46 van de Awb. Het rapport van DTV Consultants bevat namelijk een aantal aanbevelingen omdat, kort gezegd, de huidige situatie op de ventweg verwarring veroorzaakt onder de weggebruikers. Zowel (brom)fietsers als gemotoriseerd bestemmingsverkeer mogen op dit moment van de ventweg gebruik maken. Gelet hierop kan niet zonder meer worden volgehouden dat de ventweg een veilig alternatief is, zoals in het bestreden besluit staat opgemerkt.
14. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen binnen twaalf weken gelet op de lange duur van de zaak en het feit dat verweerder al van meet af aan erkend heeft dat door het bestreden besluit een onwenselijke situatie is ontstaan op de ventweg.
15. De rechtbank zal verweerder opdragen het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de kosten die eiser voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op € 322,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting).
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na het verzenden van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 143,- (honderd drieënveertig euro) aan eiser dient te betalen;
- veroordeelt verweerder in de kosten van eiser van deze procedure tot een bedrag van € 322,- (driehonderd tweeëntwintig euro), te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. C.S. de Waal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2009.
de griffier, de rechter,
Rechtsmiddel
Belanghebbenden en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken na verzending van de uitspraak.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB