RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/4497 BESLU
uitspraak van de voorzieningenrechter
[verzoekster],
wonend te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. M. van Bommel,
het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Noord van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.R. Slot en [gemachtigde verweerder].
Verzoekster heeft een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoekster ingediende bezwaar tegen het besluit van verweerder van 21 september 2009 (het bestreden besluit).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 oktober 2009. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
1.1. Verzoekster organiseert regelmatig bingoavonden in het [A].
1.2. Verweerder heeft aan verzoekster bij brief van 20 maart 2009 een vooraankondiging toegezonden, waarop verzoekster een zienswijze heeft ingediend. Op 9 april 2009 heeft een zienswijzegesprek plaatsgehad tussen verzoekster en verweerder.
1.3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoekster gelast de bingoactiviteiten vanaf 25 september 2009 te staken en gestaakt te houden, bij overtreding waarvan verzoeker een dwangsom verbeurt van € 10.000,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 30.000,-.
1.4. Ingevolge artikel 1, sub a, van de WoK is het - voor zover hier van belang - verboden gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend.
1.5. Ingevolge artikel 7a van de WoK is het bepaalde in artikel 1 niet van toepassing op ondermeer het organiseren van kleine kansspelen.
1.6. Ingevolge artikel 7c, eerste lid, van de WoK wordt onder het organiseren van het kleine kansspel verstaan het door een ten minste drie jaar bestaande Nederlandse vereniging beleggen van een bijeenkomst, waar gelegenheid tot het deelnemen aan het kleine kansspel wordt gegeven, waarbij de prijzen of premies in geld of goederen, die door de deelnemers aan het spel kunnen worden verkregen, geen hogere waarde hebben dan € 400,- per serie of set en de gezamenlijke waarde daarvan niet meer bedraagt dan € 1.550,- per bijeenkomst. De vereniging dient een krachtens haar statuten duidelijk omschreven doel te dienen, niet zijnde de beoefening van enigerlei vorm van kansspel, ten bate van een genoemd, niet met het algemeen belang in strijd zijnd doel.
1.7. Ingevolge artikel 7c, tweede lid, sub a, van de WoK is het verboden een bijeenkomst, waar gelegenheid tot het deelnemen aan het kleine kansspel wordt gegeven, te organiseren indien niet ten minste veertien dagen tevoren aan burgemeester en wethouders van de gemeente, waar de bijeenkomst zal plaatsvinden, op door hen aan te geven wijze of bij gebreke waarvan bij aangetekend schrijven, mededeling is gedaan van de plaats waar en het tijdstip waarop de bijeenkomst wordt georganiseerd.
1.8. Ingevolge artikel 7c, derde lid, van de WoK verbieden burgemeester en wethouders zodanige bijeenkomst, indien op de, in de in het voorgaande lid bedoelde mededeling aangegeven dag in de mede daarin aangemelde lokaliteit reeds een soortgelijke bijeenkomst zal plaatsvinden, of indien aannemelijk is dat een of meerdere leden van de vereniging die de bijeenkomst organiseert, persoonlijk voordeel daaruit verwerven dan wel dat bij de wet of door hen gestelde voorschriften niet zullen worden nageleefd of zodanige voorschriften niet zijn nageleefd.
Beoordeling van het geschil
1.9. Bij het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat verzoekster een kansspel organiseert in strijd met artikel 1, aanhef en onder a, van de WoK. Er is geen sprake van de uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 7c van de WoK, omdat de prijzen die worden uitgekeerd te hoog zijn, de avonden niet zijn aangemeld en de opbrengst niet voor een goed doel zijn bestemd.
1.10. Verzoekster stelt dat zij door het bestreden besluit onevenredig hard wordt geschaad omdat zij niet meer in haar eigen inkomen kan voorzien. Voorts betoogt verzoekster dat zij al twintig jaar bingo’s organiseert en de gemeente dit altijd heeft toegelaten. Zij wenst dat haar een redelijke overgangstermijn wordt gegund om de bingo’s zo te organiseren dat wordt voldaan aan artikel 7c van de WoK. Als voorlopige voorziening vraagt zij het besluit van 21 september 2009 te schorsen.
1.11. Ter zitting is gebleken dat verweerder de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde redenen om verzoekster te gelasten de bingoactiviteiten te staken, niet langer handhaaft. Thans stelt verweerder zich op het standpunt dat, ook ingeval het uitgekeerde prijzengeld in overeenstemming met de WoK zou zijn, op andere punten sprake is van een met de WoK strijdige situatie. Daartoe stelt verweerder dat de bingoactiviteiten niet worden georganiseerd door een reeds drie bestaande Nederlandse vereniging, maar door verzoekster met haar eenmanszaak [eenmanszaak]. De opbrengsten van de bingoactiviteiten komen geheel ten goede aan haar eigen onderneming.
1.12. Ter zitting is gebleken dat verzoekster er zich van bewust is dat haar huidige wijze van organiseren van bingoactiviteiten niet in overeenstemming is met de regelgeving op grond van de WoK. Ze is voornemens op zeer korte termijn een vergunning aan te vragen als bedoeld in artikel 1 van de WoK en/of er voor zorg te dragen dat op korte termijn aan de gestelde voorwaarden van artikel 7c wordt voldaan. Zij zal dan de bingo’s gaan organiseren via de Vereniging Jong en Oud, onder welke vlag zij in het verleden ook al bingoactiviteiten heeft verricht.
1.13. De voorzieningenrechter overweegt dat voor partijen niet meer in geschil is dat de bingoactiviteiten van verzoekster niet in overeenstemming zij met de WoK en dat er ook geen mogelijkheid is om deze activiteiten op naam van verzoekster te legaliseren. De vraag of dat wel mogelijk is in de vorm van een vergunning, dan wel georganiseerd als klein kansspel zoals bedoeld in artikel 7c van de WoK, onder de vlag van de Vereniging Jong en Oud, kan in deze procedure niet aan de orde komen.
1.14. Verzoekster wil tijd om haar activiteiten onder te brengen in de Vereniging Jong en Oud. Dat heeft enige tijd nodig en om in haar inkomsten te blijven voorzien verzoekt zij schorsing van het besluit om die tijd te overbruggen.
De voorzieningenrechter zal ter beoordeling van dat verzoek de belangen van verzoekster en verweerder tegen elkaar afwegen.
1.15. Verweerders belang is gelegen in het handhaven van de wettelijke bepalingen van de WoK, waarbij openbare orde-aspecten spelen. Verzoeksters belang is gelegen in het continueren van de inkomsten die zij uit haar bingoactiviteiten verwerft.
1.16. Gezien de lange duur dat verzoekster al bingoactiviteiten organiseert, naar haar eigen zeggen ongeveer 20 jaar, zonder daarbij iets in de weg is gelegd door verweerder dan wel andere autoriteiten, komt de wens om een overgangstermijn om zich aan te passen aan een nieuwe situatie op zich niet ongerechtvaardigd over.
Uit het zienswijzegesprek van 9 april 2009 blijkt echter dat het op dat moment voor verzoekster al duidelijk moet zijn geweest dat voortzetting van het organiseren van bingoactiviteiten als eenmanszaak niet haalbaar zou zijn. Zij had dus op dat moment kunnen beginnen met maatregelen om haar activiteiten op andere wijze te gaan organiseren, maar heeft ervoor gekozen, zoals ter zitting ook erkend, niets te ondernemen.
Verder heeft verzoekster ter zitting meegedeeld nu te gaan werken aan voortzetting van haar activiteiten onder de noemer van de Vereniging Jong en Oud, terwijl zij tevens heeft meegedeeld dat zij inmiddels bingo’s organiseert in Den Haag en dat zij daaruit inkomsten ontvangt.
1.17. De voorzieningenrechter is van oordeel, gelet op de hiervoor genoemde factoren en in aanmerking nemend de betrokken belangen, dat het belang van verweerder bij het beëindigen van de bingoactiviteiten van verzoekster, die in strijd met de WoK zijn, een zwaarder gewicht moet worden toegekend dan aan het louter financiële belang van verzoekster, waarbij geldt dat zij in het gemis aan inkomsten al gedeeltelijk heeft voorzien.
1.18. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P. Smit, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H. van Hoeven, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2009.
de griffier de voorzieningenrechter
Afschrift verzonden op:
DOC: C